maandag 26 mei 2014

VENESTRAAT VIERT 100 JARIG BESTAAN, met dank aan weblog Zwolle

Met dank overgenomen van weblogzwolle.nl

Venestraat viert 100 jarig bestaan met feest
zondag 25 mei 2014 19:00
Zwolle - De Venestraat bestaat 100 jaar. Afgelopen zaterdag vierden bewoners en oud-bewoners het jubileum met op het programma verhalenvertellers, huiskamerconcerten, een barbecue en de onthulling van een banner en het jubileumboek ‘Venestraat 100 jaar’. “Alles is al bekend van jullie, maar vandaag krijgen we er nieuwe verhalen bij.”

 venestraatjubileum.jpg

De jubileumdag wordt geopend met een muzikaal optreden van Firma Weijland die de bewoners al zingend van de geschiedenis van de straat voorziet. Verhalen over schoenmaker Moossdorff – dubbel o, dubbel s, dubbel f, maar geen dubbel d – die er altijd voor zorgde dat er wel iets mankeerde aan de nieuwe schoenen, zodat de mensen bleven hangen en naar zijn verhalen luisterden. Of die student die een afspraakje had en fourage had geregeld – “Ja, dat zei je nog in 1991” – en met zijn liefje langs de Ijssel naar Kampen wandelde. De verhalen verraden de rijke geschiedenis van de straat die tegenwoordig nog steeds een gemengde samenstelling kent; van studenten en starters tot gezinnen en gepensioneerden.
Wethouder Van As krijgt de eer om het boek ‘Venestraat 100 jaar’, samengesteld en geschreven door bewoner Peter Riemersma officieel te onthullen. Van As: “Het boek en dit feest is het resultaat van de sociale gemeenschap die de straat door de jaren heen is gaan vormen. Deze dag biedt een prachtige gelegenheid om samen met elkaar feest te vieren, maar ook om elkaar te ontmoeten.” En zoals de zanger van Firma Weijland verwoordt: “Alles is al bekend van jullie, maar vandaag krijgen we er nieuwe verhalen bij.”

In hett Denksportcentrum waar een tentoonstelling van de huidige bewoners te zien is, bladert Joke de Vries door het jubileumboek. De Vries woont momenteel in Almere, maar woonde van 1941 tot 1947 als klein meisje aan de Venestraat 5a. Met een vader die in het verzet zat, maakte het gezin er een bewogen tijd door. Afgelopen zaterdag bezocht ze voor het eerst weer het huis waar ze ooit woonde. “Het was erg emotioneel, ik had niet verwacht dat het zo’n impact zou hebben”, vertelt ze. Tijdens het feest kwamen oude herinneringen weer tot leven.

De Vries: “Ik had gehoopt, maar niet verwacht dat ik oude bekenden tegen zou komen. Roelie Hartman ken ik uit die tijd, maar ook Meintje herkende ik direct.” Meintje Gietema-Bos vult aan: “Wij hebben nog samen in de optocht tijdens de bevrijding gelopen. Ik was de bruid en Joke het bruidsmeisje.” De dames wisselen contactgegevens uit om elkaar niet uit het oog te verliezen.

Achter de bar in het centrum is Peter Riemersma  druk met de verkoop van het jubileumboek. “Ik heb er maar dertig laten drukken, ik had nooit verwacht dat er zoveel belangstelling zou zijn”, zegt hij verheugd. Glimlachend: “Er zit dus niets anders op, er komt gewoon een tweede druk aangevuld met nieuwe verhalen.”

LEUKE FOTO'S IN DE KRANT OVER GROOTS FEEST IN 100 JARIGE VENESTRAAT











Venestraat viert 100-jarig bestaan

Foto's
 
3

Foto Pedro Sluiter


ZWOLLE 
Tijdens het jubileumfeest in de Venestraat draaide het zaterdag tussen de picknicktafels en vlaggetjes om namen en huisnummers. Het straatje in de Stationsbuurt bestaat 28 mei 100 jaar en een feestmiddag bood de kans herinneringen te delen.
Niet alleen de huidige bewoners, maar ook veel oud-bewoners waren op het feest afgekomen. Onderdelen van het jubileumfeest waren een foto-expositie, de presentatie van een boek en huiskameroptredens. In de straat trad de Firma Weijland op.




vrijdag 16 mei 2014

Zaterdag 24 mei is het feest.








Feest omdat de Venestraat 100 jaar bestaat, te vieren samen met bewoners en oud-bewoners.









Het programma:




13.45 – 14.00 

ontvangst gasten in het Denksportcentrum 
(=Apostolische kerk)









14.00 – 15.00 


openings optreden muziektheatergezelschap 
Firma Weijland 

inclusief opening wethouder Van As 

en onthulling van de banner 100 Jaar Venestraat door Allart Maiers projectleider Prorail






15.00 – 18.00 


kamerconcerten in verschillende huizen in de Venestraat en andere feestelijke activiteiten






Het avond programma wordt gestart met een BBQ,

waarvoor een ieder zich kan opgeven € 10 per persoon 
.



Het Denksportcentrum neemt een centrale plaats in die dag



voor drankjes kan men er terecht en voor de foto expositie.






De FOTO tentoonstelling: schitterende portretten van de
huidige bewoners Venestraat, fotograaf Bart Kuik













Peter Riemersma heeft een jubileumboek Venestraat 100 Jaar geschreven. Dat ligt ter inzage en kan gekocht / besteld worden




038-4210116 Vene 14 Peter Riemersma/Annette Bos apriemersma@home.nl 
Ook  BBQ opgeven

038-4218233 Vene 16 Ineke Frolich 
inekefrolich@gmail.com 
Ook BBQ opgeven

038-4212850 Vene 18 Hanneke van der Linden /Jan ten Berge hannekevdlinden@hotmail.com 
Ook BBQ opgeven

donderdag 15 mei 2014

ROELIE HARTMAN KIJKT TERUG

Mevrouw Roelie Potman-Hartman woont nu in Ede. In haar mémoires overbrugt zij schijnbaar eenvoudig zestig jaar. In 1954 ging schipper Hartman met vrouw en kinderen aan de wal wonen, in de Venestraat.
Hier is Roelie ademloos aan het woord.

