dinsdag 9 april 2019

DE FAMILIE DE RIE

DE FAMILIE DE RIE

Frans de Rie


Eigenlijk woonde Han Jonker maar heel kort in de Venestraat, voor de oorlog. Hij had ‘hotelschef’ als zijn beroep opgegeven en hij woonde in op kamers bij de familie Pas op nummer 7, vlak vóór de oorlog. Hij had gevaren, als hofmeester, en dat gaf een band, zo leek het. Maar het liep anders toen Frans de Rie en Han elkaar tegen het lijf liepen bij hotel Konijnenbult in Vorden, jaren later. 
Han was daar inderdaad ook hotelchef en Frans was er chef-kok. Frans verheugde zich in het naastgelegen kasteel te gaan wonen. Frans als heuse kasteelheer! 
Maar die twee kregen onenigheid over de fooienpot en Frans voelde zich bestolen toen hem duidelijk werd dat de kinderen van Jonker de fooien in hun spaarpot kregen, in plaats van het personeel die de fooien als blijk voor hun dienstverlening had ontvangen.  Dat stond het rechtvaardigheidsgevoel van Frans niet toe en hij pakte zijn biezen om een eigen zaak, een snackbar later gecombineerd met een slijterij, te beginnen in Coevorden.



Frans de Rie woonde als kind in de Zuiderkerkstraat op nummer 26. Geboren op de drempel van de oorlog in maart 1940 in Leiden herinnert hij zich uit zijn eerste jaren  vooral enkele dramatische oorlogsbeelden van indrukwekkend marcherende soldaten en ook haarscherp de parachutisten in de Slag om Arnhem. Hij woonde daar toen in de buurt.
Toen het gezin, met zus Marian, in 1955 naar Venestraat 20 verhuisde, naar het huis van Klinkert die tegelijkertijd omgekeerd naar Zuiderkerkstraat 26 verkaste, was Frans al bijna het huis uit. Hij bezocht de Ambachtsschool in Deventer omdat de school aan de Hortensiastraat geen vakopleiding voor koks had.
Frans memoreert ene Klaas Neerken uit Bellingwolde (?), die inwoonde bij de familie Bos op nummer 16. Was hij daarmee bevriend? Is deze Klaas dezelfde als de zoon van de dominee uit Dedemsvaart (over wiens gezin en dus ook over Klaas (1929) op het internet een beschrijving is te vinden met foto.) en die leraar klassieke talen werd en dus naar een gymnasium zal zijn schoolgegaan?






Amper geslaagd ging hij varen als koksjongen. Later klom hij op tot koksmaat, bakker/slager, kok en chef-kok. Hij maakte reizen naar vooral Zuid-Amerika, maar ook de Filippijnen.
Hij haalt een dramatisch moment aan boord op, in alle rust zittend op zijn kooi. Tot een maat hem komt roepen om bij "die ouwe" te komen. Uit zijn handen ontvangt hij het telegram dat Pa de Rie op 51-jarige leeftijd in zijn slaap is overleden. Hij had het aan zijn hart en was ongezond zwaarlijvig, maar dit had Frans niet zien aankomen en hij was er absoluut niet op voorbereid. Ver van een haven was het uitgesloten dat hij de begrafenis zou kunnen bijwonen.
Frans noemt zichzelf best wel niet zo'n mak schaap. Met zijn moeder kon hij het niet vinden, maar Pa de Rie was wel echt zijn Pa, nog.
Hij was een aangenomen kind en biologisch geen familie. Met zijn moeder en zus Marian had hij al gauw geen enkel contact meer. Des te begrijpelijker als je bedenkt dat hij grote zeereizen maakte.
Toevalligerwijs (?) was hij de laatste keer tussen twee reizen nog op een hol naar Zwolle gekomen. Het was een afscheid van zijn vader, bleek achteraf.


