donderdag 31 oktober 2013

Fa VAN DELDEN en ZONEN

We hebben het nog eens over Venestraat 27 a (waar Venestraat 27 ontbreekt).
Na Banketbakker Maison van der Lippe heeft de heer J.B.M. van Delden in het pand zijn groothandel in toiletartikelen en parfumerieën gevestigd. De handelsnaam is dan de Fa J.B.M. van Delden en Zonen. Later wordt het Johannes B.M. van Delden en Zonen.Van de 'oude' van Delden, J.B.M. dus, is mij nu niets bekend, behalve dat hij in 1894 is geboren en dat zijn eerste bedrijf, samen met zwager Van Eijden, op een mislukking is uitgelopen. Hij is toen failliet gegaan. Dat bedrijf was overigens ook in de Venestraat gevestigd en wel op nummer 13. Op 13a woonde dan de zwager van Eijden met zijn gezin.
Enfin, de nieuwe firma J.B.M. van Delden en Zonen staat van 1959 tot 1996 bij de Kamer van Koophandel ingeschreven, maar de vader sterft en de zoon, de heer Franciscus J. van Delden, geboren 1926, zet de zaak voort. De oudste zoon is Aloysius W. van Delden, geboren 1922. Hij woont in de Beatrixlaan en is 'firmant grossierderij'.
Heeft hij een zoon Ronald en heeft die in de Venestraat op nr. 27a gewoond? Marga Deiman herinnert zich namelijk in de klas gezeten te hebben met ene Ronald van Delden van nr. 27a.


Deze foto is gemaakt door Philip of Sonfa Feberwee in 1998 toen zij het huis gekocht hadden van de heer van Delden en inventariseerden in welke mate sprake was van achterstallig onderhoud.

Ondanks dat sommigen hem een een tikje een zonderling vonden, was de heer F.J. van Delden in de jaren tachtig een alom gekende en gerespecteerde verschijning. Onveranderlijk gekleed in donker grijs tot zwart kostuum en dito overjas en in een vitale pas liep hij dagelijks om zes uur de Venestraat door voor het diner in de stationsrestauratie.
Zijn Mercedes Benz stationcar, in dezelfde kleur, verkeerde in dezelfde onberispelijke staat en werd door de heer Van Delden met zorg gekoesterd. Hij maakte er zijn dagelijkse ritten mee naar klanten in de omgeving.
Groette hij nu werkelijk door zijn hoed af te nemen of bedenk ik dat er al te clichématig nu gewoonweg bij. Zo'n man was het namelijk wel.

Philip, als het om 'opknappen' dan wel restauratie gaat voor geen gat te vangen, heeft er samen met Sonja een jaar overgedaan om de woning weer in pronte staat te brengen. Weliswaar niet full time in de weer met deze klus, maar wel in praktisch elk vrij uur.
Zo vergaat het kennelijk een huis als dat wordt bewoond door een sobere, alleenstaande man die niet hecht aan modernisering.
Het mooie van de foto's die Sonja en Philip toen gemaakt hebben, dat zij een mooi beeld geven van een inrichting eind jaren vijftig, begin jaren zestig. Aan centrale verwarming hebben vader en zoon Van Delden, om een algemene moderne verworvenheid te noemen, geen behoefte gehad.



Door het raam is het appartementengebouw aan de overkant te zijn, de voormalige verffabriek en lakstokerij van Klinkert en Co.


In elke kamer hangt een schilderij, staan bloemen of een plant (af te stoffen dan wel water te geven) en ligt een anti-makasser over de rugleuning van de stoelen. 






Hier valt de auto op de schoorsteen op, ongetwijfeld een Mercedes Benz, zij het in een afwijkende kleur.




Een kwetsbare foto is deze. Hij maakt treffend duidelijk wat belangrijk is en wat niet. De vraag is of dit de slaapkamer was van de heer des huizes of een logeerkamer. Denkelijk de laatste. Op de wastafel verwacht men van een grossier in toiletartikelen toch meer dan een stukje zeep. 



In zijn kantoor zoekt men na het voorgaande niet verrassend tevergeefs een personal computer. Een feit is overigens dat Van Delden op het moment van de foto al een jaar of misschien zelfs al langer is gestopt.


Maar dan ineens, tamelijk onverwacht keert de heer van Delden zich in 2007 tegen dit kunstwerk, althans de plaatsing daarvan. Met deze argumenten:




Kunstwerk Hanzeplein
Zienswijze van F.J. van Delden en T.B. Ottink 

Samenvatting van de zienswijze:

Het te plaatsen kunstwerk zal overlast veroorzaken zowel voor de in de directe nabijheid gelegen woningen als voor de nabij gelegen groenstrook langs het water en de aanliggende parkeerplaats.
De hoogte van het kunstwerk is tijdens de behandeling van deze zaak toegenomen van 5 tot 6,5 meter. Graag een verklaring hiervoor.
Er is niet gereageerd op het verzoek van adressanten om in hun woningen te komen kijken teneinde de situatie vanuit het perspectief van de bewoners te beschouwen. Nogmaals het verzoek om de situatie ter plaatse te komen beoordelen.
 Ons bezwaar doet een beroep op het inlevingsvermogen in onze woonsituatie en de menselijke kant van de zaak.

In de krant staat het korter: de bewoners zijn bang voor lawaai van de waterstraal en voor beschadiging van de lak van hun auto's. Eerlijk gezegd past dat wel bij Van Delden, een bijzondere man. 


wordt vervolgd met Feberwee






BRIDGEN OM DE BROEKMAN-HIBBEL BOKAAL

Ik loop een beetje op de zaken vooruit. Dat komt omdat ik het zo een mooi idee vind. En omdat het toeval hier de fraaie regie heeft genomen.
Het comité VENESTRAAT 100 JAAR is druk doende een feestelijk programma te bedenken voor de viering op zaterdag 24 mei 2014. Zodra dat program vaste vormen heeft aangenomen zal ik dat hier zeker presenteren. De datum ligt hierbij dus vast.

