Denk Sport Centrum Zwolle ontvangst van zestig gasten |
Reinder van Raalte en Maurits Boreel |
Jaap Hagedoorn, voorzitter Stichting Stolpersteine Zwolle |
Maurits Boreel |
Peter Riemersma, Straatcomité 100 Jaar Venestraat |
Reinder van Raalte |
Hans Davidson, woont in Zwolle en in de VS |
Kaddisj door Izaak Gajoen |
Tswi Herschel, Derk Buismanstraat 4, woont nu in Israel |
Programma 25 maart 2015
14.00 – 14.30 inloop en ontvangst met thee / koffie
Muzikale introductie door Reinder van
Raalte en Maurits Boreel
14.35 voorzitter stichtingsbestuur Jaap Hagedoorn
Stolpersteine
in Zwolle, de voortgang van een groot project
14.42 bewonerscomité Peter Riemersma,
Over
100 jaar Venestraat en de naspeuring naar de Joodse bewoners
14.50 eerste optreden Reinder en Maurits
15.00 toespraak Tswi Herschel en de familie Herschel uit de Derk
Buismanstraat
15.10 tweede optreden Reinder en Maurits
15.20 toespraak Hans Davidson en de familie Davidson van nummer 3
Kaddisj
door Izaak Gajoen
15.30 derde optreden Reinder en Maurits
Onthulling van de stenen voor
Emil en Otto Weihl en voor Samuel
Herz en Olga Herz – Linde, vóór nummer
27a
door
Marjan Bultman en Johan Schutte en kleinkinderen van
de familie Van der Lippe
Onthulling van de steen voor
Max Wijnberg,
vóór
Venestraat 10a
door
Alexander Wijnberg
Onthulling van de stenen voor
Max Holländer en Meta Holländer, geboren Katz,
vóór nummer Venestraat 6
door
de wethouder van Zwolle, de heer J.E. Brink
Onthulling van de stenen voor Bertha
Davidson geboren Salomon en Walter Barend Davidson
vóór
Venestraat 3
door
Hans Davidson
Onthulling van de stenen voor Jacob
Manus Broekman, Frauke Broekman geboren Rozeboom, Marcus Broekman, Leo Mozes
Broekman en Susanna Rudelsheim,
vóór
Venestraat 2
door
Bob Zadok Blok en Rob Vogelzang
Onthulling van de stenen voor
Herman Herschel, Nico Louis Herschel en Malchen Herschel geboren Weijel,
vóór
Derk Buismanstraat 4
door
Tswi Herschel
-------------------------------------------------------------------------------
Toespraak bij de bijeenkomst ter gelegenheid van de onthulling van 17 Zwolse Stolpersteine
door Jaap Hagedoorn, voorzitter van de Stichting Zwolse
Stolpersteine
25 maart 2015
Denksportcentrum Venestraat
Mijnheer de wethouder, dames en
heren
Graag heet ik u namens het
Buurtcomité Venestraat en de Stichting Zwolse Stolpersteine van harte welkom
bij deze bijeenkomst ter gelegenheid van de onthulling van zeventien
Stolpersteine in de Venestraat en de Derk Buismanstraat. Wij zijn bijzonder
verheugd dat u in zo’n grote getale bent gekomen vanmiddag. Wij heten in het
bijzonder de nabestaanden en de mensen die de stenen straks gaan onthullen
welkom.
Na de start van de Stichting in
oktober 2013 is dit al de vierde keer dat wij in Zwolle Stolpersteine
onthullen. Dat is om meerdere redenen verheugend te noemen, ook al is de
achterliggende oorzaak een gruwelijke en grimmige. De Stolpersteine markeren immers de plaats te
midden van ons van hen die zijn weggevoerd om vermoord te worden. Vermoord om
wat zij waren. Vernoord omdat zij Joods waren.
Het is goed te bemerken dat het
fenomeen Stolpersteine meer en meer ingeburgerd raakt. Afgelopen zaterdag, een
dag nadat hier de stenen voor vandaag waren gelegd, reed ik even door de
Venestraat om te zien hoe de stenen er bij liggen, dankzij de welwillende
medewerking van de gemeente Zwolle.