Herinneringen aan de Venestraat  vanaf 1954.

Wij, het gezin Hartman, vader, moeder en vijf kinderen, zijn in december 1954 in de Venestraat komen wonen.
Mijn vader was binnenschipper. Ik was het oudste kind en was om onderwijs te genieten in Vreeswijk op het schippersinternaat geweest. Mijn broer die vier jaar jonger was, was daar ook één jaar geweest en mijn zusjes zouden weldra volgen. Geen ideale situatie, en daarom besloten mijn ouders dat het beter zou zijn om met het gezin aan de wal te gaan wonen.
Mijn vader werkte toen eerst bij de Zuiderzeewerken en later bij de Deltawerken. Dit betekende dat hij ’s maandagochtend vroeg vertrok en vrijdagavond weer thuis kwam.
Het was nog niet ideaal, maar wij kinderen konden nu bij onze moeder, die door de week het gezin in haar eentje moest runnen,  thuisblijven en in Zwolle naar school gaan.
Mevrouw Van Munster, een tante van mijn vader, die op nr. 11 woonde bezat niet alleen het pand 11/ 11a, maar 5/5a was ook haar eigendom. Mijn ouders zochten woonruimte en het huis op 5a kwam vrij en met toestemming van de gemeente, konden we dit bovenhuis van haar huren.
De rustige Venestraat met toen in mijn ogen hoofdzakelijk oudere bewoners, zal wel even de wenkbrauwen hebben gefronst toen daar ineens dat gezin met vijf jonge kinderen kwam wonen.
Voor ons was het ook wennen. Op ons schip hadden we weinig speelruimte gehad en nu was daar ineens een huis en een straat, en gelukkig waren er ook kinderen om mee te spelen.

Nu terugkijkend kan ik nog medelijden hebben met de familie Hibbel die onder ons woonde. We deden erg ons best om rustig te zijn, maar vijf levendige kinders boven je hoofd!
Op een zondagavond, mijn ouders waren naar de kerk, speelden wij met een bal (!) die op een gegeven moment van de trap af naar beneden stuiterde. Meneer Hibbel belde aan en riep door brievenbus of het nu eens afgelopen kon zijn met dat kabaal?  Volgens mij was dat wel het heftigste treffen. Wij deelden de buitentrap en als meneer en mevrouw Hibbel laat thuis dachten te komen, dan brandde de buitenlamp. Nu weet ik dat zij dan een avondje gingen bridgen. Wanneer de familie Hibbel hier was komen wonen weet ik niet maar in een doos met ansichtkaarten van mevrouw van Munster die in mijn bezit is, zit een vakantiegroet van hen uit Scheveningen uit het jaar 1934.





Maria





Voor ik over ons zelf vertel, wil ik eerst vertellen over het echtpaar van Munster dat op nr 11 woonde. Meneer van Munster was een oom van mijn vader. Jacobus van Munster was ook binnenschipper geweest. Hij had onder anderen een sleepaak de Maria gehad, die gebouwd was op de werf van van Aller in Hasselt. Later werd dit de werf van Bodewes.



Na een huwelijk van ruim twintig jaar overleed zijn eerste vrouw. Negen jaar later in 1928 trouwde hij met Harmina Johanna Giethoorn (tante Jo). Eerst woonden ze aan de Thorbeckegracht. Later zijn ze in de Venestraat gaan wonen.


Venestraat 11 van achteren


In de 30-er jaren gingen ze al op vakantie naar Duitsland! Of de foto hiernaast in Duitsland is genomen betwijfel ik. Soms gingen ze ook een dagje uit fietsen met buurman Stoter en zijn vrouw. Dit kan dus heel goed de Leemkuule in Hattem zijn!     
                                                                 
Mevrouw van Munster in het midden, links haar man, rechts buurman Stoter

Als Jacobus op zondag 3 december 1944 samen met zijn vrouw na een kerkdienst in de Plantagekerk naar huis loopt, wordt hij op de Sassenpoortenbrug onwel en sterft.
Tante Jo had vóór zij met oom Jacob trouwde een kruidenierswinkel aan de Hoogstraat.
Zij was een wijze, ontwikkelde, zelfstandige vrouw. Zij las de krant met potlood en schaar naast zich, getuige een doos met krantenknipsels van haar die eveneens in mijn bezit is.
Voor ons was zij een goede hulp bij het inburgeren in Zwolle en in de Venestraat. Als je zondags in de kerk naast haar mocht zitten vertelde ze, voordat de dienst begon, wie er om ons heen zaten en wie familie was van wie! Na kerktijd ging ze vaak met ons mee koffiedrinken. Voor de kleintjes nam ze dan altijd het kinderhoekje uit “Trouw” mee. Zelf zouden we die krant pas later gaan lezen. Eerst moesten we de “Zwolse Courant” lezen, zodat we wegwijs werden in het Zwolse.
Hatrtmannetjes in de tuin van de familie Bos, met kleinkinderen Bos
Ze nam mijn moeder mee naar kerkelijke vergaderingen en de vergaderingen van de Anti Revolutionaire Partij. Ze was een trouw luisteraarster van de NCRV-radio, Johan Bodegraven met mastklimmen was favoriet bij haar. Op vrijdag, marktdag, kwam haar hulp Engeltje, Engeltien zei tante Jo, een jonge vrouw uit ’s Heerenbroek. Eerst werd er gepoetst en koffie gedronken en dan gingen ze samen naar de markt.
Zij was een deftige tante met een ouderwets interieur. Boven de schoorsteenmantel hing een kamerhoge spiegel. Waar je ook zat je in haar kamer, je kon je zelf niet ontwijken, tenzij je net als tante Jo zelf met je rug naar de spiegel zat. Als we bij haar op bezoek waren probeerden we ons netjes te gedragen. Op een keer dronk ik koffie bij haar, het was de tijd dat er nog geen melk cups waren, “Lust je wel een velletje op de koffie?” vroeg ze aan mij. En beleefd als ik dacht te zijn antwoordde ik:  “jawel”. Ik had beter eerlijk kunnen zijn, want tante Jo bewaarde de velletjes van de gekookte melk apart en ik werd getrakteerd op een flinke schep vel. Grrrrr!
In 1957 werd zij ziek, ze wist dat ze niet beter kon worden en aanvaardde haar ziekzijn.
Zolang ze nog thuis kon blijven hield ik haar nogal eens gezelschap. Aan die uurtjes met haar doorgebracht denk ik nog vaak terug. Toen ze te ziek werd, ging ze naar mijn oma en tante die op het Assendorperplein woonden en daar werd ze door mijn tante verzorgd.
In januari 1958 overleed zij, vier dagen nadat ons jongste zusje geboren was.