Hij haalt herinneringen op aan het Libertyschip waarmee hij naar Montevideo voer. Soms alleen met vracht, maar ook met half vracht en vijftig passagiers. Bijna tien jaar was hij zo onderweg. Ik moet toch nog eens vragen voor welke rederijen en op welke schepen hij voer. Nievelt en Goudriaan?

Toen hij verliefd werd en verkering kreeg, ging een nieuw leven aan de wal trekken. Maar eerst werd hij in een fraai verhaal in een zwarte limousine met chauffeur van huis gehaald en afgeleverd bij Verolme om even later -na het tekenen van een contract- afgezet te worden op het REM-eiland. Ook daar was hij de chef-kok. Die pret heeft maar een jaar (1964)  geduurd, maar was de moeite waard. Hoe de autoriteiten het eiland enterden om de apparatuur het zwijgen op te leggen, vertelt Frans aanschouwelijk in een smeuïg verhaal.




de draadvleugelboot waarover Frans kon beschikken voor het transport met de wal en de bevoorrading

Wikipdia: in 1963 werd de Reclame Exploitatie Maatschappij (REM) gesticht. De voornaamste aandeelhouder was de Rotterdamse scheepsbouwer Cornelis Verolme. Andere aandeelhouders waren Reinder ZwolsmanPieter Schelte HeeremaSidney van den Bergh en de bank Teixeira de Mattos. De REM wilde commerciële radio- en televisie-uitzendingen verzorgen. Omdat de Nederlandse wetgeving dit niet toestond zouden de uitzendingen geschieden vanaf een locatie juist buiten de territoriale wateren (6 mijl uit de kust van Noordwijk). 


Die lange man achteraan is Frans als ik me niet vergis, onderdeel van de samengestroomde bemanning van het REM-eiland om de eerste uitzending TV Noordzee life bij te wonen.
Enfin, met zijn horecaopleiding en -ervaring had hij genoeg mogelijkheden om aan de wal een tweede leven te beginnen. Na de Konijnenbult in Vorden en de snackbars in Coevorden heeft hij 'van alles' gedaan. Hij werkte voor de politie en later voor Albert Heijn op het distributiecentrum. En nog steeds is hij actief. Als taxichauffeur rijdt hij onder andere met dove kinderen die het speciaal onderwijs in Zwolle bezoeken. Op die manier komt hij onder de mensen.
En dankzij al die avonturen zit hij vol verhalen.

Wat weet hij van Gijsbertus (G.J.A.) de Rie? Welnu, die komt uit Rotterdam. Althans daar is hij geboren. In in 1930 is getrouwd met Maria Helena Johanna Waelbers, wier vader een metaalfabriek(je) in Ruinerwold had. Na diens dood heeft Gijsbertus een poosje de metaalfabriek gerund tot zijn zwager oud en wijs genoeg was om het over te nemen. Die fabriek bestaat overigens nog steeds en draagt ook nog altijd de naam Metaalindustrie Waelbers B.V., gevestigd aan de Hoge Akkers, in 1921 opgericht als "Eerste Nederlandse Spatbordenfabriek".

In de tijd dat Frans nog thuis was, was Gijsbertus de chef van Vroom en Dreesman, aan het Koningsplein / Diezerstraat..





.Hij was een 'strenge maar rechtvaardige' man, met grote mensenkennis en veel sociale vaardigheden. "Een echte directeur", volgens Frans. De familie was zéér katholiek. 