Vanuit de andere richting kwam mij
een man tegemoet. Hij zag dat ik naar de stenen keek en zei: “Ik heb er nog
niet veel belangstelling voor gezien”. Dat kon natuurlijk ook niet, maar
kennelijk hoorden zij voor hem al bij het straatbeeld.
En ook krijgen wij aanvragen voor
korte spreekbeurten en lezingen over de stenen en hebben de eerste middelbare
scholieren een werkstuk over de stenen geschreven. Dat is hoopgevend voor de
gedachte achter de stenen en duidt aan dat het besef bestaat dat wij dit
donkere verleden niet mogen vergeten.
Het is ook verheugend dat wij in
een gestaag tempo de stenen kunnen onthullen, omdat de opdracht in Zwolle een
forse is: voor alle 459 omgebrachte Joodse Zwollenaren willen wij een steen
leggen. Met de onthullingen van vandaag en die die wij dit voorjaar nog zullen
doen zal het totaal op 43 komen. Daar komen naar verwachting in de tweede helft
van dit jaar nog een kleine 20 bij.
Gelukkig weten wij ons gesteund
door de bedenker van de Stolpersteine, de Duitse kunstenaar Gunter Demnig. Zijn
project dat ruim 20 jaar bestaat heeft de bedoeling om de herinnering aan de
slachtoffers van nazisme en rassenwaan levend te houden en hun lege plaats te
midden van ons aan te duiden.
Het project, dat inmiddels van
Noorwegen tot Roemenië en van Frankrijk tot Polen tot het leggen van
Stolpersteine heeft geleid, is buitengewoon succesvol. Er zijn jaarlijks vele
aanvragen, meer dan Demnig wil produceren.
Want hij huldigt het te respecteren
standpunt dat er geen massaproductie van de stenen zal zijn waar er sprake is
geweest van ontmenselijking en massavernietiging van mensen. Er dient steeds
voldoende aandacht te zijn voor het individu.
Wij hebben hem in een persoonlijk
gesprek kunnen overtuigen van onze aanpak om steeds een beperkte hoeveelheid
stenen te onthullen om daarmee recht te doen aan zijn uitgangspunten van individualiteit en
herinnering.
En zo komen vandaag dat besef van
het verleden en de aandacht voor het individu samen in de onthulling van de 17
stenen. Het was het Buurtcomité Venestraat dat de aanzet gaf tot de legging en
onthulling in de straat bij gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de
straat. Ook zullen wij de stenen onthullen voor Nico en Ammy Herschel-Weijel en
Nico’s vader Herman in de parallel gelegen Derk Buismanstraat. Ook daarover
hoort u zo meer.
Graag wil ik namens de Stichting
Zwolse Stolpersteine nu al vast de bewoners en andere donateurs van de stenen
in de Venestraat dank zeggen voor hun bijdrage om vandaag de 17 stenen te
onthullen die herinneren aan onze stadgenoten, straatgenoten, collega’s,
vrienden en klasgenoten. Aan hen die werden weggevoerd om niet terug te keren.
Aan hen die werden vermoord om =dat ze Joods waren.
Dank u wel.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Toespraak bij de bijeenkomst ter gelegenheid van de onthulling van 17
Zwolse Stolpersteine
door Peter Riemersma, bewoner van de Venestraat en initiatiefnemer
Straatcomité Venestraat 100 Jaar.
25 maart 2015
Denksportcentrum Venestraat
Dames en heren,
Het was geen groot nieuws in de
Venestraat dat Emil Weihl en zijn zoon Otto Albert hier kwamen wonen. Emil
Weihl: held uit de Slag om Verdun in 1916. Gelauwerd met het IJzeren Kruis
Eerste Klasse.
Desondanks opgesloten in
Buchenwald. Omdat hij een Kaufhaus
had in Bückeburg dat volgens de proleten in bruine hemden uit die stad dicht
moest. Omdat Emil en Otto Joden waren.
