zaterdag 29 december 2012


VENESTRAAT 20
KLINKERT

Jan Klinkert (1889 – 1962), gepromoveerd in de scheikunde, is de eerste eigenaar/bewoner van Venestraat 20. Samen met zijn in Riga geboren Russische vrouw Elsbeth Corona Dannenberg heeft hij meer dan veertig jaar, tot 1961, in de straat gewoond. 
Als ik er één had mogen vragen naar zijn ervaring  en belevenis in de Venestraat was het dit stel geweest. Hij was één van de twee broers-directeuren van de fabriek op de hoek van Venestraat en de Hertenstraat, officieel geadresseerd in de Hertenstraat. Jan Klinkert is kinderloos gestorven.

Zijn broer Hendrik, medefirmant, is tweemaal getrouwd. Uit zijn eerste huwelijk met Ariette Meulenhoff heeft hij twee dochters: Gerarda (1909) en Albertina Clasina (1911); zijn tweede huwelijk, met Dieuwke Kramer schenkt hem een zoon: Johan Fedde (1930).

Voor de geschiedenis van Jan, Elsbeth en de Zwolse verffabriek tasten wij in zoverre in het duister, dat Elsbeth eenmaal weduwe geworden een nicht in Argentinië als erfgename aanwees. Dat heeft in elk geval niet geleid tot overdracht van foto's en documenten  van het archief van deze tak van de klinkerts aan een (Nederlands) archief. Wat er aan 'archief' is overgebleven,  is voor een deel naspeurbaar bij het Historisch Centrum Overijssel. Bij het HCO zijn het de dossiers van de Kamer van Koophandel. Voor een ander, (groter) deel ligt er een een ander in het Nationaal Archief. Dat  is overigens tot 2021 beperkt openbaar en heeft betrekking op de strafzaak tegen Jan Klinkert in het kader van de bijzondere rechtspleging en op de dienstbaarheid van de fabriek aan de vijand tijdens de Duitse bezetting.

Jan is dus veroordeeld vanwege zijn commerciële collaboratie met Nazi-Duitsland. Wat je noemt 'fout' in de oorlog, maar verder stond hij geenszins bekend als 'nazi'. Verwarrend is dan ook dat in Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, Volume 114, Nummers 3-4 te lezen is: "Tenslotte kan de geroofde verffabriek slechts de fabriek van Klinkert in Wapenveld betreffen. In de hongerwinter voelde de Duitsgezinde eigenaar zich zodanig bedreigd dat hij met medenemen van zijn fabriek naar Duitsland vertrok."
Kwestie van klok en klepel, want de fabriek was immers reeds in 1942 in Duitse handen overgegaan. Met de 'Duitsgezinde eigenaar' moet Jan Klinkert zijn bedoeld, één van de twee voormalige eigenaren, en die heeft echt niet z'n boeltje opgepakt om naar Duitsland te verhuizen.
'Duitsgezind' was Jan in tegenstelling tot zijn broer en compagnon Hendrik in elk geval wel inzoverre dat hij reeds in het begin van de oorlog samenwerking zou hebben gezocht met Duitse verfproducenten en wellicht toen al uit was op een verkoop van het gehele bedrijf, buiten medeweten van de familieleden-aandeelhouders en mededirecteur Hendrik.

Terug naar de oorsprong: hier het verkorte feitenrelaas voor dit bedrijf.
De oorsprong van dit bedrijf gaat terug tot 1843 toen de gebroeders S. en A. Jacobs een lakstokerij opstartten.  Omstreeks 1873 werd het bedrijf verkocht aan de firma Klinkert, Ansingh en Borneman, om in 1882 als Fa. Klinkert en Co te worden voortgezet.  In het begin van de 20e eeuw namen de zoons Klinkert Jan en  Hendrik (1882 - 1951) de zaak over van hun vader Albertus Clazienus (1854 – 1915). (Hun grootmoeder was trouwens een Buijsman, een vooraanstaande familie in Zwolle waarvan ook Derk Buijsman deel uitmaakte, de vermogende filantroop die tevens de naamgever is van de parallelstraat zuidelijk van de Venestraat.)

De basis voor het bedrijf in de Hertenstraat is overigens niet het onder achitectuur gebouwde kantoor met magazijnen (zie bovenstaande foto) dat de tand des tijds goed doorstaat  -als eensdeels appartementengebouw en anderdeels AFAC-fietsenopslag-, maar dat waren de productieloodsen die schuin aan de overkant lagen. Daar waar nu het enkele jaren geleden gebouwde woonzorgcomplex Anna Heerkens staat. Ons staat dat terrein nog helder voor ogen als de 'Kringloop’. Oudere buurtbewoners refereren eraan als de VAD-garage: Hertenstraat 8.
Bog weer even terug naar 1843: dan krijgen de broers Jacobs als gezegd een vergunning om hier op een terrein tussen de Tuinstraat en het Groenewegje een lakstokerij te beginnen in het toen nog nauwelijks bebouwde buitengebied van de stad Zwolle, temidden van de kwekerijen en tuinen van de stedelijke groentehandelaren. In een aantal loodsen en met de van oude ansichtkaarten bekende hoge fabrieksschoorsteen werden daar de lakken gestookt en de verven en vernissen bereid. Op onderstaande ansicht priemt vanaf de Hoge Spoorbrug gezien de schoorsteen van Klinkert omhoog. .