In december 1954 waren wij in de Venestraat gekomen. Het huis was erg donker, alles was nog in bruinen geschilderd. De firma Schutte zorgde voor een metamorfose. Alle deuren, het trappenhuis, alles werd licht geschilderd en behangen. We hadden drie slaapkamers, een kamer-en-suite, keuken en boven de trap nog een klein kamertje, dat we in navolging van tante Jo het kabinetje noemden. Een elegante benaming voor wat meestal een verzamelplaats was van jassen, speelgoed en dergelijke. Veel later is hier een doucheruimte van gemaakt.


mevrouw Hartman

Ik ging naar de David Wijnbeek Mulo en mijn broer en zusjes gingen naar de Groen van Prinstererschool van meester Veurink in de Schoutenstraat, later aan de Zeven Alleetjes.
Mijn vader vertrok ’s maandagsmorgens vroeg, eerst naar Harderwijk en later zelfs helemaal naar Hellevoetsluis. Op zondagavond moesten wij om beurten zijn treinkaartje vast gaan kopen, zodat hij de volgende morgen niet in de rij hoefde te staan. Op vrijdagavond kwam hij weer thuis. ’s Winters als het vroor kon er niet aan de aanleg van de dijken worden gewerkt en was hij soms langere tijd thuis.
De tweede winter dat we aan de wal woonden vroor het lange tijd en lag er veel sneeuw. Mijn vader veegde onze stoep en die van tante Jo en ach ook die van de familie Stoter. Aan de overkant woonden mevrouw Thiebout en de dames Wolff en Guilliams, die stoepen deed hij er dan ook nog maar bij. De dames waren blij en mijn vader kreeg van elk een fijne sigaar.
Al gauw maakten we ook kennis met de familie Bos en dat zou een hechte vriendschap worden.
Meneer en mevrouw Bos leerden ons het majongspel. Met Pasen gingen we naar Groninger gewoonte, de familie Bos waren echte Grönigers, noten schieten. Dat moet voor onze benedenburen ook niet zo leuk zijn geweest.
Walnoten werden op een lange rij gelegd en dan moest je met een ijzeren kogel zoveel mogelijk noten van de rij schieten. En dan de verhalen die meneer Bos kon vertellen!
Het was een man die erg aanwezig was en daarom kan ik goed begrijpen dat mevrouw Bos wel eens zei, als ze rustig brieven aan haar kinderen wilde schrijven, Piet in Amsterdam en Nico in Eindhoven; “Ebo, ga jij maar even een kop koffie drinken bij de familie Hartman.”

Toen mijn vader voor een longoperatie in het R.K ziekenhuis lag, het was mei, kwam meneer Bos hem elke dag een bakje aardbeien en de krant brengen. Vader lag in een aanbouw van het ziekenhuis, en langs het weggetje naar wasserij ”Dellen-Wuyts” kon hij bij het kamerraam komen waarachter mijn vader lag.
Andere bewoners van de Venestraat die ik mij herinner: tegenover ons de kapsalon van
Rie de Wilde, de familie van Es, de familie Dokter, daarnaast kwam later de familie Hoekzema en zo was de overkant van de straat verjongd. Naast ons beneden op nr 7 woonde de familie de Jong. Meneer de Jong was pianostemmer en had een werkplaats in het souterrain waar hij
de heer Hartman
samen met zijn zoon Jaap werkte. Kwam er wel eens een bal tegen het deurtje van het souterrain dan was je nog niet jarig! Meneer de Jong kon dan erg lelijk tegen je doen. Jaap had later een muziekhandel aan de Assendorperstraat.
Mevrouw de Jong vertelde ons dat ze er tegen op had gezien toen ze gehoord had dat wij, een schippersgezin met 5 kinderen, schuin boven haar zouden komen wonen. Ten onrechte zei ze, we werden goede buren! Dat werd mij opnieuw duidelijk toen ik de condoleancebrief die haar zoon Arie na het overlijden van mijn vader in 1979 aan mijn moeder schreef, nu nog weer eens doorlas. Hij schreef: “ Mijn vader liet het misschien niet blijken, maar hij was erg vertrouwd met uw man en u. Hij waardeerde de bezoeken meer dan u kunt vermoeden.”
Roelies kleine zusje op de auto van de familie