En minstens zo sensationeel had het
bericht kunnen zijn dat de familie Broekman
-die nota bene al vanaf 1931 op
nummer 2 woonde- op transport gesteld werd naar Vught.
De heer en mevrouw Broekman hadden
zich niet misdragen, hadden geen misdaden begaan en in tegendeel zij hadden lof
geoogst door de jaarlijkse AVRO bridgedrive in Hotel Gijtenbeek te winnen,
samen met hun partners, hun niet-joodse overburen de heer en mevrouw Hibbel.
Max Hollander, afkomstig uit
Bielefeld, werd níet uitgenodigd
lezingen te komen geven voor de plaatselijke afdelingen van de Nederlandse
Middenstands Bank en de organisaties voor het midden- en kleinbedrijf. Lezingen
over hoe door hem en zijn zwager Benno Katz een opwindend nieuw winkelconcept
ontwikkeld was: van winkel naar warenhuis.
Wilde niemand weten waarom de
Davidsons, toch succesvolle expats met een slagerij in Dülmen, nu ineens
terugkwamen naar Zwolle?
Niemand van de oud-bewoners van de
Venestraat die ik interviewde over de honderd jaar die deze straat in 2014
bestond, heeft met een woord gesproken over de Duits-sprekende Joden die hier
vóór de oorlog waren komen wonen. Over wie zij waren, waar zij vandaan kwamen,
hoe zij heten en hoe zij zich gedroegen. Met geen woord.
En dat er veertien Joodse
medebewoners eenvoudigweg verdwenen waren om nooit meer terug te keren, was ook
niemand opgevallen. En was ook zeker niet -ter herinnering- doorgegeven door de
ouders van tóen aan de kinderen láter.
Zoals zij waren gekomen, zo gingen
zij. Onopgemerkt. Zonder vragen en dus zonder antwoorden.
Doodgewoon.
De Joden en hun vreselijk lot
kwamen niet ter sprake in de interviews toen ik wilde nagaan wat voor een
straat de Venestraat in de loop der jaren was geweest, wat de bewoners zoal
voor de kost deden, hoe het met de verzuiling in de straat stond in de jaren veertig
en vijftig, wie er het eerst een auto had, het hoe en wat van het spelen op
straat, het kattekwaad, hoe het hier rook, en welke geluiden misschien
oorverdovend waren.
Wat zij zich herinnerden van de
verffabriek van Klinkert, van het roet van de stoom-locomotieven op de lakens
die op wasdag aan de lijn hingen, de bussen van de VAD waardoor je lag te
schudden in je bed, de Apostelen die hier ter kerke gingen.
Met andere woorden, het was een
half jaar later archiefwijsheid dat er
hier uit deze straat op vijf adressen 14 Joden op transport gesteld zijn,
gedeporteerd en vermoord.
De mensen die ik daarna nog
interviewden wilden het nauwelijks geloven.
Belangrijk: als ik dat zo vaststel
klinkt dat misschien als een verwijt.
Maar ik bedoel het anders: met
duivelse slimheid zijn de veertien Joodse bewoners van de Venestraat tussen
juni 1942 toen de jonge Max Wijnberg werd gearresteerd en 9 april 1943 toen een
grote groep Zwolse Joden afgevoerd werd naar Vught op weg naar hun moordenaars
in het Oosten, - bijna stiekemweg- zijn deze veertien medebewoners,
straatgenoten, opgelost in het kader van de Endlösung.
Hoewel.
Dat verklaart natuurlijk echt niet
alles. Het is niet voor niets dat naar aanleiding van een dissertatie van
historicus Bart van der Boom “Wij weten
niets van hun lot”, over gewone Nederlanders en de Holocaust , een felle
discussie losbarstte.
Concreet in de Venestraat. Daar
zeker geen straatbrede verontwaardiging, laat staan verzet. Maar ook niet in de
Hertenstraat, de Derk Buismanstraat of enige andere straat in Zwolle. In
zoverre was de Venestraat geen uitzondering, al is veertien voor zijn kleine
straat opvallend veel.