Dan is er nog geen Hertenstraat maar slechts een pad, het Groenewegje dat langs een (stinkende) sloot, het Molenwater, loopt. Op een goed moment is rond de eeuwwiseling van 1900 een deel van dat pad verhard precies tot aan het ommuurde fabrieksterrein van de lakstokerij.  Aanvankelijk lag de ingang van het fabrieksterrein aan de Tuinstraat, waar onlangs een organisatie voor Beschermd Wonen nieuwbouw heeft gepleegd. Dat woongebouw ligt een tikje terug van de rooilijn: daar dus. De huizen rechts daarvan waren eertijds bedrijfswoningen van de verffabriek / lakstokerij.


De Tuinstraat, althans het begin daarvan, is nog juist te zien aan de linkerkant van de rechter straat, toen Deventersestraat. De achterkant van loodsen van de verffabriek is zichtbaar aan de rechterkant van de linker straat, nu Hertenstraat.
Zoals gezegd moest Jan Klinkert met het einde van de oorlog en het herstel van het Nederlandse gezag direct stoppen met alle activiteit. Op het bedrijf werd beslag gelegd. Zelf werd hij garresteerd en naar het Huis van Bewaring gebracht, later geïnterneerd in de kazerne van Wezep die dienst ging doen als 'kamp' voor NSB'ers, landverraders en anderen die beschuldigd werden van onvaderlandslievend gedrag.
Zijn oudere broer Hendrik, compagnon en medefirmant tot het moment van de Duitse bedrijfsovername, heeft ook moeten verschijnen voor het tribunaal van de bijzondere rechtspleging, maar is dadelijk vrij gesproken.
Uit mondelinge overlevering komt de bewering dat het toch al niet boterde tussen Hendrik en Jan, omdat Jan als gewiekst zakenman succesvol is en Hendrik als zakenman zoveel minder in z'n mars zou hebben gehad. Bovendien voelde Hendrik van de aanvang aan niet voor samenwerking met Duitse bedrijven en de Duitse Wehrmacht. 

In 1953 is het bedrijf Klinkert en Co ook formeel geliquideerd, na de nodige tussenstappen waarop ik nog hoop terug te komen. De schoorsteen is dan al afgebroken.
De fabriek had in de oorlog een Duitse geur. Sommige buurtbewoners dachten zelfs dat Klinkert een Duitser was. Wellicht mede vanwege zijn exotische vrouw, Elsbeth, een Letse die met een zwaar Duits accent sprak. 
Op de dag van de bevrijding is van overheidswege dadelijk beslag gelegd op het bedrijf. De fabriek produceerde in elk geval ook en vooral voor de Duitse oorlogsinspanning.

De kaart eind jaren 20. Kijk de Hertenstraat eens vanaf de hoek van de Hertenstraat naar de Zeven Alleetjes. Ik heb de beide bedrijfsterreinen van Klinkert roodomkranst en Venestraat 20 met de deur naar de fabriek groen.


Het terrein aan de overkant van de Hertenstraat heeft vervolgens verschillende bestemmingen gehad: de clichéfabriek De Bruyn als eerste, meen ik, daarna het vaten- en emballagebedrijf Van Berkum dat op de Marslanden nog steeds bedrijfsactiviteiten uitvoert in deze branche, met enkele spoelinstallaties. Naar verluidt is er ook een zeepfabriek actief geweest maar ik moet nog te weten zien te komen wie en wat, en daarna dan de autobusremise van de VAD tot de Stichting Kringloopwinkel en tot slot nog even een schoenenoutlet.


Hier komen 'de geuzen' om deze geschiedenis te slopen ten gunste van het woonzorgcomplex. Typisch van die plaatjes wie-is-de-wethouder?
    

zondag 23 december 2012



VENESTRAAT 16
RUDELSHEIM, moeder en zoon


Bezig met de doopceel van Drenth, viel mij in dat ook mevrouw (weduwe) Rüdelsheim-Leezer sigarenhandelaarster was. Ik moet nog eens trachten na te gaan waar zij haar zaak had.
Met haar zoon woonde zij ná het vertrek van garnizoenscommandant Joosten op nummer 16 in de Venestraat. Dat was dus vóór de oorlog. 'Drenth' was in de jaren 50.  
Mevrouw Rüdelsheim inwonende zoon zal een flink deel van de kost verdiend hebben. Hij was hoofdcommies bij de Raad van de Arbeid en dat was in die dagen geen kattepis. Amibiteus en met een verreikende politieke belangstelling.
Deze inwonende zoon is in 1933 verhuisd naar de Oranje Nassaulaan. Nogal wat Venestraters verkasten naar de Veerallee naarmate zij een hogere tree van de maatschappelijke lader bereikten. 
En dat deed J.M. Rudelsheim zeker. Hij had zitting in het hoofdbestuur van de voorloper van de VVD, de Vrijzinnige Democratische Bond (van Oud), was lid van de gemeenteraad en werd daarnaast gekozen in Provinciale Staten van Overijssel. Na de oorlog werd hij lid van de Partij van de Arbeid, zoals vele Vrijzinnig Democraten bij de opheffing van hun bond. 
Tezelfdertijd werd hij gekandideerd voor de Tweede Kamerverkiezingen. Bij mijn weten heeft hij daarin geen zitting gehad. Het zou ook wel veel van het goede zijn geweest. Hij is in het harnas gestorven, onverwacht, terwijl hij in functie was als lid van het College van Gedeputeerde Staten van Overijssel, 63 jaar nog slechts.
Het Provinciehuis stond in de Diezerstraat en dat is nu de Openbare Bibliotheek. Omdat het altijd leuk is de eindjes aan elkaar te knopen vertel ik erbij dat ik als lid van het bestuur van de bibliotheek vergaderd heb in dezelfde vergaderkamer als Rudelsheim indertijd.
Een zeer actieve man, na een veelbewogen leven. Zijn joodse moeder, mevrouw Rudelsheim, is op 10 april 1940 overleden en heeft daardoor de verschrikking van de oorlog voor in het bijzonder de Joodse families niet hoeven meemaken. Haar zonen hebben de oorlog overleefd door onder te duiken, vanuit de Oranje Nassaulaan. J.M. was toen al getrouwd met G.W.G. Hamer. Zij schenkt zijn boeken na zijn overlijden aan het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis.
Het instituut maakt  afzonderlijk melding van de ontvangst van een manuscript van Rudelsheims hand: 'De reorganisatie van de sociale verzekering', typoscript, c. 1940.
Ik ga er tenminste van uit dat het een tekst is van zijn eigen hand. Hij werkte daar en waarom zou hij anders een tekst (van een ander) aan dit gerenommeerde instituut willen sturen.
Later, na de oorlog, heeft hij nog een paar maal de publiciteit gehaald met teksten onder zijn eigen naam als  Nieuwe oeververbindingen in Zwolle, uitgegeven door de Commissie Verkeer van de Zwolsche Gemeenschap, 1946, 9 pagina's, en Overijssel als toeristenland: beschouwingen, wensen, plannen, uitgegeven door de V.V.V. Overijssel, 1955, 32 pagina's. 