In het kader daarvan is al in een vroeg stadium het initiatief genomen om aan de zwartste bladzij van de geschiedenis van de Venestraat aandacht te geven: de deportatie van de Joodse mede-bewoners en hun dood in de gaskamer. Net toen wij contact zochten met één van de historici van de Joodse geschiedenis in Zwolle, Jaap Hagendoorn, om te peilen wat de Joodse gemeenschap zou vinden van het leggen van zgn. Stolpersteine in de Venestraat voor de slachtoffers van de Holocaust, bleek er een stichting in oprichting te zijn die zich ten doel stelt voor alle door de Nazi's vermoorde Joodse mede-burgers een Stolperstein te leggen: de Stichting Zwolse Stolpersteine.
Wij sluiten ons graag bij de stichting aan en hebben op ons genomen voor de 14 Stolpersteine in de venestraat sponsors te verzamelen. Inmiddels zijn we op de helft. We doen een beroep op bewoners, oud-bewoners en huis-eigenaren en alwie een binding heeft met de straat en haar bewoners.

Hier een beeld uit onze 'zusterstraat', de Venestraat in Kampen:


Voor een korte uitleg citeer ik uit de Wikipedia:
Stolpersteine

Stolpersteine is een project van de Duitse kunstenaar Günter Demnig (1947, Berlijn). Hij brengt gedenktekens aan op het trottoir voor de huizen van mensen die door de nazi's verdreven, gedeporteerd, vermoord of tot zelfmoord gedreven zijn. Deze Stolpersteine (lett. 'struikelstenen') herinneren onder andere aan Joden, Sinti en Roma, politieke gevangenen, homosexuelen, Jehova's getuigen en 'euthenasie'- slachtoffers.
De kunstenaar noemt ze Stolpersteine omdat je erover struikelt met je hoofd en je hart, en je moet buigen om de tekst te kunnen lezen.
Op de stenen zijn, in een messing plaatje, de naam, geboortedatum, deportatiedatum en plaats en datum van overlijden gestanst. De kleine stenen (10 x 10 cm) werden lange tijd alle door de kunstenaar zelf gemaakt en geplaatst. Genoodzaakt door de stormachtige ontwikkeling van het project laat hij zich tegenwoordig door een bevriende kunstenaar ondersteunen. Incidenteel worden de stenen geplaatst door gemeentelijke stratenmakers.
Het project Stolpersteine loopt sinds het jaar 1994. Tot juli 2013 waren er al 40.000 Stolpersteine geplaatst.

Fred en Anita die het Denksportcentrum runnen en zelf in de Venestraat wonen, kwamen op de gedachte om een bridgedrive te organiseren waarvan de opbrengst voor het Stolpersteine project bestemd zou zijn.
Daar voeg ik graag nog een min of meer dringend argument aan toe. Zie deze krantenknipsels.

Dit is de uitslag van 1 april 1940. In de laatst zin wordt het resultaat van het koppel Broekman en Hibbel genoemd, elkaars overburen in de Venestraat.




De bridge-drive van 10 maart 1941, hier om de hoek in het ellendig gesloopte doch befaamde Hotel Gijtenbeek. Zowel de heren Broekman en Hibbel als de dames Broekman en Hibbel zijn in hun groep het beste paar.
 


Hieronder de laatste uitslag waarin melding gemaakt wordt van het meespelen van mannen en vrouwen uit Joodse families. Zowel in het vrouwen- als het mannen-toernooi spelen Hibbel en Broekman samen, en met succes. De vrouwen gaan er met de beker vandoor, de mannen winnen zilver.
De heer Broekman wordt in Mauthausen vermoord. Mevrouw Broekman wordt vergast in Sobibor, samen met haar zoontjes en haar tante en zoveel anderen.

Een bridge-drive is dus een prachtig initiatief. Een memorial op zichzelf.

PS. In de laatste bridge-drive van Z.A.C. in 1942 staat in de uitslag dat de heer en mevrouw Hibbel samenspeelden. Subtieler en treuriger kan een bericht nauwelijks zijn.

dinsdag 29 oktober 2013

Johann Heinrich HAGENBEEK, arts

J.H. Hagenbeek heeft niet zo lang gewoond in de Venestraat, op nummer 14, nog geen vol jaar. Eigenlijk weet ik te weinig van hem om een bericht over hem te kunnen maken. Geen foto, altijd jammer.



Ik weet dat hij tamelijk jong stierf, in 1968 was hij pas 63 jaar.

Hagenbeek was afkomstig uit Vlaardingen en studeerde in Leiden.

Samen met zijn vrouw Jeukelina Ubbens (1911-1978), getrouwd in Bierum, kreeg hij twee kinderen, Hans (1934) en Anna (1936). Anna is hier in Zwolle geboren.

Hij verhuisde al gauw naar het kapitale pand aan de Eekwal. In de faits divers zij nog vermeld dat je in de jaren dertig kennelijk niet je auto goed kon afsluiten? Toen Hagenbeek z’n auto even onbeheerd voor de deur liet staan, ‘s avonds in het donker, is de auto gestolen. Maar toen werden die dingen nog teruggevonden.

Al met al was hij veertien jaar huisarts in Zwolle en hij is hier ook begraven.




Via Rotterdam (twee jaar bedrijfsarts) en Doorn (weer huisarts) gaat hij naar Den Haag waar hij zijn carrière bekroont als geneeskundig inspecteur voor kinderhygiëne, een baantje in de luwte zou ik denken. Misschien kampte hij reeds met een zwakke gezondheid.
Hij begon zijn loopbaan in Staphorst, in 1931 en daarover heeft hij zijn proefschrift geschreven. En dat moet een interessante dissertatie zijn.
Het Moederschap in Overijssel, luidt de titel van de dissertatie waarop Johann Heinrich in 1936 in Amsterdam promoveert, uitgegeven bij Tulp; de handelseditie kostte 2 gulden negentig cents.

In onderstaand In Memoriam wordt hij geprezen voor zijn niet aflatende ijver om de E.H.B.O. breed ingang te doen vinden






Dit is het bericht waaraan ik dat ontleen:

Oud-huisarts duikt in medisch Staphorst
18-12-2012 10:03 | Eelco Kuiken

Oud-huisarts duikt in medisch Staphorst -  


STAPHORST – Oud-huisarts in Staphorst Age van Dalfsen schreef in het ledenblad van de Staphorster historische vereniging over de geschiedenis van huisartsen in het Overijsselse dorp vanaf 1800. Foto Eelco Kuiken
Hij moest er heel wat uren voor in de archieven doorbrengen, bellen, mailen en verloren gewaande familieverhalen reconstrueren. In het themanummer ”Van heelmeester tot huisarts” van de Staphorster historische vereniging bracht oud-huisarts in Staphorst Age van Dalfsen alle huisartsen en heelmeesters die vanaf 1800 in Staphorst woonden en werkten in beeld.