Maar de vraag –die door mij
natuurlijk niet simpel te beantwoorden- blijft:
hoe kan het zo geluidloos zijn
gebeurd en waarom heeft het zo vreselijk lang geduurd voor we er nu op
terugkomen.
Nog maar kort geleden stonden wij
Nederlanders bekend, vooral bij ons zelf, dat we bij uitstek tolerant waren.
Maar waren we maar níet zo
verontrustend lees: zelfvoldaan gemakzuchtig tolerant geweest.
Honderd Jaar Venestraat was mijn
onschuldig klinkende, zelfgestelde opdracht. En daar waren er ineens die
veertien.
Eenmaal van alle veertien de naam
bekend en in het Herinneringsboek van Jaap Hagedoorn de geboorte- en
sterfdatum opgezocht, wilde ik hen een
gezicht geven en hun gestalte laten zien, vóór zij in de mist van de
geschiedenis zouden verdwijnen.
En de geslaagde, artistieke idee
van Gunter Demnig die de Stolpersteine ontwikkelde
maakt het nu mogelijk om de
huiveringwekkende bladzijden uit de geschiedenis van de Venestraat glans te
geven en ‘onze’ slachtoffers van de Holocaust in elk geval een niet uit te
wissen naam te geven.
Het initiatief dat overigens direct
omarmd werd door mijn buren, geeft ons de kans om aan de hand van de
persoonlijke geschiedenissen van de veertien wier namen nu op de Stolpersteine
staan gegraveerd, duidelijk te maken dat hun dood géén toevallige samenloop van omstandigheden was, géén blind ongeluk.
En dat het de uitvoering van het
beleid van een moderne, westerse staat is, het vooropgezette doel van een
officiële regering, met een groot draagvlak.
Verwerkelijkt door samenwerkende
bureaucratische organen alle met veel organisatorisch vernuft.
Maar die persoonlijke geschiedenissen
te achterhalen is niet eenvoudig.
De vernietiging van een intens
gehate bevolkingsgroep die trouwens niet eens een echte laat staan hechte
groep was, is wel zo grondig in z’n werk gegaan dat er geen foto gevonden kon
worden van Frauke Broekman geboren Rozeboom, noch van Susanna Rudelsheim.
Want niet alleen zijn zij
gedeporteerd en vermoord maar ook hun huis is leeggehaald en hun geschiedenis
bijna helemaal uitgewist.
Ik weet bijna niks van Max
Wijnberg. Geen foto, geen geluidsopname, geen handschrift.
Uitgewist, ausradiert.
Zeker, hij kwam uit Hoogeveen. Maar
was het een aardige jongen? Deed hij aan sport?
Van zijn leeftijdgenoten in mijn
eigen familie kan ik u hele verhalen vertellen. Max Wijnberg heeft die familie
niet die zijn levensgeschiedenis konden doorgeven.
We hebben dus te lang gewacht en
erger we hebben niet ten volle beseft wat er gebeurd is. Anders had de oma van
Marga, mevrouw Deiman hier in de zaal gezeten en geglimlacht toen ze aan hem
dacht. Maar mevrouw Deiman is al zo lang dood.
En ik had aan Rie de Wilde en Frits
van Schubert willen vragen hoe dat nu precies gegaan is toen zij het huis van
de Broekmannen aangeboden kregen.
En ook meneer Schoonhoven is al
jaren dood die de BAAK-polis van de Broekmannen tot ver na de oorlog nog
behartigd heeft. Hij had over zijn vroegere werkgevers vast veel kunnen
vertellen.
Ik zeg u eerlijk mijn onderzoek was
al helemaal een opgave voor zover het de Duitse vluchtelingen betrof: de
Holländers, de Weihls en de Herzen, rersp. Nr. 6, 27a en nog eens 27a. Bijna in
de mist van de geschiedenis verdwenen. Niet alleen hun naam verdwenen , maar
erger nog hun gruwelijk lot niet in herinnering.
En net als je denkt dat het
allemaal ver, te ver achter ons ligt, duikt het verhaal op van William Herz, de
zoon van Samuel Herz en Olga Alice Herz – Linde die op nummer 27a woonden.
