VENESTRAAT 20
KLINKERT
KLINKERT
Jan Klinkert (1889 – 1962), gepromoveerd in de scheikunde, is
de eerste eigenaar/bewoner van Venestraat 20. Samen met zijn in Riga geboren Russische vrouw Elsbeth
Corona Dannenberg heeft hij meer dan veertig jaar, tot 1961, in de straat
gewoond.
Als ik er één had mogen vragen naar zijn ervaring en belevenis in de Venestraat was het dit stel geweest. Hij
was één van de twee broers-directeuren
van de fabriek op de hoek van Venestraat en de Hertenstraat, officieel
geadresseerd in de Hertenstraat. Jan Klinkert is kinderloos gestorven.
Zijn broer Hendrik, medefirmant, is tweemaal getrouwd. Uit zijn eerste huwelijk met Ariette Meulenhoff heeft hij twee dochters: Gerarda (1909) en Albertina Clasina (1911); zijn tweede huwelijk, met Dieuwke Kramer schenkt hem een zoon: Johan Fedde (1930).
Voor de geschiedenis van Jan, Elsbeth en de Zwolse verffabriek tasten wij in zoverre in het duister, dat Elsbeth eenmaal weduwe geworden een nicht in Argentinië als erfgename aanwees. Dat heeft in elk geval niet geleid tot overdracht van foto's en documenten van het archief van deze tak van de klinkerts aan een (Nederlands) archief. Wat er aan 'archief' is overgebleven, is voor een deel naspeurbaar bij het Historisch Centrum Overijssel. Bij het HCO zijn het de dossiers van de Kamer van Koophandel. Voor een ander, (groter) deel ligt er een een ander in het Nationaal Archief. Dat is overigens tot 2021 beperkt openbaar en heeft betrekking op de strafzaak tegen Jan Klinkert in het kader van de bijzondere rechtspleging en op de dienstbaarheid van de fabriek aan de vijand tijdens de Duitse bezetting.
Jan is dus veroordeeld vanwege zijn commerciële collaboratie met Nazi-Duitsland. Wat je noemt 'fout' in de oorlog, maar verder stond hij geenszins bekend als 'nazi'. Verwarrend is dan ook dat in Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, Volume 114, Nummers 3-4 te lezen is: "Tenslotte kan de geroofde verffabriek slechts de fabriek van Klinkert in Wapenveld betreffen. In de hongerwinter voelde de Duitsgezinde eigenaar zich zodanig bedreigd dat hij met medenemen van zijn fabriek naar Duitsland vertrok."
Kwestie van klok en klepel, want de fabriek was immers reeds in 1942 in Duitse handen overgegaan. Met de 'Duitsgezinde eigenaar' moet Jan Klinkert zijn bedoeld, één van de twee voormalige eigenaren, en die heeft echt niet z'n boeltje opgepakt om naar Duitsland te verhuizen.
'Duitsgezind' was Jan in tegenstelling tot zijn broer en compagnon Hendrik in elk geval wel inzoverre dat hij reeds in het begin van de oorlog samenwerking zou hebben gezocht met Duitse verfproducenten en wellicht toen al uit was op een verkoop van het gehele bedrijf, buiten medeweten van de familieleden-aandeelhouders en mededirecteur Hendrik.
Zijn broer Hendrik, medefirmant, is tweemaal getrouwd. Uit zijn eerste huwelijk met Ariette Meulenhoff heeft hij twee dochters: Gerarda (1909) en Albertina Clasina (1911); zijn tweede huwelijk, met Dieuwke Kramer schenkt hem een zoon: Johan Fedde (1930).
Voor de geschiedenis van Jan, Elsbeth en de Zwolse verffabriek tasten wij in zoverre in het duister, dat Elsbeth eenmaal weduwe geworden een nicht in Argentinië als erfgename aanwees. Dat heeft in elk geval niet geleid tot overdracht van foto's en documenten van het archief van deze tak van de klinkerts aan een (Nederlands) archief. Wat er aan 'archief' is overgebleven, is voor een deel naspeurbaar bij het Historisch Centrum Overijssel. Bij het HCO zijn het de dossiers van de Kamer van Koophandel. Voor een ander, (groter) deel ligt er een een ander in het Nationaal Archief. Dat is overigens tot 2021 beperkt openbaar en heeft betrekking op de strafzaak tegen Jan Klinkert in het kader van de bijzondere rechtspleging en op de dienstbaarheid van de fabriek aan de vijand tijdens de Duitse bezetting.
Jan is dus veroordeeld vanwege zijn commerciële collaboratie met Nazi-Duitsland. Wat je noemt 'fout' in de oorlog, maar verder stond hij geenszins bekend als 'nazi'. Verwarrend is dan ook dat in Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, Volume 114, Nummers 3-4 te lezen is: "Tenslotte kan de geroofde verffabriek slechts de fabriek van Klinkert in Wapenveld betreffen. In de hongerwinter voelde de Duitsgezinde eigenaar zich zodanig bedreigd dat hij met medenemen van zijn fabriek naar Duitsland vertrok."
Kwestie van klok en klepel, want de fabriek was immers reeds in 1942 in Duitse handen overgegaan. Met de 'Duitsgezinde eigenaar' moet Jan Klinkert zijn bedoeld, één van de twee voormalige eigenaren, en die heeft echt niet z'n boeltje opgepakt om naar Duitsland te verhuizen.
'Duitsgezind' was Jan in tegenstelling tot zijn broer en compagnon Hendrik in elk geval wel inzoverre dat hij reeds in het begin van de oorlog samenwerking zou hebben gezocht met Duitse verfproducenten en wellicht toen al uit was op een verkoop van het gehele bedrijf, buiten medeweten van de familieleden-aandeelhouders en mededirecteur Hendrik.