Hier als kandidaat voor de Vrijzinnig Democratische Bond (onder leiding van Oud in het midden) staat zijn portretje onderaan, tweede van links.

Hij stierf 20 maart 1958.

In de verslagen van de gemeenteraad en provinciale staten (in 1940 en 1941) staat de joodse Rudelsheim schrijnend gemeld als afwezig, hoezeer hij toen ook in leven was tegen de uitdrukkelijk wens van de Duitse bezetter. Ook de afwezige Troostwijk was van een joodse familie.
.

Rudelsheim was in het college van gedeputeerde Staten van Ocverijsel berlast met Financien, dat wil zeggen niet alleen de provinciale financën maar ook met het toezicht op de gemeente-financien. De gemeentelijke begrotingen en ook de begrotingen van de waterschappen waren toen nog onderworpen aan het toezicht van de provincie in casu gedeputeerde staten. Tegenwoordig doen de gemeenten het liefst of de provincie helemaal niet bestaat of alleen als subsidiënt, toen konden de gemeenten echt niet om de provincie heen, getuige ook deze (toegegeven: wel erg oubollige) anecdote uit het boek De lakens uitdelen in Overijssel. Over burgers en bestuurders (1987) waarin Rudelsheim zich laat gelden:


zaterdag 22 december 2012


VENESTRAAT hoek HERTENSTRAAT (34)
Jarenlange bewoner Vinke was etaleur.

Dit huis heeft heel lang staan verpauperen, een dichtgeslagen oog op de kruising van Herten- en Venestraat. Het officiële adres is Hertenstraat 34.
En juist toen nog geen maand geleden op de andere hoek de ooievaar neerstreek en daar Sari bracht, richtte ook het kreupele pandje aan de overkant zich op. Het werd verkocht op een veiling, kreeg een nieuw dak, werd inwendig verbouwd en staat nu te koop.
Heel lang heeft B. Vinke hier gewoond. Maar wat hij deed voor de kost, moet ik nog zien te achterhalen. Inmiddels: B. Vinke was etaleur.

Overigens heb ik steeds gedacht dat hier Wiendelt Drenth zijn sigarenwinkel had. Maar Drenth had dat winkeltje in de Venestraat, op nummer 24.


Drenth woonde hier al langer en was los arbeider. Misschien vanwege lichamelijke slijtage of een klein erfenisje, is hij dat winkeltje begonnen en is hij tabakswaren gaan verkopen, van 31 maart 1950 tot 1 november 1958 om precies te zijn. Hoewel, om precies te zijn?! In zijn inschrijving bij de Kamer van Koophandel zegt Drenth zelf dat de winkel al vanaf oktober 1945 bestaat. Drent woont trouwens al vanaf 1931 in dit huis.
Deze foto hierboven  is uit de jaren 70. Nummer 24 is het verbouwde, verhoogde huis met de brommers voor de deur. (Op de bovenste foto staat het huis ook maar dan met fietsen voor de deur.) Misschien is het latwerk nog wel een restant van de winkelreclame van Drenth.




vrijdag 21 december 2012



PETER JAN HUBERT JOOSTEN
Venestraat 16
1916 - 1922 


P.J.H. Joosten is een artillerie officier die een mooie carriére gemaakt heeft. Hij komt naar Zwolle in 1916 in deel twee van die loopbaan om hier provinciaal adjudant te zijn en daarna garnizoenscommandant. Daarmee is hij natuurlijk een welkome aanvulling in het interessante gezelschap dat hier ooit domicilie koos. Ik heb eigenlijk maar in een zeer beperkte periode militairen in de straat gezien en dat was toen er op nummer 18 in de jaren negentig even, niet lang, een bordeel gevestigd was en deze militairen daar kwamen ontstressen. Maar dat was vele jaren na het vertrek van Joosten.
"Over te gaan tot de orde van de dag", dus. Aldus geschiedde
Joosten heeft daarna weer een probleem waarvoor hij (tevergeefs) de aandacht van de Staten Generaal vraagt. Joosten is in juli 1920 "teleurgesteld omtrent niet-vervulling van opgewekte verwachtingen omtrent de mogelijkheid eener bevordering tot luitenant-kolonel". En ook in dit geval heeft de Commissie de eer de Kamer te adviseren ten aanzien van dit adres over te gaan tot de orde van den dag.
Dat roept al met al de vraag op hoe geschikt deze man was voor een functie van provinciaal adjudant wat die ook ingehouden moge hebben. Wie de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog kent weet wat bedoeld wordt met 'naar Limoges worden gezonden'. Is in onze vaderlandse verhoudingen Zwolle soms 'Limoges'?