Samuel en Olga waren uit Berlijn
gevlucht naar hun zoon William en zijn vrouw die al eerder naar Nederland
kwamen en hier een bestaan hadden opgebouwd.
Moet er voor William een
Stolperstein gelegd worden? Hij is namelijk door het verzet doodgeschoten, niet
door de Nazi’s.
Het verhaal van ongemakkelijke
onderduikers en paniekerige verzetsmensen.
Helemaal afgelopen is de oorlog dus
nog niet.
De discussies, wekelijks een nieuw
boek, films, documentaires en nu dan de Stolpersteine.
Het onderzoek naar de geschiedenis
van een straat en zijn bewoners is natuurlijk exemplarisch voor de geschiedenis van de stad en haar inwoners.
Laten we de vragen maar breeduit onder
ogen zien.
Voor een deel van die vragen zijn
de veertien Stolpersteine toch een mooi antwoord.
Dank u
Toespraak bij de bijeenkomst ter gelegenheid van de onthulling van 17 Zwolse Stolpersteine
Vandaag help ik met de onthulling van de stolperstenen van mijn grootmoeder en mijn oom. De betekenis daarvan is niet alleen de herdenking van twee mensen die door een racistisch en gewelddadig regime om het leven zijn gebracht.
Het dient ook als een waarschuwing. De situatie in de huidige wereld is niet veel anders dan in de jaren 30. De dreiging van geweld in woord en daad neemt steeds toe, komt ook steeds dichter bij ons land en is gedeeltelijk al hier. Nederland en zijn inwoners zijn steeds meer onverdraagzaam geworden. Tolerantie van deze intolerantie heeft geleid tot het uiteenvallen van de maatschappij.
Het ziet er naar uit dat de Nederlanders en Nederland niet geleerd hebben van het verleden en toelaten dat het recht op vrijheid van meninguiting misbruikt wordt en gedrag dat daaruit voortkomt tolereren.
Politieke correctheid heeft zijn grenzen. Wie niet van de geschiedenis leert is gedoemd die te herhalen. Deze keer zijn het niet alleen de joden, de communisten, de homoseksuelen, de zigeuners en de Jehova's getuigen die gevaar lopen.
Het bestaan van de zwijgende onverschillige meerderheid staat ook op het spel. En zo kan het komen dat, eens, ergens, iedereen in deze zaal zich terug zou kunnen vinden in een gymnastieklokaal, met nog 200 anderen, omgeven door schreeuwende mensen met wapens, wachtend op een onvermijdelijke dood.
Wie niet horen wil....
-------------------------------------------------------------------------------
Toespraak bij de bijeenkomst ter gelegenheid van de onthulling van 17 Zwolse Stolpersteine
door Bert J. (Hans) Davidson, kleinzoon en neef van Bertha Davidson geboren Salomon en Walter Barend Davidson.
25 maart 2015
Denksportcentrum Venestraat
Dames en heren,
In de tweede wereldoorlog zijn meer slachtoffers gevallen
dan in elke andere oorlog ooit. Alleen al in Rusland zijn 20 miljoen mensen om
het leven gebracht, er zijn 6 miljoen joden vermoord.
Deze cijfers zijn zo
enorm dat je er eigenlijk niets bij kunt voorstellen. Je kunt het natuurlijk
anders zeggen, namelijk, dat er 20 miljoen keer een Russische man, vrouw of
kind de dood heeft gevonden of dat er 6 miljoen keer een joodse man, vrouw of
kind vermoord is.
Maar om het echt duidelijk te maken en het echt te doen
voelen is het nog het beste om diegenen die omgekomen zijn als individu te
beschrijven.
En daarom wil ik U vertellen over twee familieleden die ik nooit
gekend heb maar toch ken omdat ik mij er een beeld van heb kunnen vormen uit
mijn archief.
Mijn grootmoeder van vaders kant, Bertha Salomon, is geboren
in 1875 in het stadje Dülmen in Duitsland, vlakbij Münster. Haar vader had daar
een slagerij;het was een familiebedrijf, iedereen hielp mee. Ze waren joods,
niet erg gelovig, meer cultureel en traditioneel.