Al wroetend in de archieven kwam Van Dalfsen (72), die nu in Zwolle woont, „bijzondere zaken” tegen. Zo bleek dat zijn oude dokterspraktijk begin vorige eeuw op illegale wijze tot stand was gekomen. „De toenmalige dokter Jan ten Raa verkocht zijn nering aan een opvolger, maar ging vervolgens vrolijk door. Het zorgde voor veel commotie en juridische toestanden. Er waren wel geruchten dat er wat aan de hand was geweest met mijn oude praktijk. Ik besloot het uit te zoeken. Het gerucht over deze diefstal was eigenlijk de aanleiding voor mijn onderzoek.”

Van Dalfsen is geïnteresseerd in de geschiedenis, zeker als het zijn vak betreft. Hij maakte de stamboom van heelmeesters en dokters van 1800 tot heden compleet. Ook keek hij naar de oude panden waar de dokters in werkten. Zelf heeft hij in de stamboom een prominente plek. Van 1968 tot 1996 was hij arts in Staphorst. Alle artsen staan met een begin- en een eindjaar vermeld. „Het bijzondere aan het onderzoek is dat je erachter komt hoeveel er is gebeurd tussen twee schijnbaar onbeduidende jaartallen. Daar gaan hele mensenlevens achter schuil.”

In 1971 maakte hij de beruchte polio-epidemie in Staphorst mee. Vijf kinderen stierven. Van Dalfsen stoorde zich enorm aan de afrekencultuur in de media. „Ik vond de mensen niet minder omdat ze besloten zich niet te laten vaccineren. Er waren heel veel mensen in Nederland die niet gevaccineerd waren. In Amsterdam waren het er destijds veel meer dan in Staphorst. Het had met geloof te maken, maar soms ook met slordigheid. In de hoofdstad was de bevolkingssamenstelling zeer divers. Het virus greep daardoor niet om zich heen. In Staphorst kon dat door de homogene bevolkingssamenstelling wel.”

Goede gezondheidszorg was er amper in het Staphorst van begin vorige eeuw. Huisarts Koetsier schreef over deze gemeente in 1925 een schokkend artikel in Tijdschrift voor Geneeskunde. Van Dalfsen kwam het in de archieven tegen. Het verhaal ging over een dysenterie-epidemie in Staphorst in de jaren twintig. Dertig doden vielen er toen. Koetsier had het over „kampongachtige toestanden.” Ook de voorloper van het huidige NRC Handelsblad pikte het verhaal op. „Wat ik wonderlijk vond, was dat de toenmalige gemeenteraad van Staphorst veel moeite stak in het aanpakken van deze krant, in plaats van werk te maken van de onhygiënische toestanden waar de arts over schreef”, zegt Van Dalfsen.

In de jaren dertig schreef huisarts Hagenbeek een proefschrift over de verloskunde in de gesloten Staphorster gemeenschap. In de archieven kwam Van Dalfsen verbijsterende cijfers tegen. De zuigelingensterfte in Staphorst bedroeg bijna 10 procent. Het gemiddelde in Nederland was toen 5,3 procent.

Zwollenaar Age van Dalfsen had het naar eigen zeggen reuze naar zijn zin in Staphorst. „Ik heb mij altijd verbaasd over het strenge geloof. Dat past volgens mij niet bij deze opgewekte mensen. Hun kijk op het leven past naar mijn idee niet bij hetgeen van de kansel komt. Er lijkt een contrast te zijn. Dat intrigeert me.”
s

dinsdag 15 oktober 2013

Nog eens de liftcentrale nu met naam: JOHNNY'S GLOBUS MITFAHRZENTRALE

Over de liftcentrale had ik al eens bericht in mijn bericht over FAM. VAN DER MOOLEN - HENK JAN TER HORST & CARLO DUINKERKEN

Welnu, Carlo schrijft dat hij eind jaren 70 bij de Sociaal Raadslieden stage liep en toen al verwees naar de Liftcentrale. Zal een andere liftcentrale zijn geweest.

Maar bij mijn naspeuring vind ik een tekst die ik met genoegen overneem van http://www.weblogzwolle.nl

Van Peter Lammert Ponste

Omstreeks juli 1990 kwam ik in de, toen al, voormalige DDR terecht.
Voor v. Raalte autobedrijf in Hattem zouden wij auto´s naar Oost-Duitsland brengen.
Wij: dat waren Johnny en ik.
Johnny was een West-Duitse jongeman met een, voor ons, onbekende herkomst.
Ik had hem leren kennen in de Molen, de no.1 coffeeshop in Zwolle.
Voor de eigenaar, Joop, deed ik in ruil voor de gewenste jonkostuff de technische service.
Lampie, verfje, schroefje, je weet wel, al die lullige kleine dingetjes die gedaan moeten worden om de boel aan de gang en toonbaar te houden.
Johnny nu wilde een liftcentrale gaan vestigen in Zwolle.
Globus Mitfahrzentrale“ zou het gaan heten en het werd gevestigd in de Venestraat.
Johnny heeft het nog voor elkaar gekregen dat KPN de hele straat moest openbreken om nieuwe kabels te leggen.
In verband met de te verwachten enorme toename van het telefoonverkeer aldaar, „Globus Mitfahrzentrale“, moest er een nieuwe telefooncentrale ingezet worden en als gevolg daarvan ook de bekabeling.
De centrale was gelukkig gewoon een kast(je) tegen de muur.
In de Venestraat zijn ze hem nog dankbaar, eindelijk telefoneren zonder storingen.

Wij zouden dus 2de-hands auto´s oostwaarts karren.
De voorwaarden klonken gunstig: fl. 200,00 á fl. 250,00 per afgeleverd voertuig, voor onderkomen ter plekke was gezorgd en de auto´s oogden nog betrouwbaar genoeg.
O.k.
Er rammelde wel iets of de auto trok een beetje bij het remmen of was niet helemaal spoortrouw meer, maar die afstand moest nog haalbaar zijn.
Probleem was alleen dat van de weg te brengen auto´s, en de rest van de stock zeer waarschijnlijk ook, de brandstoftanks praktisch leeg waren, de bank al gesloten en de auto´s dringend weg moesten.