Van de volgende fase weet Frans eigenlijk geen details. Dat is de fase waarin pal na de bevrijding in mei 1945 G.J.A. de Rie benaderd wordt om aan het roer te gaan staan van de prompt stuurloze NV  Klinkert en Co. De Duitse bazen verdwenen met de komst van de gealliëerden op slag, en de oorspronkelijke eigenaar én fungerend directeur Jan Klinkert en aanvankelijk trouwens ook broer Hendrik waren gearresteerd wegens vergaande collaboratie (waarvan Hendrik later werd vrijgesproken).
Onder leiding van De Rie is de productie van de lak- en verffabriek uit de Hertenstraat naar de fabriek in Wapenveld verhuisd?
Mij is niet duidelijk hoe het nu precies gegaan is. Is er nog sprake van een intermezzo waarin De Rie voor eigen rekening een eigen zaak heeft? Zie onderstaand excerpt van een Kamer van Koophandel dossier. Of was dit een 'lege' onderneming, opgericht in november 1945, die hij direct zou kunnen activeren als hij zonder werk zou komen. Mogelijk was hij er in november 1945 niet zeker van of hij ook voor de nieuwe eigenaar Smits en Co aan de slag zou kunnen.






In elk geval is hij later tot zijn plotselinge dood de leidinggevende directeur in Wapenveld onder de nieuwe eigenaar Smits en Co, terwijl hij in de Venestraat op nummer 20 blijft wonen.



met ingang van 22 mei 1945 wordt G.J.A. de Rie benoemd


Ik vond een krantenknipsel waarin De Rie deze fabriek ook werkelijk representeert bij het zoveel jaar bestaan van Smits en Co.


Het Parool 5 november 1954


Frans weet bijna zeker dat De Rie en Klinkert na de oorlog elkaar niet opzochten, en zeker geen vriendschappelijke betrekkingen onderhielden. Zelf heeft hij de heer en mevrouw Klinkerrt dan ook nooit ontmoet. Hij weet nog wel hoe de familie het huis van de Klinkerts aantroffen. Frans beschrijft het pand als een vreugdeloos, sombere, donker negentiendeeeuws stofnest waar de tijd stilstond. 

Om nog even terug te komen op Frans. Hij is voor de tweede keer getrouwd, heeft zelf nooit kinderen gekregen. 'Eigen' familie heeft hij niet. Met Marian met wie hij zo lief op de kinderfoto's staat is hij gebrouilleerd. De moeder die hem ooit gebaard heeft, heeft hij maar één keer gesproken: toen hij haar toestemming nodig had om te trouwen. Zij wilde zijn moeder niet zijn en hij wilde vervolgens ook haar kind niet zijn. Zijn levenslust zelfs nu hij ouder wordt, is er niet minder om.


























maandag 8 april 2019

DE FAMILIE BROEKMAN-ROSENBOOM


DE FAMILIE BROEKMAN-ROSENBOOM

Frauke heet op de grafsteen van haar man Rosenboom, maar in (alle) andere documenten waaronder de verkoopacte van Venestraat 2 na haar dood wordt haar naam gespeld als Rozeboom. Dat is in overeenstemming met haar geboorteacte uit de Groningse burgerlijke stand.





Gisteren bezocht ik de Joodse begraafplaats aan de Kuyerhuislaan in Zwolle. Natuurlijk trof de grafsteen voor Barend Marcus Broekman me.








(ook hier noemt Frauke zich Rosenboom)

Aanleiding om hier de biografie te posten die ik in 2015 heb opgenomen in het boekje De Stolpersteine in de Venestraat en de Derk Buismanstraat (2015) naar aanleiding van hun onthulling op 25 maart van dat jaar.

In augustus 1931 kwamen Barend Broekman (1895), zijn vrouw Frauke Broekman, geboren Rosenboom (1900), hun oudste zoon Marcus (1926) en hun jongste Leo Moses (1930) in de Venestraat op nummer 2 wonen.
Barend en zijn oudere broer Jacob Broekman, die aan de Terborchstraat 9a woonde, waren experts in de financiële sector. De broers hadden bij de gemeente simpelweg het beroep van expert opgegeven. Zij deden in makelaardij, taxaties, hypotheken en verzekeringen. Zo verkochten zij een verzekeringspolis van het merk BAAK.
BAAK stond voor Broekman’s Algemene Assurantie Polis.
Daarnaast exploiteerden zij vanaf 1925 Verkooplokaal “De Witte Roos”, waar zij veilingen organiseerden en kantoor hielden. “De Witte Roos” was gevestigd aan de Melkmarkt nr. 20, waar nu het Grieks restaurant Olympia is gevestigd.
Eerder had daar hotel-restaurant De Doelen gezeten maar dat was afgebrand. 











