Op een dag kwam daar Isidore
Davidson, een jongeman uit Zwolle, werken als gezel. In die tijd gingen
gezellen als leerling van slagerij tot slagerij totdat ze bekwaam genoeg waren
om als meester voor zichzelf te gaan werken. Hij was een zwaar gebouwde man met
een rond gezicht, handen als schotels, vingers als worstjes en was op zijn
jonge leeftijd al kalend. Bertha was een klein en rond vrouwtje, niet moeder's
mooiste en al wat ouder.
Zij zagen wel wat in elkaar en trouwden in 1905. Bertha
wilde graag bij haar familie blijven en Isidore was goed ingeburgerd. Samen
begonnen ze voor zichzelf en bouwden een groot slagerij bedrijf op in de stad.
Zij kregen vijf kinderen, de eerste overleed als baby, maar
daarna kwamen Herman, Walter, Johanna, en een nakomertje, Dolf, mijn vader.
Herman en Walter werkten in de slagerij, Johanna ging naar het conservatorium
en Dolf, die goed kon leren, ging naar het gymnasium.
Het bedrijf deed het goed, de familie Davidson was gezien in
de stad, en ze waren goedgeefs. Isidore had ook een catering business en
deelde, via de pastoor, overgebleven voedsel uit aan arme mensen.
De depressie
in Duitsland met de bijbehorende deflatie ruïneerde de Davidsons. Geld was zo
weinig waard dat Isidore met twee knechten koeien moest kopen waarvoor zij ieder
een koffer met geld mee moesten nemen. Hij vertrouwde banken niet en bewaarde
baar geld dat ten slotte minder waard was dan het papier waarop het gedrukt
was.
Het bedrijf krabbelde weer op maar een nieuwe dreiging,
ditmaal nog gevaarlijker, overspoelde Duitsland. Het nazisme en de bijbehorende jodenhaat werd al gauw duidelijk. Al in 1933 werd de slagerij aangevallen en
vernield. Walter werd met een mes mishandeld. Niet lang daarna stonden er
mensen van de Nationaal Socialistische partij voor de winkel om mensen te
bedreigen die naar binnen wilden. Sommige van de mensen die geholpen waren met
voedsel liepen voor de winkel rond met borden waarop stond: ''koop niet bij Joden.''
Mijn vader was nog aangedaan toen hij mij dat, vele jaren later,
vertelde. De hoeveelheid vlees die Isidore mocht verkopen werd zo bekort dat
het onmogelijk werd om de slagerij voort te zetten. In die tijd weigerde de
Nederlandse regering Duitse Joden toe te laten in het land in de valse hoop om
zo weer neutraal te blijven.
De Davidsons konden wel remigreren omdat zij
Nederlander waren. In 1938 verhuisden ze naar Zwolle, met achterlating van
ongeveer al hun bezittingen en geld; het gebouw werd door de nazi's verhuurd aan
een lokale slager die nooit de huur heeft betaald.
In Zwolle vonden Isidore en Bertha, Walter en Dolf, die na
een half jaar van het gymnasium was gestuurd en ook slager werd, een huis op de
Venestraat 3a en handelden in vlees. Walter werkte eerst in een slagerij in
Tolkamer, later bij de Jong op de Melkmarkt.
Isidore kwam in 1939 om het leven bij een motorongeluk op een besneeuwde weg in Windesheim. Om de familie te ondersteunen die nu uitgebreid was door zijn huwelijk met Saartje Jakobs handelde Dolf in vee totdat dit, in September 1941, ook verboden werd. Daarna werkten Walter en Dolf illegaal als slagers.
Isidore kwam in 1939 om het leven bij een motorongeluk op een besneeuwde weg in Windesheim. Om de familie te ondersteunen die nu uitgebreid was door zijn huwelijk met Saartje Jakobs handelde Dolf in vee totdat dit, in September 1941, ook verboden werd. Daarna werkten Walter en Dolf illegaal als slagers.