Boven de familie Lindeboom op nr 13,  woonde op 13a de familie Hersevoort. Hij was ook een oud schipper en zat samen met mijn vader in het bestuur van de Schippersbond NPCSB.
Op nr 20 kwam de familie de Rie wonen. Zij hadden een zoon Frans, en een dochter. Frans zat denk ik op de machinistenschool en ging daarna naar zee. Van één van zijn reizen bracht hij een sjaal, de rots van Gibraltar, voor me mee. Eigenlijk was de sjaal voor mijn vriendin bedoeld, maar die was tijdens zijn afwezigheid verhuisd naar het verre Groningerland.
Wanneer de vlag op de apostolische Kerk stond, dan was de Apostel op bezoek.
Ik herinner me dat, als wij zomers de balkondeuren open hadden, we genoten van hun zingen.
Eén van mijn zussen herinnert zich hoe ze, met andere kinderen, in het portiek van de kerk met poppen speelde. Ze speelden vader en moedertje en kerkje. Van de verzuiling hadden zij geen weet, want Hervormd, Gereformeerd of Katholiek het maakte niet uit, alle poppen werden gedoopt. Met veel plezier denkt zij terug aan de kinderen waarmee ze op straat speelde en de spelletjes die ze deden; busje trappen(de put in het midden van de straat was de pot), en het krijtspel ik verklaar je de oorlog, en kaatsballen tegen de blinde muur. Er waren meisjes, wie??, die met 4 of 5 ballen konden ballen.
de stoep voor het huis van de familie van Es wordt gerboend
Schuin tegenover ons op de hoek van de Oosterlaan was een kantoor van de VAD waar de chauffeurs pauze konden houden, zo heb ik het in elk geval geïnterpreteerd.
Als de VAD-bussen door onze straat van de garage in de Hertenstraat naar het busstation reden, dan rinkelden de kopjes op de tafel.
Aan de achterkant hadden we het uitzicht op de opslagplaats van Buttinger sanitair., overdag was het er altijd druk met af- en aanvoer van materiaal en ’s avonds was het de vrijplaats van de vele katten uit de buurt.
Op een zomeravond zat ik met mijn jongste zusje op het balkon, ze begon net een beetje te praten en zei, wijzend naar de katten die op het platte dak liepen. “Poes!! Ik vroeg , “Wat zegt het poesje?” En al gauw zaten we met z’n tweetjes te miauwen totdat er beneden ons een deur werd open gegooid, gevolgd door een emmer water. Meneer de Jong trots op zijn dahlia’s dacht: “Die verhipte katten, ik zal ze!” 

Het straatbeeld was nog overzichtelijk, bijna geen auto’s, geen fietsen op de stoep, alleen
‘s morgens en ‘s middags mensen die zich door onze straat van en naar het station spoedden.
Onze fietsen mochten we bij tante Jo in het souterrain zetten en later achter het hekje voor ons huis en in het souterrain bij de familie Hibbel. Dat kwam op een keer wel erg goed uit. De familie Hibbel was uit logeren en na een enorme plensbui stond het hele souterrain blank. Gelukkig hadden wij toen hun sleutel en konden zoveel mogelijk de ravage opruimen.
Later toen mijn ouders in het benedenhuis woonden, heeft er nog een paar keer grondwater in het souterrain gestaan. Na de aanleg van de nieuwe aansluiting van het Zwartewater op de IJssel was dit ongemak verleden tijd.
Roelie
Op zondag gingen we met het hele gezin naar de Zuiderkerk. Daarna thuis of bij vrienden koffiedrinken en dan om één uur de middagmaaltijd waarbij we naar Mr. G.B.J. Hiltermann luisterden, die ons vertelde hoe de toestand in de wereld er voor stond.
Hiltermann en (zondagse) groentesoep, voor mij horen die twee bij elkaar.

De bakker van ’t Spijker, de groenteman Bolleman, de slager Bomhof, allemaal kwamen ze aan huis om hun waren te leveren. Boodschappen deden we bij de dames Boxman en zaterdags kochten we “wat groots voor bij de koffie” bij van der Lippe.
Toen wij, de kinderen, de deur uit waren zijn mijn ouders verhuisd naar de Hertenstraat. Zij kochten het huis van zuster van de Kolk, de verloskundige die mijn moeder had bijgestaan bij geboorte van mij en van mijn broer. Ik vond mevrouw van de Kolk een stoere vrouw in haar groene jagersjas. Ik stond een keer samen met haar bij de dames Boxman in de winkel en zij bestelde een ons, “sterfopdestraatworst” ( cervelaatworst).
Ik denk dat dat haar nog stoerder maakte in mijn ogen.

In ons huis in de Venestraat, dat mijn vader na het overlijden van mevrouw van Munster gekocht had, woonden voortaan studenten. Mijn vader was een strenge huisbaas die toezicht hield op het naleven van de huisregels, die alleen meisjesstudenten huisvestte en het liefst de jongens buiten de deur hield. De tijden veranderden en mijn vader veranderde mee, gelukkig!

Als ik nu met de trein in Zwolle aankom is mijn eerste gang altijd naar de Venestraat en kijk ik omhoog naar het huis met die mooie grote vlaggenstok aan de gevel.

Roelie Potman-Hartman

Gevraagd naar wat er van haar en har zussen terecht is gekomen, schrijft Roelie terug:
"Voor ik trouwde heb ik ruim vier jaar bij apotheek Woutersen, later Hannink, naast de Sassenpoort gewerkt. 
Mijn broer en mijn zussen zijn allemaal de kant van de zorg opgegaan en zijn ook uit Zwolle vertrokken. Ondanks dat ik al bijna 50 jaar in Ede woon voel ik mij nog Zwollenaar (waar ik geboren ben en later van mijn 13e- tot mijn 22e heb gewoond), en vind ik het plezierig om langs de oude vertrouwde plekjes te wandelen.
Wel leuk om te vertellen; één van mijn zussen (zij is ook degene die jouw blog ontdekte) woont in Leeuwarden en is getrouwd met een oud-catechisant van je vader. (P.Riemersma, mijn vader dus, was predikant in Leeuwarden van 1958 - 1964).





dinsdag 6 mei 2014

DE OORLOGSDAGBOEKEN VAN PIET BOS

Zij zijn moeilijk te lezen, de drie agenda's die Piet in 2001 aan het Historisch Centrum Overijssel heeft geschonken.
Grotendeels heeft Piet daarin de krijgsverrichtingen bijgehouden: de nederlagen van Hitler en de overwinningen van de Amerikanen, de Russen, de troepen van het Gemenebest.
Op het HCO zijn er vergrote fotokopieën van gemaakt, maar ook dan is het moeilijk leesbaar.