De oorsprong van dit bedrijf gaat terug tot 1843 toen de
gebroeders S. en A. Jacobs een lakstokerij opstartten. Omstreeks 1873 werd het bedrijf verkocht aan
de firma Klinkert, Ansingh en Borneman, om in 1882 als Fa. Klinkert en Co te worden voortgezet. In het begin van
de 20e eeuw namen de zoons Klinkert Jan en Hendrik (1882 - 1951) de zaak over van hun
vader Albertus Clazienus (1854 – 1915). (Hun grootmoeder was trouwens een Buijsman,
een vooraanstaande familie in Zwolle waarvan ook Derk Buijsman deel uitmaakte, de vermogende filantroop die tevens de naamgever is van de parallelstraat zuidelijk van de Venestraat.)
De basis voor het bedrijf in de Hertenstraat is overigens niet het onder achitectuur gebouwde kantoor met magazijnen (zie bovenstaande foto) dat de tand des tijds goed doorstaat -als eensdeels appartementengebouw en anderdeels AFAC-fietsenopslag-, maar dat waren de productieloodsen die schuin aan de overkant lagen. Daar waar nu het enkele jaren geleden gebouwde woonzorgcomplex Anna Heerkens staat. Ons staat dat terrein nog helder voor ogen als de 'Kringloop’. Oudere buurtbewoners refereren eraan als de VAD-garage: Hertenstraat 8.
Bog weer even terug naar 1843: dan krijgen de broers Jacobs als gezegd een vergunning om hier op een terrein tussen de Tuinstraat en het Groenewegje een lakstokerij te beginnen in het toen nog nauwelijks bebouwde buitengebied van de stad Zwolle, temidden van de kwekerijen en tuinen van de stedelijke groentehandelaren. In een aantal loodsen en met de van oude ansichtkaarten bekende hoge fabrieksschoorsteen werden daar de lakken gestookt en de verven en vernissen bereid. Op onderstaande ansicht priemt vanaf de Hoge Spoorbrug gezien de schoorsteen van Klinkert omhoog. .
Dan is er nog geen Hertenstraat maar slechts een pad, het Groenewegje dat langs een (stinkende) sloot, het Molenwater, loopt. Op een goed moment is rond de eeuwwiseling van 1900 een deel van dat pad verhard precies tot aan het ommuurde fabrieksterrein van de lakstokerij. Aanvankelijk lag de ingang van het fabrieksterrein aan de Tuinstraat, waar onlangs een organisatie voor Beschermd Wonen nieuwbouw heeft gepleegd. Dat woongebouw ligt een tikje terug van de rooilijn: daar dus. De huizen rechts daarvan waren eertijds bedrijfswoningen van de verffabriek / lakstokerij.
De Tuinstraat, althans het begin daarvan, is nog juist te zien aan de linkerkant van de rechter straat, toen Deventersestraat. De achterkant van loodsen van de verffabriek is zichtbaar aan de rechterkant van de linker straat, nu Hertenstraat.
Zoals gezegd moest Jan Klinkert met het einde van de oorlog en het herstel van het Nederlandse gezag direct stoppen met alle activiteit. Op het bedrijf werd beslag gelegd. Zelf werd hij garresteerd en naar het Huis van Bewaring gebracht, later geïnterneerd in de kazerne van Wezep die dienst ging doen als 'kamp' voor NSB'ers, landverraders en anderen die beschuldigd werden van onvaderlandslievend gedrag.
Zijn oudere broer Hendrik, compagnon en medefirmant tot het moment van de Duitse bedrijfsovername, heeft ook moeten verschijnen voor het tribunaal van de bijzondere rechtspleging, maar is dadelijk vrij gesproken.
Uit mondelinge overlevering komt de bewering dat het toch al niet boterde tussen Hendrik en Jan, omdat Jan als gewiekst zakenman succesvol is en Hendrik als zakenman zoveel minder in z'n mars zou hebben gehad. Bovendien voelde Hendrik van de aanvang aan niet voor samenwerking met Duitse bedrijven en de Duitse Wehrmacht.
In 1953 is het bedrijf Klinkert en Co ook formeel geliquideerd, na de nodige tussenstappen waarop ik nog hoop terug te komen. De schoorsteen is dan al afgebroken.
De fabriek had in de oorlog een Duitse geur. Sommige buurtbewoners dachten zelfs dat Klinkert een Duitser was. Wellicht mede vanwege zijn exotische vrouw, Elsbeth, een Letse die met een zwaar Duits accent sprak.
Op de dag van de bevrijding is van overheidswege dadelijk beslag gelegd op het bedrijf. De fabriek produceerde in elk geval ook en vooral voor de Duitse oorlogsinspanning.
De kaart eind jaren 20. Kijk de Hertenstraat eens vanaf de hoek van de Hertenstraat naar de Zeven Alleetjes. Ik heb de beide bedrijfsterreinen van Klinkert roodomkranst en Venestraat 20 met de deur naar de fabriek groen.
Het terrein aan de overkant van de Hertenstraat heeft vervolgens verschillende bestemmingen gehad: de clichéfabriek De Bruyn als eerste, meen ik, daarna het vaten- en emballagebedrijf Van Berkum dat op de Marslanden nog steeds bedrijfsactiviteiten uitvoert in deze branche, met enkele spoelinstallaties. Naar verluidt is er ook een zeepfabriek actief geweest maar ik moet nog te weten zien te komen wie en wat, en daarna dan de autobusremise van de VAD tot de Stichting Kringloopwinkel en tot slot nog even een schoenenoutlet.
Hier komen 'de geuzen' om deze geschiedenis te slopen ten gunste van het woonzorgcomplex. Typisch van die plaatjes wie-is-de-wethouder?