In de Venestraat moesten ook aanvullende nutsaansluitingen komen, gas, water, riolering, elektra.
Dat zou ik doen en van het een kwam het ander.
Ik spreek Duits (m´n moeders taal) en al met al vond Johnny mij geschikt genoeg om verantwoording te kunnen nemen voor een verantwoorde aflevering van genoemde voertuigen.
Kortom, de verzekering van de auto´s was in orde gemaakt, wij schoten de benzine voor, en daar gingen twee jonge ondernemers, richting toekomst, uitkomst onbekend.....

Jammer genoeg wordt deze Peter Lammert Ponste gestuit door de admins van het weblog. Hoe het afloopt is dus nog even niet bekend.



Naschrift Familie SCHAAD, met sneeuwballen

In mijn tekst over de familie Schaad (Venestraat 8, later Venestraat 19) had ik al te ondoordacht een opgave van een genealogische website voor waar aangenomen. Op die website wordt het echtpaar Schaad drie kinderen toegedicht. Hoewel ik er maar twee kon thuisbrengen. Mogelijk is een kind jong overleden, dacht ik. In die dagen werd kinderen meestal niet verteld dat er zich ook nog een catastrofe met een jong gestorven broertje of zusje voorgedaan had.
Maar Joanna Schaad, kleindochter, heeft mij geschreven dat er uit het huwelijk van haar grootouders twee kinderen zijn geboren.

Met dank aan haar en haar tante deze prachtige foto van de dochter des huizes, sneeuwballend in de tuin van Venestraat 19.
Aandoenlijk vind ik niet alleen de schietgaten van het sneeuwfort maar toch vooral de vlag.
Net als haar broer is zij arts geworden.


maandag 14 oktober 2013

TIELENS en de kunst van het afscheidnemen

F.H.A.H. Tielens kwam ik tegen toen ik naspeuring deed naar rechter A.J.M. van Heijst.
Franciscus Hermanus Antonius Hubertus Tielens.
Van Heijst bleek een kostganger te zijn van een zekere familie Tielens: man, vrouw, twee kinderen en een dienstbode. Dat het pand 23 groot genoeg is om ook van Heijst te huisvesten, was te verwachten. Dat de heer des huizes zelf ook een interessante man is en de Venestraat nog meer kleur geeft, is natuurlijk meer dan een mooie bijvangst.

De opmerkelijke coïncidentie zit er nu in dat terwijl mr A.J.M. van Heijst rechtspreekt in het Paleis van Justitie aan de Blijmarkt, F.H.A.H. Tielens met een heel escorte op de stoep van datzelfde gerechtsgebouw een defilé staat af te nemen alsof hij Prins Bernhard is. De Venestraat laat zich zien!


Om Tielens zelf even naar voren te halen:

.
Het kan natuurlijk heel goed zijn dat Van Heijst van wie wij jammer genoeg geen beeld hebben kunnen krijgen, ietwat verscholen tussen de pilaren op zijn 'eigen' bordes staat uit gepaste belangstelling voor de glorie van zijn hospes.

Tielens is in 1925 in de Venestraat komen wonen en verhuisde naar Den Haag in mei 1935. Zijn functie is tweeerlei, lijkt het. Hij is districts-commandant én inspecteur van de rijksveldwacht. In Den Haag wordt hij waarschijnlijk overall commandant.

Tielens lelijk te kakken gezet in Eerste Kamer door kamerlid Hermans
In zijn Zwolse periode is Tielens de hoofdpersoon, men mag wel zeggen mikpunt, in een debat in de Eerste Kamer der Staten Generaal.
Op 18 maart 1931 wordt daar beraadslaagd over de Rijksbegroting, hoofdstuk IV, Justitie. De veldwachterij valt daar ook onder. Vandaar. Kamerlid Hermans heeft het woord:

 Mijnheer de voorzitter!  In Het Volk van 29 juli 1930 vond ik een verslag van een filmvertooning ten dienste van de opleiding van de Rijksveldwachters. Ik heb daarover ook gesproken in de afdeelingen –u kunt daaromtrent gerust zijn, Mijnheer de Voorzitter– en zijn Excellentie heeft mij hierop een, zij het volkomen onvoldoend, antwoord gegeven.
Het gebeurde in Raalte, gelegen in de schoone dreven van Overijssel, u wel bekend, Mijnheer de Voorzitter! Het was een dag, zoals wij die hier in Holland betrekkelijk weinig kennen, een dag vol zonneschijn, na een lange regenperiode. Het was in Juli, zomermaand bij uitnemendheid, wanneer het frische groen nog niet verdwenen is en nog niet de schaduw van Agustus daarop is gedaald. Alles ademde vrede en rust. De volgeltjes kwinkeleerden in de boomen, en de zwoele stadslucht ontvlucht, ademde men vrij en vrolijk in het heerlijke zomergroen van boomen en bladerdak en grasland.

Plotseling is men daar te Raalte, in die rustige landelijke streek, te midden van een leger Veldwachters, zwaar bewapend met de karabijn op den schouder.
Waarvoor dit, vroeg men zich onwillekeurig af, in ons rustig Overijssel. U kunt er van meepraten, Mijnheer de Voorzitter, hoe rustig de menschen daar zijn. Waarvoor, vroeg men zich af, waren de gewapende Landsdienaren daar in zo grote getale aanwezig.
Daar werd opgevoerd een opleidingsfilm ten dienste van de Rijksveldwacht. Het scenario van deze film was niet (ik heb dat onderzocht) van Charlie Chaplin noch van Douglas Fairbanks, maar het was van de hand van een Nederlander –wij mogen ons gelukkig prijzen dat wij op dit gebied lang niet de laatste zijn-,  namelijk van den heer F.H.A.H. Tielens, districtscommandant en tevens inspecteur van de Rijksveldwacht. Zijn naam moet onsterfelijk gemaakt worden.