Piet heeft er een toelichting bij getypt. Het zijn de fascinerende angsten en de daden die getuigen van grote moed die deze documenten tot de meest bijzondere maken die ik tegenkwam zoekend naar de geschiedenis van de Venestraat en haar bewoners.



De aantekeningen in de agenda waren er op berekend, dat ze eventueel in vijandelijke handen zouden kunnen vallen, zodat er niets in stond waardoor wijzelf of anderen in moeilijkheden zouden kunnen komen. Om mezelf in te dekken schreef ik 29-9-1944 dat ik 15 jaar was, in werkelijkheid was ik 17 jaar en had ik me moeten melden. Uit mijn Bijbel had ik ook de bladzijde weggescheurd waarop stond ''van je ouders voor je 17de verjaardag" met de datum erbij.
ln deze aantekeningen staat dus niet:
- waarom vader en ik geen oproepen kregen (onze kaarten waren uit het bevolkingsregister verwijderd door een kennis van vader)
- dat we onderduikers hadden (niet alle tegelijk):
Boy Hempenius (zoon van kennis van ons uit de Westerstraat; bij onraad verstopte Boy zich op de vliering achter een stapel kartonnen dozen )
Herman van dan Berg (broer vriend van mij uit de Kerkstraat)
een man uit Santpoort (ontsnapt bij een transport; is later naar
Santpoort terug gaan lopen; pas na de oorlog vernomen dat hij daar veilig aankwam)
een man uit uit Rotterdam (was ontsnapt uit een trein op weg naar Duitsland; verstopte zich eerst in een Deckungsloch, een gat langs de Oosterlaan, en liep toen de Venestraat in en kwam bij ons terecht; liep later naar Rotterdam terug, maar werd weer opgepakt en op transport gesteld naar Duitsland, is op de Veluwe uit de trein gesprongen en kwam om).
- hoe vader ontsnapte bij huiszoekingen en razzia's (hij verschool zich een keer bij de overbuurman; een andere keer klom hij over de schutting in de tuin en ging naar de achterburen en toen de Duitsers daar ook kwamen ging hij achterom naar het huis ernaast waar ze net waren geweest; wij zagen hem vanuit ons huis gaan, de Duitser in ons huis gelukkig niet)
- hoe vader zich redde toen hij onderweg (om voedsel te halen) aangehouden werd (nam ergens bij de Ganzepannebrug zijn gebit uit de monden zei met een mummelmondje “fünfundfünzig Jahr”, waarop de Duitser zei “viel zu alt” en hem liet gaan (hij was toen 45 à 46 jaar)
- hoe de trein beschoten werd waar vader in zat (ik meen ergens bij Steenwijk; iedereen moest de trein uit en in een greppel naast de spoorbaan gaan liggen totdat de vliegtuigen verdwenen waren)
- dat vader later geld ophaalde voor spoorwegstakers (NSF) (heeft hij na de oorlog nog een wandbord en een gedenkboek voor gekregen)
- dat vader een aanstelling kreeg als “ordepolitie”, hetgeen inhield dat hij met een schildje met het opschrift “Ordepolitie” op de mouw naar het politiebureau in de Lombartstraat moest om op plaatsen waar een bom viel het publiek op een afstandje te houden wegens instortings-gevaar en om diefstal te voorkomen (wanneer hij aangehouden werd waren de Duitsers altijd zeer geïmponeerd door de functie van “Ordnungspolizei”; wat dat precies was wisten zij natuurlijk niet; op grond van deze functie heeft hij nog heel lang zijn fiets mogen behouden)
- dat Jan Stoker de verloofde van ons buurmeisje Geertje Dijkstra die meedeed aan overvallen van distributiekantoren e.d., zich in ons schuurtje verstopte, en dat wij via hem ook geweren in huis hebben gehad (die geweren lagen in het kolenhok in het souterrain; veiligheidshalve wisten de kinderen dat niet; wij hoorden dat pas later) - dat in veel huizen Duitsers zaten o.a. bij ons in de Venestraat op nummer 2  waar een Joodse familie (met zoontjes Max en Leo, van onze leeftijd hadden) gewoond
- dat onze buurjongen  Coen Dijkstra, even oud als ik, werd opgepakt (hij is in een concentratiekamp in Duitsland omgekomen)
- waar wij ons koperwerk (dat ingeleverd had moeten worden) verstopt hadden (in het ‘keldergat’, een ruimte onder de huiskamervloeren, bereikbaar via twee kleine deurtjes in het souterrain)