Maar de lezer wil natuurlijk weten wat een provinciaal adjudant voor de kost doet. Dat weet ik nog niet. Ik heb aan het Legermuseum naar de functieschets gevraagd. Maar het museum is aan het verhuizen van Delft naar Soesterberg en het is dus maar de vraag of men daar de gelegenheid heeft mijn vraag op korte termijn te beantwoorden.

Intussen ben ik wel prima geholpen door Dick van Zuidam die na zijn actieve militaire loopbaan ("begonnen als kindsoldaat") bijdraagt aan het artilleriemuseum in 't Harde http://www.nederlandsartilleriemuseum.nl 
Dit zijn twee mooie foto's van Peter Joosten.

  


In een krantenartikel werd aldus stilgestaan bij zijn 70ste verjaardag. 
Ik ben nog niet klaar met Joosten. Want op z'n minst moet nog die vraag beantwoord wat een provinciaal adjudant is en doet. En hier is het antwoord uit het legermuseum:
Geachte heer Riemersma,
De provinciaal adjudant later de provinciaal commandant genoemd van de troepen gelegerd in de provincie en de militaire objecten (kazernes, forten etc) was de contact functionaris tussen het leger (defensie) en de commisaris van de koningin in een provincie.
Later werd hij garnizoenscommandant van Zwolle. Zwolle was vroeger een grote militaire stad en de GC was de commandant van alle militaire objecten in de stad en zo het aanspreekpunt voor de gemeente Zwolle. (Een GC is eigenlijk de militaire burgemeester.)
Met vriendelijke groet,
Frans A.Th. Smits
Museaal Attaché


PS limogeage est le fait, pour un officier ou par extension pour une personne occupant un poste élevé, d'être privé brutalement par sa hiérarchie de ses responsabilités et de son poste, parfois en étant nommé à un poste d'égale valeur mais de valeur purement symbolique afin de le neutraliser.
Le maréchal Joffre aurait affecté à Limoges les officiers généraux qu’il avait relevés de leur commandement au début de la Première Guerre mondiale. De cet épisode est né le terme «limogeage» (uit de Franse wikipedia).
De Franse opperbevelhebber Joffre wordt in 1914 elegant weggepromoveerd naar Limoges waar hij een soort provinciaal adjudant wordt of nee eigenlijk gewoon garnizoenscommandant.


INTERMEZZO: FIETSEN
DE ADJUDANT VAN ZWOLLE
EN DE DOMINEE VAN BENNEKOM

 Eerder heb ik enige paragrafen uit de geschiedenis van de fiets in verband met de Venestraat beschreven. Thiebout 1, de eerste fietser in Zwolle,  is als gast reeds langsgekomen in de Venestraat op bezoek bij zijn broer. Thiebout 2, zijn broer dus, die na zijn periode als botenbouwer een plekje op het droge had gezocht in de Venestraat, bleek de algemene bewaarder van gestalde fietsen.

En hoezeer de fiets zich leent om als Leitmotiv voor de geschiedenis van de Venestraat dienst te doen is ook al door Herberhold duidelijk gemaakt die zijn eerste schreden op het pad van de fiets ook hier in Zwolle vanuit de Venestraat zette aan de Nieuwe Markt vóór hij op het Neude in Utrecht het nieuwe fietsmerk Zur Lage op de markt bracht. En dat die fietsen anno 2012 niet uit de Venestraat weg te denken zijn, weet ieder die hier wel eens een stap gezet heeft.   

Enfin, ik was al een poosje op zoek naar de functieschets van een provinciaal adjudant. Op nummer 16 in de Venestraat woonde namelijk indertijd iemand die deze functie hier in Overijssel vervulde, een zekere Joosten.

Google leidde me naar De Kampioen. Inderdaad daar ging het ineens in een lezersbrief over een fietsende provinciaal adjudant in Zwolle. Niet ‘onze ’provinciaal adjudant –vandaar dat ik deze bijdrage ook Intermezzo heb genoemd- maar een voorganger in diezelfde functie.  Met zo´n berichtje is weer glashelder hoe ouwerwets modern de thematiek  van de jongste 100-jarige geschiedenis is.
Grappig is dat op diezelfde pagina een ander stukje van mijn persoonlijke geschiedenis wordt aangeraakt. Als kind woonde ik in Bennekom en mijn vader was daar gereformeerd predikant. Het is een beetje een zwarte bladzijde in de geschiedenis van mijn ouders vanwege de bekend naargeestige geloofsbelevenis in deze sector van de Bible belt. De mensen daar hadden een bedenkelijke lustbeleving aan alles wat er verboden was. Er mocht meer niet dan wel op de Dag des Heeren, en naarmate men dieper gelovig was golden die verboden indringender ook voor de andere dagen van de week.