In de film kwam een gedeelte voor gewijd aan de wijze, waarop de Rijksveldwacht zich heeft te gedragen in geval van staking. Het stuk speelt zich af op de markt van Raalte. Laat ik voorlezen uit Het Volk, wat nu gebeurt:
“Een aantal Veldwachters en Burgerwachtelingen had zich ‘verkleed’ als staker. Daartoe hadden zij zich uitgedost als ras-echte boeven: een rooie zakdoek om den hakls geknoopt, de pert schuin op het hoofd gezet, loodgieters- en schilderskielen aangetrokken, het gezicht vuil gemaakt, in het kort, men had zich omgevormd in een stelletje misdadigers, zoals gij ze vindt afgebeeld op Nick Carter-afleveringen.  Dat was echter nog niet voldoende, want stakers vormen niet alleen een verzameling schooiers, maar zijn ook levensgevaarlijk voor de Rijksveldwacht. Daarom had men hun, om het vooral ‘echt’ te maken, zoo het een en ander in handen gegeven. Wij merkten op: ijzeren staven van een meter lengte; houten latten in verschillende grootten; een paal, die dik was als drie mannenpolsen; heele Friesche turven, die dienst moesten doen als steenen; en eenige ....blijlen.

De persphotograaf, die den verslaggever vergezelde, heeft daarvan eenige kiekjes gemaakt. Tot mijn spijt kan ik u niet verzoeken, Mijnheer de Voorzitter!, eenige daarvan in de Handelingen te doen opnemen. Ik ben van uw goeden wil overtuigd, maar ik vrees, dat de inwilliging van zulk een verzoek zou moeten afstuiten op technische bezwaren. Ik wil ze echter wel ter illustratie –dat is dus een geïllustreerde redevoering- laten zien. Men ziet hoe, hoe de menschen verkleed zijn. Men ziet ook een beeld van het gevecht. En dan volgt de straf van het kwaad. De misdadiger ligt op de grond en de Veldwachter staat er bij, wijzende naar den gevallene: wie niet hooren wil, moet sterven.
Verder ziet men hier den heer Tielens, die als regisseur dienst doet en die door een megaphoon aangeeft, wat gebeuren moet. Het is bekend dat ik daarover bij de behandeling van de begrooting een en ander wilde zeggen, want ik zie in die filmvertooningen een grove en onverdiende beleediging niet alleen van mijn partijgenoten, maar van de Nederlandsche werklieden. Want iedere georganiseerde arbeider komt wel eens tot deelneming aan een staking; elke organisatie is wel eens verplicht een staking te proclameren, en dan kunnen er, niet alleen als die staking uitgaat van de moderne organisatie, maar ook van confessioneelen, wel eens moeilijkheden plaats hebben. En ik begrijp zeer goed dat bij die gelegenheden de taak van de dienaren van de politie vaak zeer moeilijk is.
Maar men moet niet beginnen, met den menschen een absoluut verkeerd begrip te geven van het verloop van een staking, want zoo verloopt een staking over het algemeen niet. Als het een enkelen keer eens geberurt, is het een uitzondering.
Ik vind het misdadig, den dienaren van de politie een dergelijke voorstelling te geven van het optreden van arbeiders. Er moet tusschen politie en en de opkomende, niet te weerhouden macht der arbeidersbeweging een zoo goed mogelijke verstandhouding komen. Het is uit met de meening, dat de arbeidersbeweging kan woren neergeslagen of neergesabeld! Daarom prijs ik het in de verschillende politieorganisaties, dat zij toonen dat volkomen te begrijpen en het ook aan hun leden voorhouden. Ik heb dus de vraag gesteld, hoe de Minister ertoe gekomen is, om hiervoor zijn toestemming te geven, en de Minister antwoordt daarop op blz. 10 van de memorie van Antwoord:
“Noch in de voorstelling der film, noch in den bijgevoegden tekst is sprake van ‘stakingen’ of van ‘stakende arbeiders’.  Als inleiding op het technische deel der film zijn slechts eenige opnamen gemaakt, die een optreden van de Rijksveldwacht tegenover groepen onwilligen aanschouwelijk voorstellen.  De ondergetekende vreest, dat  hetgeen  hert aan het woord zijnd lid als beleedigend voor de georganiseerde arbeiders aan de film toedicht, ontleend is aan het persverslag, dat aan het gebleken misverstand maar al te zeer aanleiding geeft.”

U ziet, Mijn heer de Voorzitter, het misverstand is alweer aan onze kant, maar ik heb er toch iets op aan te merken. Het geval is heus zoo onschuldig niet als de Minister wil laten voorkomen. De minister zegt: het zijn geen stakers, maar dan volgt onmiddellijk: wat zijn het dan? Het zijn “onwilligen”. Wat bedoelt de minister daarmee? Welk soort van “onwilligen” zijn dat?
Als het geval inderdaad zoo onschuldig is, hoe komt het dan, dat men gepoogd heeft den verslaggever van Het Volk en den persphotograaf het werk onmogelijk te maken? Men heeft ze eerst verdreven van een café-terras op het marktplein te Raalte en toen de voorstelling afgeloopen was, werden beide menschen gefouilleerd. Als het zoo onschuldig was, dan behoefde dat toch niet? Maar daarna heeft de commandant van de Rijksveldwacht,  Tielens dus, naar Zwolle getelefoneerd en daar zijn de menschen aangehouden en opnieuw gefouilleerd.
Onwelgevallig waren deze photo’s zeker. En als de zaak onschuldig was, had men de publicatie er niet van gevreesd.
(....)
Dit is nu allerminst een goede opleiding, het tegendeel is waar, en als de Minister dat goedkeurt, staat hij daaraan mede schuldig. Bovendien is de vertooning van zoo’n film, afgezien of het stakers of anderen geldt, het summum van dwaasheid, want hoe kan men te voren weten, dat onwilligen zoo zullen doen? Het kan zich voordoen zooals het daar is vertoond, ontsproten aan het brein van den heer Tielens, maar als ze een andere methode volgen dan op de film, raken de veldwachters, die geprofiteerd hebben van die “opleiding”, den kluts kwijt. De heel vertooning is hyper belachelijk en afkeurenswaardig en voor de eer der politie moet het uit zijn met dergelijke vertooningen.”