Terzijde, ene T. Schoonhoven heeft het bedrijf voortgezet. Hij woonde op loopafstand van de Venestraat namelijk in de Enkstraat. Ik heb geen nazaten gevonden om bij hen informaties in te winen. In 1969 was hij nog als zodanig actief en woonde in de Wanningstraat.






Op 8 augustus 1940 stierf Barend Broekman, de heer des huizes, plotseling, aan een hartverlamming, in Hattem.



De bejaarde Susanna Rudelsheim (1867) was de zuster van de al in 1918 overleden Klara Rudelsheim, de moeder van de broers Barend en Jacob Broekman. Susanna was dus hun tante én de oudtante van de beide jongens. Susanne woonde met Jacob Broekman in de Terborchstraat, maar verhuisde na Barends overlijden in 1940 met Jacob naar de Venestraat.
Van Susanna Rudelsheim is weinig meer bekend dan deze rudimentaire gegevens.
Het transport waarmee de bejaarde Susanna Rudelsheim naar Westerbork werd overgebracht, kwam daarop 8 april 1943 aan. Tweeëneenhalve maand later werd zij gedeporteerd naar Sobibor waar zij direct na aankomst zal zijn vermoord. De steen vermeldt de datum van 2 juli 1943. Susanna Rudelsheim bereikte de leeftijd van 76 jaar.
Van Susanna Rudelsheim is geen enkele foto overgeleverd, voor zover bekend.

Dat de ongehuwde Jacob van gezelligheid hield, moge blijken uit het feit dat hij lid was van de Zwolsche Biljartclub die in de Buitensociëteit speelde.
Hij was ook een hartstochtelijk bridger. Met zijn overbuurman, de heer Hibbel, die hij trouwens ook op de biljardclub tegenkwam, vormde hij een fameus paar.
Mevrouw Hibbel vormde met Frauke Broekman-Rosenboom een eveneens succesvol bridgepaar. Dat is bekend uit de krantenverslagen van bridge-drives waar beide paren wonnen en prijzen behaalden.
Tót het Joden verboden werd lid te zijn van verenigingen en horecagelegen-heden te bezoeken. Daarmee waren Jacob en Frauke Broekman  uitgesloten van de AVRO-bridgedrives, die in het nu tragisch afgebroken Hotel Gijtenbeek- hier om de hoek aan het Stationsplein- werden gehouden.

Jacob Broekman wordt vermoord in Mauthausen. Het is niet bekend of hij via Westerbork gedeporteerd is. De dag van zijn dood is waarschijnlijk 9 juli 1942. Jacob Broekman was toen 52 jaar.





Toen de anti-Joodse maatregelen de Joden steeds verder uitsloten van voorzieningen, is een Joods ziekenhuisje geopend in de Voorstraat. Frauke Broekman werd daar hoofd van de huishouding en verbleef daar met haar zoons permanent tót ook dat ziekenhuisje geliquideerd werd.

In Van zwolle naar Westerbork en verder, van Wim Coster, 2009, wordt Saartje Davidson die daar toen verpleegster was, aangehaald die in 1985 bewonderende woorden sprak over Frieda Broekman: "Het werk in het ziekenhuis was zwaar, maar mevrouw Broekman was als een moeder voor ons, zij heeft het ondanks de beperkte middelen die zij had, fantastisch gedaan."