Voor ik onderstaand stukje laat zien, wil ik graag vermelden dat mijn vader op zijn verjaardag 30 april 1956 een bromfiets cadeau kreeg. Ja, in Bennekom, waarvoor de middelen bijeengebracht waren door de gereformeerde dorpelingen. De dorpelingen waren namelijk in die tijd enkele graden verlichter dan de broeders en zusters in het buitengebied die hartstochtelijk knielden op een bed violen en het kerkelijk leven tiranniseerden.
 

Ik weet niet op ik nu een al te geforceerde poging doe om dit stukje rond te breien maar naar waarheid was de bromfiets van mijn vader een Kapitein (Mobylette).
   

donderdag 20 december 2012

HET GAAT EXPORTSLAGER NIJMAN NAAR DEN VLEZE

Als de eerste huizen gereed zijn voor bewoning wordt nummer 14 gekocht en betrokken door Gerrit Nijman en zijn vrouw Hermina Cornelia en vier kleine kinderen: eerste twee meisjes Johanna (geboren in 1905) en Pertronella (geboren in 1906). De twee jongens werden nog net allebei in hetzelfde jaar geboren Jan (geboren januari 1908), Tonny (Antoni Arnoldus oftewel A.A. geboren december 1908). 

Uit deze foto is op te maken dat de Nijmannen van het platteland komen, ook al heet het (toen) Stad Hardenberg waar zij vandaan komen. Nu zal Zwolle ook nog wel niet zo steeds zijn geweest dat het voor de kinderen Nijman een onoverkomelijke overgang is geweest. Ongetwijfeld zullen zij de familie die in Hardenberg en Heemse is achtergebleven, het meeste missen.
Nog zo'n prachtige familiefoto.
Gerrit en Hermina Cornelia staan op de achterste rij rechts. De dochtertjes Annie en Peet zitten samen op de voorgrond rechts, de kleine Tonny daarnaast met het lint in z'n nek en Jan zit tussen de knieën van zijn grootvader. 
De heer E. Wolbink, heeft in het tijdschrift van de Historische Vereniging Hardenberg een prachtig, goed gedocumenteerd artikel geschreven over de lotgevallen van deze familie. De website van deze vereniging is hier te vinden: http://www.historiekamer.nl/ en het artikel over de Nijmannen Exportslagerij 'Hardenberg Bacon Factory' (met als ondertitel: Nijmans vleesverwerkende industrie) is terug te lezen in Rondom den Herdenbergh, het schitterende blad van de vereniging.   

Bij wijze van samenvatting het volgende. Gerrits vader Jan was een ondernemer, een handelaar. Hij was pas 22 toen hij een grutterswinkeltje begon maar al gauw ging vlees verwerken en verkopen, zowel in z'n eigen winkel maar vooral naar andere plaatsen. Hij legde zich toe op de handel in vette varkens en startte een exportslagerij. Via het tramstation van de D.S.M. in Heemse ging het transport naar het westen. Ik kom nog te spreken over de Noordooster Lokaalspoorweg omdat de Venestraat ook enkele belangrijke mannen huisvestte die aan dit legendarische project hebben gewerkt, maar mooi dat we de transportverbindingen die deze spoorwegmaatschappij gebouwd heeft, hier bij de Nijmannen al tegenkomen: hoe een goed transportsysteem de ontwikkeling van het achterland bevordert. Vanaf 1904 ging het vervoer van de Nijman-producten met deze spoorweg.

Enfin, Jans oudste zoon is 'onze' Gerrit, geboren in 1882. Woolbink schrijft dat Gerrit dezelfde handelsgeest bezat als zijn vader. Gerrit ging in de zaak, trouwde in 1901 met Cornelia en nam in 1904, nog maar 22, het bedrijf grotendeels over van zijn vader. Er werd een nieuwe fabriek gebouwd in Hardenberg waarvoor een kapitaal- en hypotheekovereenkomst werd gesloten met de firma Buisman, Gratama en Co. En die Buisman kenden we al. De fabriek ging in 1907 in productie. 
In de faits divers uit die tijd komt ook het bericht  voor dat Gerrit een ruwe bonk was, althans hij wordt nota bene door de arrondissementsrechter veroordeeld voor belediging. Hij moet een boete betalen van twee guldens of twee dagen brommen.
Toen er een uitbreiding van de fabriek kwam in de vorm van import en export van Amerikaanse vetten en vlees, verhuisde Gerrit met zijn gezin naar de Venestraat in 1915, nr. 14. Hier heeft hij maar een paar jaar gewoond want toen het hem naar de vleze ging, is hij pas echt op stand gaan wonen aan de Veerallee (nr. 34 2) 
Daar zal hij maar heel kort hebben verbleven want hij koos ervoor om terug te gaan naar Hardenberg toen zijn ouders naar Heemse verhuisden en het ouderlijk huis beschikbaar kwam voor zijn gezin. Maar om een lang verhaal kort te maken, het gezin was erg onrustig en heeft daarna in Voorburg gewoond aan de Laan van Middenburg, in Den Haag aan de Wassenaarscheweg. In 1925 staat Nijman ingeschreven met een nieuwe vennootschap N.V. G. Nijman & Co's Meat Trading Company, gevestiugd aan de Wijnstraat in Rotterdam, met de Claes de Vrieslaan als privé woonadres. Het kantoor is van 1925 tot 1935 is gek genoeg in de Zwolse Van Nagellstraat, op nummer 21. Dat is het eerste hoekhuis vanaf de Zeven Alleetjes, naast dat prachtige pand van Broekema (nr.19)
Dan is er van alles aan de hand in de in- en uitvoer van vlees, zoals overigens nog steeds, met importverboden al of niet vanwege protectie van de eigen nationale bedrijfstak in de VS, Verenigd Koninkrijk of elders, of anders onder het mom van de volksgezondheid. Nijman moet zich voortdurend aanpassen en loopt risico's. Hij krijgt met zijn gesjacher de bijnaam 'witte jood'. l
Om een steviger basis te krijgen gaat hij in 1929, een fusie aan met een Brits bedrijf: de 'Hardenberg Bacon Factory' wordt geboren.
Dan komt ook een einde aan de omzwervingen van het gezin: het gaat op 30 april 1930 terug naar Heemse, waar vader Jan is overleden.
Nu duikt Tonny weer op. Die is nota bene in 1931 getrouwd met Bernarda Adolfina Feberwee., die hij ontmoet heeft tijdens zijn studie aan de koloniale Landbouwschool. Jan, de oudste zoon van Gerrit, had eerst het bedrijf overgenomen maar was vertrokken richting Eefde om de vleesfabriek van Meester in Wijhe over te nemen. 
Tonny redt het niet. Weer alle mogelijke perikelen aan de grenzen maar ook de schommelingen in prijzen op de wereldmarkt en bovendien is het nu wel echt crisis. In mei 1939 komt alle activiteit stil te liggen en wordt alle personeel ontslagen. Tonny verhuist naar Rotterdam en gaat wat anders doen. 
Gerrit overlijdt in 1942, niet erg oud geworden, amper 60. (Hermina twintig jaar later.) Op 28 augustus 1943 wordt de N.V. ontbonden. Tonny is 36 als hij op 26 maart 1946 overlijdt.
De familie heeft maar kort in Zwolle gewoond, in de Venestraat en nog korter aan de Veerallee, maar bracht daarmee in deze geschiedenis van de Venestraat toch een opmerkelijk verhaal in over initiatief en beweging. .