- hoe wij in angst hebben gezeten toen vader opgepakt werd omdat hij bij het Kerkbrugje voorbijgangers waarschuwde voor een razzia en er een NSB’er voorbij kwam (vader gaf, met de Duitser naast zich, zijn fiets mee met Kippers, zijn huissleutels aan de dames Bonthont op de Vispoortenplas, zodat wij het wisten; omdat we ook huiszoeking vreesden, werden alle papieren verstopt waaruit bleek dat er nog een zoon in de gevaarlijke leeftijd thuis was, hingen om diezelfde reden portretten weg, enz.)
- hoe hij zich ontdeed van zijn belastende papieren tijdens zijn verhoor door de Grüne Polizei (o.a. aanbevelingsbrief van ds Vreugdenhil i.v.m. het geld ophalen voor het N.S.F.; hij wendde plotselinge zeer hoge nood voor en versnipperede alles in de W.C.)
- hoezeer vader zelf in angst zat in de gevangenis in de Menno van Coehoornsingel (voetstappen in de gang – van tijd tot tijd werd er
iemand uitgehaald om gefusilleerd  te worden; hij werd na enkele dagen veroordeeld tot het betalen van een zeer hoge boete, waarop hij flink heeft afgedongen (“arme Mann”); de boete moest merkwaardigerwijs betaald worden aan het Duitse Rode Kruis, in het huis waar eerst de gemeente-ontvanger zat tegenover de Nieuwe Haven Brug; daar kreeg hij een kwitantie voor; bij thuiskomst was hij helemaal schor van de spanning)
- hoe vader zijn valse vrijstellings-‘droogstempel’ in zijn identiteitsbewijs door de Duitsers heeft laten vernieuwen (bij zijn verhoor door de Gestapo / Grüne Polizei vond men het ‘droogstempel’ onduidelijk; dat klopte ook wel, want die was vals; maar hij zei: nou maak hem dan maar duidelijker, en men zette er toen een goede naast.
Ook heb ik niet vermeld wat we min of meer gewoon vonden:
- patentolielichtjes (= koolzaadolie in een glaasje met een drijvertje)
- voedsel uit de gaarkeuken in De Dageraad aan de Molenweg
- melk en meel, opgehaald bij boeren in de omgeving (melk dagelijks van vlak over de Hoge Brug, maar ook wel van de familie Kattewinkel in Harculo)
- allesbrander in plaats van een kachel in de kamer ( poging daarop bietensuiker te maken is mislukt; het duurde lang, gaf alleen maar stank en een vies zwart prutje)
- een dikke boomstam met geleende trekzaag in stukken gezaagd en vervolgens verhakt tot kachelhout (hij werd gebracht op een boerenkar, werd languit in de Venestraat gelegd, is met vereende krachten door het huis heen naar de tuin gebracht (bij het verzagen daar heeft onderduiker Herman van den Berg nog geholpen; het hakken gebeurde toen het heel koud was ook wel in de kamer; i.v.m. wateroverlast is een aantal van deze boomschijven in het souterrain gelegd, zodat je daarop stap voor stap van het keldertrapje bij het trapje naar de straat kon komen)
-. dat er tweemaal afbraakhout te verkrijgen was achter in de Wipstrik (mijn twee jaar jongere broer en ik hebben dat gehaald met de hondekar van Bolleman, de groenteman in de Deventerstraat, nu Van Karnebeek- straat; op de terugweg hebben we ons nog een tijd bij de Herfterweg moeten verschuilen voor een controlepost)
- fietsen zonder banden (een keer verstopt in een leegstaand bed op de zolderverdieping; deze werd gevonden bij een huiszoeking, maar daar kwam men toen niet voor, men zocht mensen)
- algehele verduistering m.b.v. zwarte gordijntjes voor elk raam, zelfs van het toilet (we hebben nog eens een bekeuring gehad omdat er een kiertje licht door kwam; vader heeft het voor laten komen en kreeg, doordat hij het gekritiseerde zwarte trekgordijntje toonde, nog een flinke vermindering van de boete)
- soms emmers met water hier en daar in huis, i.v.m. de brandbommen, vooral de laatste dagen, vlak voor de bevrijding
- plakband tegen de ruiten tegen (grote) glasscherven bij een bom-inslag (brede banen kruislings over de hele ruit; later zijn enkele ruiten uit de ramen aan de straatkant weggehaald en vervangen door triplex, uit voorzorg of omdat ze bij een naburig bombardement stuk waren gegaan, dat weet ik niet meer; pas na de oorlog zijn we er weer ingezet.