Op 3 oktober 1942 werden Walter, Dolf en Saartje opgepakt en
naar de gymnastiekzaal van het Gymnasium Celeanum op de Veerallee overgebracht,
met nog 200 andere, voornamelijk jonge, joodse mensen, zogenaamd om via het
doorvoerkamp Westerbork naar Poolse werkkampen te gaan. Na een vreselijke nacht
werden ze vervoerd per trein naar Westerbork. Binnen drie maanden waren bijna
allen vermoord, de meeste in het vernietigingskamp Auschwitz.
Dolf en Saartje ontsprongen de dans, Dolf had net een meniscusoperatie gehad en een medelijdende Duitse soldaat die dat zelf ook ondergaan had liet hen gaan. Met zijn drieën woonde ze nu in de Venestraat terwijl hun situatie door de steeds grotere beperkingen gedurig moeilijker werd. De enige hulp in die tijd kwam van een vriend van de familie, Hendrik Maten, die iedere vrijdag als hij naar de markt kwam stiekem een mandje met voedsel aan de deurknop hing.
Op een dag ging de deur half open en een vrouw zei tot hem: "Je hoeft niet meer te komen, hoor: ze zijn toch weg."
Hendrik eert ons vandaag met zijn aanwezigheid. Dolf en Saartje konden nog net onderduiken, Bertha was niet zo gelukkig en werd afgevoerd naar het dodenkamp Sobibor. Van de 250.000 mensen die daar heengevoerd werden zijn er ten slotte 50 teruggekomen.
Dolf en Saartje ontsprongen de dans, Dolf had net een meniscusoperatie gehad en een medelijdende Duitse soldaat die dat zelf ook ondergaan had liet hen gaan. Met zijn drieën woonde ze nu in de Venestraat terwijl hun situatie door de steeds grotere beperkingen gedurig moeilijker werd. De enige hulp in die tijd kwam van een vriend van de familie, Hendrik Maten, die iedere vrijdag als hij naar de markt kwam stiekem een mandje met voedsel aan de deurknop hing.
Op een dag ging de deur half open en een vrouw zei tot hem: "Je hoeft niet meer te komen, hoor: ze zijn toch weg."
Hendrik eert ons vandaag met zijn aanwezigheid. Dolf en Saartje konden nog net onderduiken, Bertha was niet zo gelukkig en werd afgevoerd naar het dodenkamp Sobibor. Van de 250.000 mensen die daar heengevoerd werden zijn er ten slotte 50 teruggekomen.
Vandaag help ik met de onthulling van de stolperstenen van mijn grootmoeder en mijn oom. De betekenis daarvan is niet alleen de herdenking van twee mensen die door een racistisch en gewelddadig regime om het leven zijn gebracht.
Het dient ook als een waarschuwing. De situatie in de huidige wereld is niet veel anders dan in de jaren 30. De dreiging van geweld in woord en daad neemt steeds toe, komt ook steeds dichter bij ons land en is gedeeltelijk al hier. Nederland en zijn inwoners zijn steeds meer onverdraagzaam geworden. Tolerantie van deze intolerantie heeft geleid tot het uiteenvallen van de maatschappij.
Het ziet er naar uit dat de Nederlanders en Nederland niet geleerd hebben van het verleden en toelaten dat het recht op vrijheid van meninguiting misbruikt wordt en gedrag dat daaruit voortkomt tolereren.
Politieke correctheid heeft zijn grenzen. Wie niet van de geschiedenis leert is gedoemd die te herhalen. Deze keer zijn het niet alleen de joden, de communisten, de homoseksuelen, de zigeuners en de Jehova's getuigen die gevaar lopen.
Het bestaan van de zwijgende onverschillige meerderheid staat ook op het spel. En zo kan het komen dat, eens, ergens, iedereen in deze zaal zich terug zou kunnen vinden in een gymnastieklokaal, met nog 200 anderen, omgeven door schreeuwende mensen met wapens, wachtend op een onvermijdelijke dood.
Wie niet horen wil....