dinsdag 18 december 2012

OP NAAR HET NATIONAAL ARCHIEF



http://www.gahetna.nl/collectie/archief/inventaris/index/zoekterm/voc/eadid/2.09.46/wollig/uit/volledige-tekst/aan/gebruikersinbreng/aan/open/c01%3A11./nodes/YToxOntpOjA7czo3OiJjMDE6MTEuIjt9/inventarisnr/26713/level/file


Goedendag,
Heel graag zou ik deze onderstaande stokoude dossiers mogen inzien. Die hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat zij betrekking hebben op bedrijven waarvan de directeur indertijd woonde in de Venestraat in Zwolle woonde.
Het gaat mij overigens niet specifiek om de persoonsgegevens maar om een tamelijk algemeen beeld van het bedrijf, de omvang, de activiteiten en liefst natuurlijk foto’s. Allicht ben ik ook nieuwsgierig waarom deze dossiers niet geheel openbaar zijn, maar okay er zal een goede reden zijn..
Mijn belangstelling gaat  uit naar het 100-jarig bestaan van de Zwolse Venestraat; 28 mei 1914 besloot de raad van de gemeente Zwolle tot het aanleggen van de straat en tot de straatnaam.

Ik kom graag een afspraak maken wanneer u me kunt zeggen dat ik onder uw begeleiding inzage mag hebben in deze dossiers.

Hartelijke groet,
Peter Riemersma
1.      
     

1.     N.V. Maatschappij Nijman’s Exportslachterij
(het gezin van exportslager G. Nijman woonde van 1915 – 1917 op het adres Venestraat 14; hij was dus de eerste bewoner van dat pand)
M, Vennootschapsnaam beginnend met de letter M
11610, MAATSCHAPPIJ NIJMAN'S EXPORTSLACHTERIJ
Openbaarheid beperkt tot 1 januari 2021

2.     Meubelfabriek van architect C.C. Post (Post woonde weliswaar op de hoek Oosterlaan – Venestraat maar had zijn bedrijf Venestraat 1)
D, Vennootschapsnaam beginnend met de letter D
34035, DE HOLLANDSCHE INDUSTRIE, BOUW- EN HANDELSMAATSCHAPPIJ V/H G.G. POST ARCHITECT TE ZWOLLE
Openbaarheid beperkt tot 1 januari 2021

3.     Lakstokerij en verffabriek Klinkert & Co in Zwolle (ir. Jan Klinkert heeft heel lang op nr. 20 in de Venestraat gewoond; het bedrijf nu appartementen stond/staat op de hoek Venestraat / Hertenstraat)
K, Vennootschapsnaam beginnend met de letter K
26713, KLINKERT & CO
Openbaarheid beperkt tot 1 januari 2021
-         



maandag 17 december 2012

COENRAAD DIJKSTRA (20) STERFT IN NEUENGAMME




COENRAAD DIJKSTRA STERFT IN NEUENGAMME (20 JAAR)