Het Volk, juli 1930. Het marktplein in Raalte






Maar zeker voor wie regelmatig archieven raadpleegt, zoals ik nu, valt direct op dat Tielens ook de naamgever is aan een kennelijk gewaardeerde collectie bescheiden betreffende Nederlandse militairen in krijgsgevangenschap. Verschillende malen wordt daarnaar verwezen. Tielens was op een gegeven moment hoofd van de afdeling A (algemene zaken) geworden van het Commissariaat voor de belangen van de voormalige Nederlandse Weermacht (1942-1945) en kennelijk kwam hij vanwege die functie tot het inzicht dat het van belang was een sprekende collectie aan te leggen.
"Nederlandse Weermacht" klinkt onappetijtelijk Duits en dat klopt ook. De naam en functie was bedacht door de Duitse bezetter. Het commissariaat moest het werk afmaken van het Afwikkelingsbureau van het departement van Defensie. De ontmanteling van het Nederlandse ministerie van Defensie dus.

Wij nemen voetstoots aan dat Tielens het hier vast heel moeilijk mee heeft gehad en dat het collectioneren misschien wel iets van troostende bezigheid was.

Enfin, na de oorlog wordt Tielens majoor bij de Koninklijke Marechaussee.






MR. A.J.M. van HEIJST, kostganger in de Venestraat, president van het gerechtshof in Leeuwarden

Mr. A.J.M. van Heijst komt uit de geschiedenis als een tak aan de stam der Dorknopers.
In verschillende kranten wordt melding gemaakt van zijn overlijden en van de bijzondere zitting van het Gerechtshof in Leeuwarden om hem te gedenken. Daar klinkt slechts zijn plichtsbetrachting en verder geen enkele persoonlijke noot. “Op voortreffelijke wijze belicht collega Kingma Boltjes de ambtelijke loopbaan van de overledene.” Als burger was hij een man zonder kapsones maak ik verder op uit de tekst, maar als magistraat ongenaakbaar vanwege het verheven ambt dat hij vervulde.
De kranten geven een uitgebreide opsomming van alle hotemetoten van justitie en openbaar bestuur, die zich bij deze gelegenheid hebben laten zien.

Hij is ongetrouwd en bij zijn begrafenis in Bergen op Zoom voor de bijzetting in het familiegraf zijn volgens een getuige slechts enkele familieleden gekomen en een paar bloemstukken bezorgd.

Hij sterft als het ware in het harnas, als President van het Hof in Leeuwarden, op 69-jarige leeftijd. Nog maar vier maanden president, zit hij de geruchtmakende brandstichtingszaak-Haren voor. Volgens De Telegraaf eiste de zaak te veel van zijn krachten. ”De afmattende verhoren tijdens de dinsdag gehouden zitting van het Leeuwarder hof hebben de bejaarde president Mr. A.J.M. van Heijst (69) zo aangegrepen dat hij de nacht van dinsdag op woensdag is overleden.” Na de zitting werd hij onwel en de ziekenhuisopname mocht niet meer baten.

Van Heijst heeft geen portret nagelaten, althans niet openbaar toegankelijk. Jammer. Wij weten slechts dat hij op 21-jarige leeftijd afstudeerde in Amsterdam en zijn loopbaan begon in Roermond. In Zwolle wordt hij aanvankelijk benoemd als substituut-griffier en in 1924 volgt zijn benoeming tot rechter.

Er is dit groepsportret uit 1935 van de rechtbank Zwolle.


uitgelicht (zittend in het midden):






In 1945 wordt hij overgeplaatst naar Leeuwarden waar hij eerst raadsheer, vervolgens vice-president en uiteindelijk president wordt. Als een soort beloning voor plichtsgetrouwe dienst, vermoed ik, want zijn 70ste verjaardag is ook al nabij en dan is het sowieso voorbij.


In de Venestraat is hij kostganger bij de familie Tielens, op nr. 23. Daarvoor woonde hij al bij de weduwe Weghuis op het Nahuysplein, verscholen in de hoek op nr. 7. Maar het eten was daar natuurlijk niet best en toen heeft Van Heijst een ander kosthuis gezocht.
"Man, kom bij mij ", zal mede-rechtshandhaver districtscommandant van de Rijksveldwacht Tielens tegen hem gezegd hebben. "Mijn vrouw kookt een voortreffelijke pot. Het huis is groot genoeg. En het is een goeie buurt." Zo verzeilde Van Heijst in de Venestraat, van 1926 tot 1933. Het ziet er niet naar uit dat hij niet veel heeft bijgedragen aan de sociale cohesie.
Hij is vertrokken toen het hem te rumoerig werd hier in dat huis van de Tielensen. Twee opgroeiende kinderen en Frans Tielens zelf hield wel van een potje stoeien. Zo is Van Heijst toch weer verhuisd, naar de Wipstrikkerallee. Lekker rustig, op nr. 112.
.   

zondag 13 oktober 2013

Staatsspoor ingenieur CRANS sterft jong

Marius (Hendrik) Crans trouwt laat. Hij is al 35 als hij in 1915 in het huwelijk treedt met de vier jaar jongere Bertha (Johanna) Boddé.
Zij zijn de eerste bewoners van Venestraat 25. Marius en Bertha krijgen er drie kinderen: Bertha in 1916, Marius in 1917 en Ida in 1919.

Er zijn nog maar weinig huizen bewoond. Mejuffrouw S. Cleef en mevrouw van Deventer bewonen 19 en 19a en wethouder van Gorcum, die ik hier al heb geportretteerd, woont boven de Cransen op 25a.
Aan de overkant zijn de nummers 16, 18, en 20 nog onbewoond en om dit gezelschap 'eerste bewoners' compleet te maken op nummer 2 woont de familie Helder, directeur van de biscuitfabriek NV E. Helder & Co (kom ik zeker nog op terug), een zekere Ghert van Wijk (weet ik nog eigenlijk niks van), de onderwijzer A.P. Vrijburg die op verschillende adressen in de Venestraat heeft gewoond, J.H. Schaad (over wie ik al uitvoeriger berichtte en die later woont op nr. 19), een zekere De Groot, handelsagent op nummer 10. Boven hem woont het gezin van Dugour, leraar aan de handelsschool. Naast hen op nummer 12 mevrouw Meinen en op 12a mevrouw Metz. En ook nummer 14 is dan net bewoond, door de familie Nijman, de exportslager uit Hardenberg over wie ik het ook al ruimschoots heb gehad.