Voorstraat 41, Joodse school en Joods ziekenhuisje

Vrijwel tegelijkertijd, op 9 april 1943 zijn Frauke en haar beide zoons naar Vught gedeporteerd en van daar op transport gesteld naar Westerbork op 7 juni 1943. Op 20 juli 1943 werden zij gedeporteerd naar Sobibor.  
De dag van hun dood door moord in Sobibor is gesteld op 23 juli 1943.
Leo Moses was 12 jaar en zat in klas 6 van de Joodse lagere school. Marcus was 16 jaar.

De foto van de broers is vrijwel het enige dat in het huis werd aangetroffen, nadat het was leeggehaald in opdracht van de Duitse bezetters.

Van Frieda is (mij) geen foto bekend. Wel van haar zuster Charlotte, die in Den Haag woonde, op wie zij mogelijk leek.

Charlotte Rosenboom

Charlotte wordt genoemd in de verkoopacte van na de oorlog, als de erven Venestraat 2 verkopen aan Van Schubert en Rie de Wilde. Rie de Wilde verhuist haar kapsalon aan de Willemskade naar de Venestraat.



Bob Zadok Blok, kleinzoon van Sara Roseboom, overleden in 1993, is overgekomen om de Stolpersteine voor zijn (verre) verwanten te onthullen.



Het is vermeldenswaard dat vorig jaar in het Denksportcentrum in de Venestraat ter nagedachtenis een Broekman-Hibbel Bridgedrive is gehouden, waarvan de opbrengsten ten goede kwamen aan dit Stolpersteine- projekt.













donderdag 4 april 2019

DE FAMILIE HELDER, DE EERSTE BEWONERS

Naar aanleiding van een aardige, informatieve brief van de kleindochter van Pieter Helder, Elsbeth de Vos - Helder, laat ik hier zien wat ik in het boek over de Venestraat over de familie Helder schreef.
Zij stuurde deze foto mee.


Engbert is de oudste. Hij is het die in 1936 naar Bremen gaat, vermoedelijk naar de familie van zijn moeder, die afkomstig is uit Duitsland en is geboren in Bielefeld.
In zijn latere leven is hij beroepsmilitair geworden (cavalerie) en woonde de rest van zijn leven in Ede. Hij kreeg twee dochters.
Karel is de vader van Elsbeth, op de foto nog een baby. Elsbeth schrijft over hem: "Mijn vader was een hele intelligente man, maar zijn leven is getekend door tbc. Volgens mij heeft, toen hij een jaar of 16 was, heeft hij tbc gekregen en heeft daardoor 11 jaar van zijn leven in sanatoria doorgebracht o.a. in Davos. Daarna moest hij leven met één long, wat hem behoorlijk hinderde in het dagelijks leven.
Hij had arts willen worden, maar de studie was te zwaar. Het werd rechten en uiteindelijk is hij politietrechter geworden aan het eind van zijn werkende leven. Mijn vader is 70 jaar geworden."

Over haar grootvader, Pieter de man op bovenstaande foto dus (1883 - 1966) is zij minder te spreken. Zij was zes toen hij overleed en in haar herinnering was hij een strenge en nogal norse man. De familie was geen familie met een warme familieband. De vrouw is Hermine Elisabeth Frieda Berckenkamp of Berkenkamp. In 1915 zijn zij getrouwd in Bremen.

Over de fabriek is een reeks van foto's te vinden op de website van Hans Smits Zwolle in Beeld, vgl. Zwolle in Beeld - Zwols Bedrijfsleven - Zwolsche Biscuitfabriek v/h E. Helder en Co.
Daar is ook een foto te vinden van de directeur, zou ik denken. Maar het jaartal ontbreekt. Ik schat de jaren vijftig, dus kan hij geen Helder zijn?

De heer Helder kocht als eerste bewoner van de Venestraat het pand dat hij tot dan toe van de Zwolsche Bouwmaatschappij huurde, Veenestraat 2 voor de som van elfduizend en 100 guldens. Dat was in 1919.