Coenraad Dijkstra is geboren op 1 juni 1924, in Assen. Met zijn vader, moeder en zusje woont hij vanaf april 1936 in de Venestraat, op nummer 14. Hij zit op het Christelijk Lyceum aan de Veerallee (nu het Carolus Clusius College). Hij moet de vierde klas overdoen en gaat van school. Hij is gaan werken als kantoorbediende bij Van Gend en Loos. Maar toen hij door dat bedrijf naar Duitsland gezonden dreigde te worden, dook hij in 1943 onder.
In november van dat jaar is hij actief geworden bij de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers uit godsdienstige en vaderlandslievende principes. Coenraad werkte onder de schuilnaam Dick ten Klooster. Waarschijnlijk was hij betrokken bij pilotenhulp en maakte hij deel uit van de van de groep van Johannes Post. Ook was hij medewerker van rayonleider Noord-Westhoek. Uiteindelijk zat Coenraad ondergedoken in Nijverdal en bezocht van hieruit af en toe zijn ouders in Zwolle.
Op 11 juli 1944 is hij gearresteerd, toen hij samen met andere verzetslieden in een auto richting Zwolle reed. Welke ‘actie’zij hadden ondernomen of wilden gaan ondernemen, weet ik niet. Bovenstaande gegevens uit de verzets-loopbaan van Coenraad zijn ontleend aan http://www.oorlogsbronnen.nl/zoekresultaat?n_o_m=pager&query=coenraad+dijkstra&pageSize=100&view=caption&nrhitspage=100&nrhitslijstpage=40&list=0&page=1&view=record

Hij werd vastgezet in het Huis van Bewaring te Arnhem, waarschijnlijk heeft hij hier gezeten totdat hij naar kamp Amersfoort werd gestuurd. Op 29 augustus 1944 is hij in kamp Amersfoort geregistreerd. De opgegeven reden van arrestatie is het ontduiken van de Arbeitseinsatz. Op 8 september 1944 is hij op transport gezet naar kamp Neuengamme. Waarschijnlijk is Coenraad met een van de eerste transporten naar Husum-Schwesing gebracht. In dit kamp is hij op 10 november 1944, om 07.25 ’s ochtends aan de gevolgen van bloedvergiftiging overleden. Op 12 november 1944 is hij begraven op het Ostfriedhof van Husum.

In Zwolle wordt zijn nagedachtenis geëerd in de school aan de Veerallee.














Op het Ereveld in Loenen wordt op deze wijze de herinnering aan hem in stand gehouden.

Pagina 117/118 uit Nederlanders in Neuengamme
(dr. Judith Schuyf,  4de herziene druk 2011)

Buitenkampen
Naarmate de oorlog verder vorderde, veranderde ook het werk. Steeds meer gevangenen moesten in buitenkampen (Aussenlager') buiten het hoofdkamp gaan werken, onder meer om aan de grens tankvallen te graven. Iedere week moesten die groepen weer worden aangevuld, omdat de sterfte er hoog was. Aan het begin van elke week vertrokken in die periode zo'n 600 man uit het hoofdkamp naar de buitenkampen.
Anderen moesten in de oorlogsfabrieken gaan werken, die vanwege de toenemende bombardementen van de geallieerden steeds vaker ondergronds werden verstopt, bijvoorbeeld in oude zoutmijnen honderden meters onder de grond. Veel gevangenen werden in Hamburg zelf ingezet bij het puinruimen, nadat de stad uitgebreid gebombardeerd was.
In de buitenkampen waar de antitankgrachten gegraven moesten worden, zoals Meppen, Husum en Ladelund, waren de omstandigheden extreem slecht. Volgens
Martin van Gent:
“Meppen was zo slecht. Daar werd je ‘s morgens het stro uitgeslagen. Je lag daar  in stro, buik aan buik, in de schijt, want er waren ook wel jongens ziek natuurlijk. Die werden dan afgevoerd. ‘s Ochtends moest je door zo’n deur en dan stonden daar Vorarbeiter en Stubenälteste, geen militairen. Die gaven je dan twee sneeën brood. Dan kon je die twee sneeën meteen opeten, of je kon ze in je zak stoppen. En dan kon je overdag wat eten. En als je dan bijvoorbeeld een halve snee kreeg en je zei er wat van, toen kreeg ik een klap in man smoel.”

Gevangenen die in Husum hebben gezeten, beschrijven de situatie daar als het slechtste dat zij hebben meegemaakt. Het kamp hier lag circa 12 kilometer verwijderd van de plaats waar de tankvallen gemaakt moesten worden. Aanvankelijk moesten de gevangenen deze afstand lopend afleggen: 12 kilometer heen, een werkdag van 12 uur met drie kwartier pauze, en dan 12 kilometer terug. Geen wonder dat de sterfte erg hoog was in het kamp; en de SS besloot een trein te laten rijden naar het werk, zodat de gevangenen niet meer hoefden lopen.
Jan van der Liet herinnert zich: “Zo waren die dagen in Husum, een aaneenschakeling van dood en ellende. 12 uur betekende dan altijd een korte werkpauze voor ons zonder voedsel of water. Dan zaten wij arme kerels onze behoefte te doen in de vorm van bloed en water, die met enorme buikkramp gepaard ging.
We voelden dan ook niet meer de gummie zwepen die over onze ruggen knalden, wanneer je te lang bleven zitten. Wij verlangden slechts van deze slopende dysenteriepijnen verlost te worden. Om dit te bevorderen aten wij altijd in de avonden verbrand hout wat soms een uiterst goede uitwerking bezat.

Uiteindelijk werden de gevangenen van Husum weer teruggetransporteerd naar Neuengamme. De situatie in Husum was zo slecht geweest dat Van der Liet Neuengamme nog als 'een voordeel' beschreef; er was meer en geregelder eten, en de wc's werden beter schoongehouden dan in het buitenkamp. De inmiddels zieke Van der Liet mocht tot zijn verbazing tussen de appels in bed blijven liggen om aan te sterken.