Terug naar Crans. Marius Crans, geboortig in Den Haag, heeft in Delft gestudeerd en hij heeft daar zijn werktuigkundig ingenieursdiploma behaald in 1901.
Eén jaar later treedt hij in dienst bij de Mij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen als aspirant-adjunct-ingenieur. Je mag dan wel een mooi diploma hebben behaald, enige bescheidenheid is voor en jonkie wel zo gepast.
De centrale spoorwerkplaats, aanvankelijk in Breda, is zijn domein. Later heet dat de Dienst Tractie en Materieel en daarna de Dienst materieel en Werkplaatsen. Dan is Crans al opgeklommen tot ingenieur tweede klasse.
In 1913 krijgt Crans een overplaatsing naar Zwolle.
Waar hij dan zijn intrek weet ik niet, wel dat hij na zijn huwelijk in 1915 in de Venestraat gaat wonen. Hij is dan 35 en zal wel wat hebben gespaard.
In 1920 staat er in de courant dat M.H. Crans is bevorderd tot ingenieur der eerste klasse.
Vermoedelijk verhuist hij in 1923 naar de Oranje Nassaulaan.
Hij krijgt in 1928 een mooie bevordering en wordt afdelingschef in Utrecht. Hij gaat wonen in Bilthoven.

Maar dan slaat het noodlot toe en wordt een mooie loopbaan ruw gestuit. Crans was al langer ziekelijk en ziek. Je krijgt de indruk dat hij aan tuberculose leed. Op zijn 47 ste overlijdt Marinus Crans.



In een necrologie  in magazine De Ingenieur, 1928, nr. 39, wordt zijn loopbaan gedetailleerd weergegeven. Ook wordt beschreven hoe hij regelmatig ziek te bed lag en dan medewerkers en collega's thuis ontving om de technische complicaties  van het werk te bespreken en aanwijzingen dan wel advies te geven.
Hij was bescheiden en deskundig en daarenboven een 'voorbeeldig echtgenoot en vader'.


Centrale Werkplaats Zwolle 1 april 1932


Marius Crans was een beminnelijk mens. De necrologie eindigt met de woorden: "Want Marius Crans gaf aan zijn gezin -en daarnaast aan zijn vrienden- den schat eener schoone herinnering."

Het zou mooi zijn als we contact kregen met een kleinkind, al was het maar voor een foto van het gehele gezin in de Venestraat. Hun dochter Ida (uit 1919) zou nog in leven kunnen zijn, van haar oudere broer en zus is een sterfdatum bekend.


Treinen van dit type werden in Breda en Zwolle geproduceerd in de periode 1901 - 1907. Foto van buurtspoorweg in Boekelo.




donderdag 10 oktober 2013

SCHAAD organiseert Pinkstercongres KNVV in 1939


Huize Eekhout: de heer Schaad aan het werk.


Met veel dank aan zijn dochter en kleindochter

J.H. Schaad, Venestraat 19 (en eerder Venestraat 8) is een enthousiast lid van de zeer actieve Koninklijke Natuurhistorische Vereniging, opgericht in 1901, de KNVV.
In 1913 wordt het meerdaagse Pinkstercongres in Zwolle gehouden en Schaad leidt het organisatiecomité.

Hij neemt ook twee artikelen voor zijn rekening in NATURA, het magazine van de vereniging, ter voorbereiding van het congres.

Dit is de eerste

J. H. Schaad • Zwolle

Een en ander over de ligging van Zwolle en haar
beteekenis in de middeleeuwen.

De waterstaatkundige toestand van Salland in den tijd, dat Zwolle ontstond, verschilt geheel en al met wat thans paradoxaal lijkt, het breede Zwarte Water als voortzetting van eenige weteringen, waaronder er slechts één is, die bij droge zomers voldoende water houdt.
Deze Sallandsche weteringen stroomen eerst westwaarts, buigen plotseling scherp noordwaarts, om tot één vereenigd en gekanaliseerd als Almelosche kanaal het Zwarte Water te bereiken.
Aangenomen wordt, dat zij in den benedenloop oude IJselbeddingen volgen, overgebleven geulen van den eens zoo breeden IJsel. Op geringen afstand van de meest oostelijke, de Nieuwe Wetering, vertoont het terrein bij het station Laag-Zuthem een steilwand, de natuurlijke grens van een rivierbed.
Ten westen van de stad ligt een breede terreinstrook tot eenige . meters diepte uit klei, waaronder veen, bestaande. In verband met wielen bij Oldeneel wijst dit op een vroegere rivierafm, dïe ten W. van Zwolle naar het Zwarte Water liep.
Ook ten oosten van de stad, tusschen de hierna te noemen Oosterenk en de zandgrond van de buurtschap Herfte, ligt een dikwijls drassig grasland, overblijfsel van een verlaten rivier.
Van Baren construeerde een vroegeren loop van de Vecht langs de Radewijkerbeek tot bezuiden Eerde. Vandaar zuidwestwaarts langs "het zuiden van Heino ligt over een groote uitgestrektheid beekklei, die zich langs de Raalter Wetering voortzet. Langs dezen weg over een gedeelte van de Nieuwe- en ten slotte van de Marswetering laat zich een tak van de Vecht denken, die over het hierboven omschreven drassige grasland en langs een bed, waarvan de Westerveldsche Aa een overblijfsel is, in het Zwarte Water viel.
In de aldus, te construeeren deltavlakte bleven deelen van het uit fijn zand bestaande laagterras droog, o.a. de bouwlanden in de nabijheid der stad aangeduid met de streeknamen: Oosterenk, Diezerenk, Lure en Assendorp en het hoogste deel der oude stad: Sassenstraat, Groote Markt, Voorstraai, Ossenmarkt, waar de
zandbodem tot het straatniveau stijgt. Op deze vruchtbare zandgronden vestigden zich in de 4e en 5e eeuw onzer jaartelling Friezen, veehoudende landbouwers, (schapenteelt). Groote deelen dier bouwakkers onmiddellijk om de stad zijn in onze eeuw aan de stedelijke bebouwing ten offer gevallen.
Verder afgelegene zijn, toen bemaling den waterstand regelde, afgegraven en voor ophooging van straten en bouwterrein naar Zwolle vervoerd.
Uit een botanisch oogpunt is dit te betreuren. Een kwarteeuw geleden kon men aan den rand der bebouwing, langs de akkers vaak een of andere bijzonderheid ontdekken.
Na deze uiteenzetting volge iets over het ontstaan der stad.