donderdag 1 mei 2014

DE VEENESTRAAT IN ZWOLLE ROND DE TWEEDE WERELDOORLOG

DE VEENESTRAAT IN ZWOLLE ROND DE TWEEDE WERELDOORLOG.

door Nico Bos

Wij, de familie Bos, woonde eerst op 7a en van af ongeveer 1938 aan de overkant op nr 16.
Laten we beginnen bij huisnr 1. Dit is het eerste huis van af de Oosterlaan langs het spoor. Op nr 1 woonde de familie Schutte die een schildersverfzaak had. Zij hadden twee zoons Hessel  en Gerard.  Bij Schutte kon je ook carbid krijgen om te gebruiken voor de donderbussen op oudjaarsdag. Hessel was  in Ned. Indie geweest en had zijn wapen nog niet ingeleverd. Op nieuwjaarsdag schoot hij  voor de zaak een paar losse flodders af in de lucht.
Op nr 3 woonde beneden een Joods omaatje. Op de stoep lagen allerlei spulletjes die de Moffen op straat hadden gezet om af te halen. Op nr 5 of daarnaast woonden ook joden mensen, de fam. Jakobs, die ondergedoken waren en die de oorlog overleefden. Als ik het goed heb, dan hadden zij een sportzaak in de stad. 
Ik kan me de huisnr.s niet zo goed herinneren om dat er ook huisnr.s waren met toevoeging van een a. De fam. Hibbel woonde daar ook ergens. In ieder geval  zijn wij kinderen geboren op  nr.7a. Daar hebben wij gewoond op die bovenwoning tot 1938. 
Ook heeft daar in de buurt een pas getrouwde fam. De Vries gewoond. Toen ze hun eerste kindje kregen, de naam weet Meintje, kreeg de familie door onze vader een krentenbrood aangeboden met een lengte van 1 meter.
Verder woonde beneden de fam. De Jong. Vader was pianostemmer. Moeder was een zeer zuivere vrouw. Mijn moeder zei eens ‘ze is nooit klaar met het poetsen”.  Jaap was hun oudste zoon die vele jaren verloofd is geweest. Arie de tweede zoon, was mijn broer Jurrie zijn vriend. Dagelijks kwam hij over de vloer. Een aardige vent. Heeft voor mij eens een  vliegveld gemaakt van karton met vliegtuigen. Een vliegtuig was half opgebrand. Hij is later hoofdonderwijzer geworden. 
Ook woonde daar boven de fam. Hartman. Zij waren van onze kerk, de gereformeerde kerk (Zuiderkerk). Onze vader kwam er veel over de vloer.
Een eindje verder woonde de fam. Stoter ook beneden. Zij hadden geloof ik een hek aan de voorkant. Meneer Stoter had een houten krukje doorgezaagd die ik om mijn nek had hangen en mijn hoofd er niet meer uit kon halen zonder pijn. 
Naast hun langs de Hersteld  Apostolische Gemeente, de fam. Lindeboom. Ook oudere mensen. Hij had een driewielerfiets met een verlengstuk aan het wiel, zodat hij al steppend zijn gat in het zadel kon zetten.
De Apostel Gemeente zat tegenover ons huis nr 16. Dienst was op zondagmorgens en een zangdienst op woensdagavond. Wij, Ebo en ik, luisterden in bed altijd naar hun zingen tot wij in slaap waren gevallen. Op de studeerkamer een verdieping lager keken we uit het raam naar de weggegooide peuken van de mannen. Roken in de kerk mag niet. En wij renden naar buiten om ze op te rapen. Zo maakten we de eerste sigaretten al op 13 jarige leeftijd. Ook werd er catechisatie gegeven in die gemeente. Op de hoek van de” kleine Veenestraat” en de Hertenstraat, waar de fam. Bruins woonde, was ook lid van deze gemeente. Naast de Herst.  Apost. Gem. de koster(?) op de bovenwoning. Verder in de straat een jong gezin waarvan de kleine op de stoep speelde met een touw om de middel en andere eind aan de ijzeren pilaar naast de stenen trap. Direct na de oorlog heeft de Canadese militaire police daar ingekwartierd gezeten. Ze hadden diverse Jeeps in de straat staan.
Een paar huizen verder richting Hertenstraat de katholieke fam. Bodewes. Zij hadden een oudere zoon en twee dochters die heel goed touwtje konden springen.
Toen deze familie verhuisde kwam er ook een katholieke familie in deze woning, de fam. Ronteltrap. Meneer Ronteltrap was leraar in smeden op de ambachtschool.
Naast deze familie was een Meisjes Tehuis. Ik geloof dat het een dependance was van een kindertehuis op de hoek van de Terborgstraat. Deze meisjes kwamen nooit alleen buiten spelen. Dat huis had een vrij lange stenen trap naar boven  naar de voordeur. Tegen de zijgevel een ijzeren brandtrap die eindigde met een luik. Deze had weer toegang tot het dak en een zolderkamerraam. Op de hoek van de Veenestraat en de Hertenstraat had de fam. Van der Lippe een patisserie winkel. Het etalageraam aan de Veenestraat  had aan de onderkant een loodslab op de vensterbank. Wij bogen net zolang tot we er een stuk vanaf braken. Daar knipten we reepjes lood af en gebruikten ze voor onze schietgeweer met een elastiek aan de loop.  Heel gevaarlijk eigenlijk.
Er werd geschoten naar de overkant van de straat tegen een blinde zijmuur van een opslagplaats van verf en andere attributen  De ramen waren van matglas. Er zat ook nog een brede deur in die we met voetballen als goal gebruikten. Boven die deur een plat dak waar de bal vaak terecht kwam. In winter  1942 was er veel  sneeuw gevallen. Met vrachtwagens vol werd de sneeuw van de omliggende straten voor de zijgevel  op straat gedeponeerd.  Zo’n 10 meter lange bult van 2 meter hoog was het ideaal om er iglo’s in uit te hakken.  Die winter hebben we veel geld verdient om stoepen vrij te maken van sneeuw en met een bijl de goten ijsvrij te krijgen. Jaren later kon je nog zien dat we bezig waren geweest in de goot met een bijl. Naast die opslagruimte op nr 20 woonde fam. Klinkert oudere mensen die even als hun overburen (naast Bodewes) een hondje die Hekse heette.  Hekse kwam nooit alleen buiten. Wij konden in onze tuin gemakkelijk dat hondje aan het blaffen maken door zelf te keffen.
Naast ons huis op nr 18 woonden de dames Van der Molen. Ik kan me herinneren  dat je op onze zolder die grensde aan hun zolder duivengekoer kon horen. Er moet een meneer v.d.Molen zijn geweest die in ongeveer 1938 is overleden.

Op 16 woonde wij dan: 7 slaapkamers, voorkamer en een kamer met een serre en hal een meter hoog boven de straat. De keuken en tuin op straatniveau. Met een stenen trap naar beneden kon je van buiten in de kelder komen waar je ruim in kon staan. De fietsen hadden we daar staan. Vanuit de kelder kon je via een houten trap ook in de keuken komen.  In de kelder nog 2 luiken, een voor de gas meter en een om onder de voor en achter kamer te kunnen kruipen. Naast de buitenkelderdeur het kolen hok. Het is een heel apart huis. Niet voor niets in monumentenzorg.