Het Rode Kruis
In het kamp zagen de Nederlanders dat de Denen regelmatig voedselpakketten van hun Rode Kruis kregen opgestuurd. De Nederlandse gevangenen kregen niets, of vrijwel niets. Het Rode Kruis stuurde slechts een enkele keer pakketten met voedsel en wat kleding, bijvoorbeeld sokken. Over de aard en frequentie van die pakketten bestaan veel misverstanden. Vanaf het najaar van 1944, toen het aantal gevangenen explosief toenam en de chaos in het kamp groter werd, lijken door de Nederlanders niet of nauwelijks meer pakketten ontvangen te zijn.

Maar dan is Coenraad al dood. In voornoemd boek staan de namen van nog eens twintig Zwollenaren die in Neuengamme (en de buitenkampen) de dood vonden, vermoord werden.

De kapel op het Ereveld in Loenen, kort geleden in de sneeuw.

zondag 16 december 2012

HERBERHOLD, nagekomen
Herberhold is in Leeuwarden nog ver van zijn latere succes: handelaar in slachtorganen.


Maar ook in Zwolle kan hij zijn draai niet vinden.






En als klap op de vuurpijl. 



Herberhold begint aan de Nieuwe Markt, op nummer 29 een fietsenzaak.  Dat is tegenover de zijgevel van het oude postkantoor. Iets nieuws voor hem. Hij houdt het weliswaar niet lang vol, maar hij heeft de smaak van de de fietsen te pakken en gaat op dat chapiter door na zijn verhuizing naar Utrecht.

Hier zien we Herberhold toch als een geslaagde zakenman. In Utrecht te midden van zijn mede-rijwielfabrikanten die een verbond zijn aangegaan. Dit is het BRHN-bestuur:  de Bond van Rijwielherstellers en -handelaren in Nederland





zaterdag 15 december 2012

VENESTRAAT 14 (periode 1916 - 1921)
C. HERBERHOLD, koopman, fietsenbouwer en batterijenfabrikant 

Zo langzamerhand wordt duidelijk dat de Venestraat een interessant gezelschap huisvestte. Hoewel hij hier niet lang gewoond heeft, is de passage van Caspar Herberhold in de Venestraat op nummer 14 memorabel.
Caspar Paul Herberhold (Wadersloh 27/01/1885 - Utrecht 10/02/1967) was een Duitse immigrant, getrouwd met Anna Maria Agnes zur Lage (30/01/1891 - 4/05/1973)
Na hun huwelijk immigreerde de familie in 1915 naar Nederland waar het echtpaar zich vestigde in Leeuwarden. Anna bracht één kind ter wereld (januari 1916); de jongen werd helaas dood geboren. 
Caspar en Anna verhuisden in 1916 naar Zwolle, alwaar hij zich in liet schrijven als koopman. Dat het hier niet echt goed lukte is te lezen in dit (zakelijke) faillissements bericht uit augustus 1918.
Na het faillissement startte Herberhold in 1921 een nieuwe zaak, ditmaal een detailhandel in fietsen en bromfietsen, om zich weer eind 1921 uit te laten schrijven uit het KvK register, waarna de familie verhuisde naar Utrecht. 

In Utrecht ging het veel beter. Hij begon er een fietsenzaak en samen met zijn zwagers, de eveneens van oorsprong Duitse broers Franz en Ernst Zur Lage, werd deze zaak al gauw uitgebreid met een rijwielgrossierderij. De fabricage van elektrische batterijen was aanvankelijk een ondergeschikte nevenactiviteit, maar in 1926 werden de zaken gesplitst in de rijwielhandel engros Gebr. Zur Lage en de Batterijenfabriek Herberhold. 
Herberhold heeft naam gemaakt met de alom bekende Witte Kat-batterijen.

Er is zelfs een virtueel museum aan dit fenomeen gewijd. Aan de schepper daarvan ben ik ruimschoots schatplichtig:  http://www.witte-kat-batterijen.nl/



Deze foto staat in een boekje dat de dichter Clinge Doorenbos samenstelde bij de 75ste verjaardag van Caspar Herberhold, tevens zijn afscheid van het bedrijf. 
En hoe progressief, Herberhold te midden van een deel van zijn personeel bij een soort sportieve teambuildingsdag. 

Hieronder is te zien dat de fabriek van Herberhold in de Utrechtse binnenstad gesloopt wordt. De fabriek gaat naar een zielloos industrieterrein.



Zou toch prachtig gepast hebben in het rijtje van de verffabriek van Klinkert (Hertenstraat, nu appartementen), de sigarenfabriek van Jansen (nu 'Mosterdfabriek'), de sigarenfabriek van Dijk (later Bodewes en Röben, nu gesloopt) en de rijwielfabriek van Uitdenbogaard in de Tuinstraat (nu appartementen).

En wat de fietsen-poot betreft, op jaarbasis werden er zo'n 1.000 Zurla-fietsen gemaakt. Rond 1970 stopte Zur Lage met het assembleren van fietsen. Omdat de locatie in de Utrechtse binnenstad voor vrachtwagens steeds onbereikbaarder werd, verhuisde Zur Lage in 1979 naar een in Nieuwegein gelegen industriegebied, vlak bij de gemeentegrens met Utrecht. In 1986 werd het bedrijf verkocht aan rijwielgrossier Smits uit Capelle a/d IJssel, die de grossierderij uiteindelijk begin 2008 opdoekte.

En dat het toch echt een leuke man geweest is die op nummer 14 in de Venestraat woonde, blijkt ook uit dit bericht uit het Utrechts Nieuwsblad