Na een kort intermezzo van Saksische heerschappij, werden de Franken meester des lands; zij dwongen in 809 de Friezen en Saksen het Christendom te aanvaarden.
Al spoedig was ter plaatse van de tegenwoordige Groote Kerk of St. Michaëlskerk een steenen kapel gebouwd. (1)
De landen kwamen als leen onder het wereldlijk bestuur van den Bisschop van Utrecht in 1086.
Inmiddels had de bevolking zich ook op den handel toegelegd, zij trokken zoowel naar Zeeland en Vlaanderen als naar Duitschland.(2) Evenals de landelijke bevolking had ook de Bisschop vaak twisten met de landedelen, waarbij de bevolking hem steunde. (3) Als belooning verkreeg de marke Zwolle van Bisschop Willebrand op 31 Augustus 1230 stadsrecht. (4) Een gedeelte van de marke werd van een omwalling voorzien en zoo groot was de toevloed van bewoners, dat nog in dezelfde eeuw de grens verlegd moest worden.
In den waterstaatkundigen toestand begonnen toen groote veranderingen op te treden. Stormen vergrootten het meer Flevo en sloegen gaten in de eertijds bijna aangesloten duinenreeks. Door opstuwing ontstond voor de landen waterbezwaar en gelijk overal elders in onze lage landen kwam men tot aanleg van dijken.
De landdag van Salland hield zich op de Claringe, d.i. zitting in. 1308 op den Spoolderberg bij Zwolle met het dijkwezen bezig en nog hetzelfde jaar gaf Bisschop Guy den dijkbrief voor den Sallandschen dijk.  Het neerleggen van rivierzand voor de monding der beschreven nevenrivieren — gelijk ook thans nog voor
die van de Vecht — had de verbinding met de rivier al ten deele verbroken;  de dijkaanleg sneed die geheel af en zoo ontstond de toestand van thans.
Zwolle lag zeer gunstig op den handelsweg van Bentheim met het westen. Nabij Zwolle-lagen 2 van nature geschapen overgangen van den IJsel. De hooge ruggen bij Oldeneel tegenover Hattem, vanwaar in Z.W. richting de Hessenweg naar Elburg voerde, en bij Zalk. (5) Zuidelijker dan Zwolle was de tocht moeilijker,
door de vele rivierarmen die doorwaad moesten worden, terwijl over den IJsel een onbewoonde zandige vlakte werd bereikt, ook weer doorsneden door waterloopen. Noordelijker stuitte men op veenen en moerassen.
De stad bleef zich uitbreiden; in 1384- werd de marke Dieze ten N. van de Aa gelegen, bij de stadsvrijheid gevoegd, waardoor naar die zijde de grens verlegd kon worden. Hiertoe werd de Kleine Aa gegraven. De thans aangebroken 15e eeuw zou de bloeiperiode der stad worden, gekenmerkt'door het oprichten van
groote gebouwen. (6)  Door aankoop in 1443 kreeg de stad een eigen veer, het Katerveer, over de rivier. 
Het geestelijk leven maakte, een groote ontwikkeling mede. (7) De welvaart nam toe. De drosten van Salland, Vollenhove en IJselmuiden hadden vaak hun woning in de stad. (8)
Nog eenmaal zou de stad voor haar toenemende bevolking genoodzaakt zijn haar ommuring te verleggen. Toen werd de gracht gegraven die thans' Thorbeckegracht heet, maar de handel verlegde zich, de oorlog met Spanje begon, met de bloei was het gedaan. 
De uitleg van 1577 tot 1606 geschiedde uit een oogpunt van landsverdediging en met hulp van de Generaliteit. De stad kreeg toen de zware aarden wallen met bastions volgens de bevestigingswijze van Maurits' veldheer Coéhoorn en van den vorm, die in de stadsgrachten bewaard is gebleven. Hiermede is dan de Nieuwe
Geschiedenis aangebroken.
Aangestipt zij nog, dat 31 Maart 1528 de band met den bisschop van Utrecht verbroken werd en Toutenburg als leenman van Karel V erkend, dat op het einde der 18e eeuw Zwolle tot open plaats werd verklaard, zoodat de vestingwerken geslecht konden worden, en ten slotte, dat in 1819 door de Willemsvaart een rechtstreeksche verbinding met den IJsel tot stand kwam.

AANTEEKENINGEN.
(1) Bekend is,- dat bij brief van 7 Dec. 1040 van bisschop Bernulf, de inkomsten er van werden toegewezen aari het Kapittel van de St. Lebuïnus van Deventer.
(2) In 1150 trof men hen aan op het Zwin; in 1220 beklaagden zij zich over de hooge tollen door de- Gelderschen te Lobith geheven.
(3) In 1223 slag bij Herculo tegen de heeren van Voorst en van Buckhorst; 1227 slag' in de venen bij Ane tegen Rudolf van. Coevorden, waarbij bisschop Otto III sneuvelt. Materieele hulp bij het opbouwen van het kasteel de Hardenborgh, als steunpunt tegen invallen der Drenthen.
(4) In 1930 feestelijk herdacht. Gedenksteen in de Sassenpoort. Het carillon " in den toren.
(5)1 Deze waren onderscheidenlijk eigendom.van den baron van Oldenneel en die van den Buckhorst.
(6) 1406—1464 St. Michaelskerk en toren ter plaatse van de kapel van dien naam; 1448—1450 het Stadhuis met toren en wijnhuis; 1463—1543 L. Vrouwekerk ter plaatse, waar reeds in 1395 een kapel was verrezen. 
(7) De school van Cele, waaraan het stedelijk Gymnasium Celeanum, zijn naam ontleent. 1465 vestiging van de "nye  broeders van de predickereorden buten Stihtespoerte bynnen stat vryhede" anders gezegd de Dominicanen of Predikheeren.
(8) Het gebouw op de Melkmarkt, waarin het museum van de Ver. tot beoef. van Overijselsch Regt en Geschiedenis, was eertijds de woning van den drost Engelbert van Ensse.

Voor dit artikel is geput uit:
A. A". BEEKMAN.. Nederland als polderland.
W. R. ELBERTS. Historische wandelingen in en om Zwolle..
E. SOL. De stad Zwolle.
F. A. HOEFER. Verslagen en Mededeelingen der Ver. tot beoefening van Overijselsch Regt en Geschiedenis