Naast ons op nr 14 woonde de fam. Dijkstra. Friese mensen met dochter en zoon. De zoon is nooit  terug gekomen van de werkkampen in Duitsland. Ik hoor de buurvrouw nog huilen na de oorlog toen Coen daar was overleden. Coen had ooit een vlieger voor me gemaakt op hun zolder. Ze hadden ook een tandem. Ik heb er wel eens achterop gezeten bij de buurman.
In begin van de oorlogsjaren kwam de fam. Sleeuw wonen op nr 12. Ze hadden een dochter Poppie en Frans van mijn leeftijd. Ze waren geboren uit een eerder huwelijk en heten Schalij van achternaam . Ik geloof dat Frans zijn vader uit Deventer kwam en een bioscoop had. Later heeft Frans nog een broertje gekregen. Frans was mijn vriend en kwam er veel thuis.  Meneer Sleeuw verhuurde fruit- en andere gokautomaten en deed het onderhoud  in de kelder. Het gedeelte onder de woonkamer had hij uitgegraven en beton op de vloer gestort.
Onder ons huis hadden wij ons club huis gemaakt, die we de mollenkuil noemden en de club de Mollenclub. Ik had er een 8 volt lampje vanuit de kamer in gebouwd. Aan muren een schoolbord en andere voorwerpen. Frans die voorzitter was en de meest pientere, zo vertelde mijn moeder, “wij moeten een inventarislijst maken voor alles wat hier staat en beschrijven”. Ik vond dat maar een moeilijk woord inventaris.  Bij de opening  draaiden we plaatjes van ome Bob op een van te voren op te draaien grammofoon. Hannes loopt op klompen, onder moeders paraplu en nog een paar kinderliedjes. We hadden 6 kleine plaatjes ter grote van de latere 45 toerenplaatjes. De grammofoon, met naalden, zat in een grijze koffer waar van je het deksel dicht kon klikken.  De opening werd gevierd met limonade.
De riolering in de Veenestraat  was niet zo best. Regelmatig liepen de kelders onder water bij hoosbuien. De fam . Sleeuw werd het te vochtig en verhuisde naar de van Karnebeekstraat. We hebben met vader Sleeuw aan de piano daar kerstliederen gezongen. Ik vond dat vreemd ,want ze waren niks. Met de bombardement op de Bollebieste(wijk) stond mevrouw Sleeuw doodsangsten uit, te wachten bij de kelderdeur, het hele huis trilde aan de van Karnebeekstraat.  Op de bevrijdingsdag, 14 april 1945, zie ik vader Sleeuw nog met enige sloffen sigaretten sjouwen die hij bij de Canadese soldaten had binnen gehaald uit Schelle, die daar toen stonden met hun gevechtauto’s.  Na de oorlog verhuisden zij naar de Oosterlaan, het huis naast Harm Otten.
Poppy Sleeuw (Schalij)  zong in een band, waarvan het drumstel werd bespeeld door vader Sleeuw.
Op nr 10 woonde de fam. Pas met een stel dochters. Meneer Pas was overleden en we mochten niet veel lawaai maken in de straat. De twee jongste meisjes (Agnes en ….?) konden heel goed touwtje springen samen met de meisjes Bodewes van de overkant. Dat doen de kinderen van tegenwoordig niet na.
Even verder  woonden de dames Guilliams (mejuffrouw Guilliams woonde samen met de dames Wolff; PR), erge lieve oude dametjes.
Mevrouw Thiebout had een hele grote 8 op de muur staan.

Op het einde van de oorlog stonden we te  kijken, verscholen achter hekwerk, naar het opblazen van de treinstellen door de Duitsers in een portiek van het hoekhuis Oosterlaan en de Veenestraat.Met een enorme knal vlogen stukken ijzer door de lucht, een deel door het dak van mevrouw Thiebout, een ander deel op een meter voor de voeten van mijn vader die ons weg wilde halen van die gevaarlijke plaats. Het kromme  rokende stuk ijzer van twee meter lang zag ik nog liggen bij ongeveer Arie de Jong voor de deur.  Een uitbrander van Pa was wel op zijn plaats.
Nou ik het toch over die plaats heb waar we op onze buik lagen te kijken boven de stenen trap achter het traliewerk, nog eventjes dit: Waar we lagen zijn twee voordeuren. Tegen de rechtse familie moesten we zeggen dat we haar man hadden gezien in een militaire vrachtauto komende uit Duitsland. De familie kon hem ophalen vanaf de Grote Markt in de stad. Dat zeggen deden we natuurlijk graag. In allerijl spoeden ze zich van de trap af naar de stad.

Dan komen we bij nr 1 (bedoelt Nico niet nr. 2 het huis van de fam. Broekman?; PR)  van de Veenestraat. De bewoners waren Joodse mensen met kinderen. Al spoedig werden zij uit het huis gezet door de Duitsers. Waar ze naar toe gingen, een open vraag. In elk geval namen Duitse officieren het  huis in bezit. Ze waren nogal rumoerig af en toe. Ook van die moffen meiden zag je vaak langs komen. Naast dat huis was een gangetje dat toegang bood naar de tuinen van die op de Oosterlaan. Dit gangetje was de terugloopplaats als we het spelletje speelden D'r is een rover in het bos-bos-bos.
Weer náást dat gangetje was de achtertuin van de fam. Hollander, op de hoek van de Oosterlaan. Zij hadden twee dochters waarvan de oudste later is omgekomen  met het treinongeluk bij Harmelen. De jongste Antie was toch de beste vriendin  van de straatvan onze zus Meintje.

In die oorlogstijd heeft onze straat veel bezoek gehad van mensen en kinderen uit het westen. Mijn vader ontmoette een jochie met een kinderwagen die aardappels moest halen. Hij was komen lopen van Rotterdam. Zijn kinderwagen was snel gevuld door de buurt langs te gaan. Drie weken later was hij er weer. Als er in een huis kamers 'over' waren  kreeg je inkwartiering van een Duitser. Zo kregen wij een Duitser, geen soldaat, die werkte bij het spoor. Het was een goeie kerel die niks van Hitler moest hebben met zijn Krieg. Ik mocht  hem wel, want hij bracht wel eens chocolade mee.Op een gegeven moment had mijn moeder een nieuw dienstmeisje aangenomen. Het was echt een deerne met lippenstift en nagellak. Het rook er altijd lekker in die kamer van haar naast onze slaapkamer op zolder. Vader en moeder kwamen er achter dat ze verkering had met een Duitse soldaat. Toen vader er wat van zei kwam prompt de soldaat verhaal halen. In de serre werd gauw het portret van de koningin weg gehaald, want dat was verboden. Het dienstmeisje heeft niet lang gediend.
Toen de oorlog afgelopen was staken we de vlag uit waarvan de dikke zware vlaggenstok bevestigt was aan een balk van uit die kamer op zolder. Een keer is hij bij een harde wind uit het zolderdakraam gevallen. Gelukkig geen ongelukken.                    

Er is natuurlijk veel meer gebeurd in de Veenestraat, ik maak er maar een eind aan. Het is jammer dat ik op de samenkomst niet aanwezig kan zijn daar wij met vakantie zijn in Italie, anders was ik graag gekomen.
Groeten, Nico Bos Groelslaan 4 5583GB Waalre.