donderdag 29 augustus 2013

CLIFFORD CREMER, zoon van IK JAN

Bomberjack (2000, uitgeverij Aspekt), de autobiografie van Clifford Cremer komt op pagina 109 in Zwolle.
Op pagina 135 neemt Clifford de trein naar Rotterdam, enkele reis, niet van plan terug te keren naar Zwolle.
Hieronder wat er in de tussentijd gebeurt in Zwolle.
Clifford gaat naar Rotterdam om marinier te worden. Net als zijn vader en zijn opa (die bij de SS vocht).




Zo heeft hij er dan voor gezorgd dat de Venestraat in literaire wandelingen zou moeten worden opgenomen ?) en dat stilgestaan moet worden voor nr. 23 - 25, want dáár verbleef Clifford in het KTC , het Kamer Training Centrum.
Enkele andere panden in de Venestraat en omliggende straten zouden ook in aanmerking komen als wandeltussenstop, maar het is niet helemaal duidelijk in wélke panden Clifford zijn inbraken pleegde. Hij beschrijft in elk geval hoe hij gebruik maakt van een steiger om een nachtelijke bezoek te brengen aan een pand in dezelfde Venestraat. Ook in de omliggende straten 'demonstreert' hij waar een Kamer Training Centrum kennelijk mede toedient: zoeken van dievenmaatjes.



Het is 1981 (of nog net 1980).

“Zwolle. Nou niet bepaald mijn idee van een bruisende stad. Zeker niet de plek waar ik voor het eerst sinds vijf jaar weer een beetje van m'n vrijheid kon gaan genieten. (Clifford is op dit moment 15 jaar en de laatste jaren door zijn oma verzorgd die na een hersenbloeding daar niet meer toe in staat was; p.r.)
Maar goed, alles was beter dan Ruurlo, dat wel. En Zwolle was tenminste een stad, niet zo'n klein kankerdorp waar iedereen zich met elkaar bemoeide.
Het huis waar ik een kamer zou krijgen lag in de Venestraat, vlakbij het station. Het was een oud, redelijk statig herenhuis - voor Zwolse begrippen dan. Het stond bekend als het KTC, het Kamer Trainings Centrum. Er waren zo'n twaalf kamers met een gemeenschappelijke woonkamer en keuken.
Eigenlijk was het een soort studentenhuis, met dit verschil dat er geen studenten woonden, maar voornamelijk ‘probleem- jongeren'. Stuk voor stuk jongens en meisjes uit kindertehuizen of andere zenuwinrichtingen. En natuurlijk een ploeg van vier begeleiders: twee mannen en twee vrouwen. Heel progressief allemaal.
Met m'n vijftien jaar was ik de jongste, de anderen waren tussen de 16 en de 21. Zeer verschillende types, uit alle delen van het land. Iedereen was min of meer toevallig in Zwolle terechtgekomen. Ook voor hen gold dat ze gewoon hadden gewacht op een beschikbare plek. Echt mooie meisjes zaten er helaas niet tussen. De meisjes die er waren kwamen allemaal uit inrichtingen en stonden veel zwaarder onder controle bij de begeleiders dan de jongens. Dat kwam omdat de meesten een incestverleden hadden of zo, en daarom geestelijk een beetje labiel waren. Althans, dat maakte ik ervan.
Er was eigenlijk maar één regel waar je je als bewoner aan diende te houden: je moest overdag een bezigheid hebben. Je ging naar school of je had een baan, de hele dag rondhangen in het KTC was niet toegestaan. Als je niet werkte of naar school ging moest je maar de hele dag naar werk zoeken. Op het arbeidsbureau.
Ik kreeg meteen een uitkering van de Sociale Dienst. Die werd door de begeleiders geïnd en uitgekeerd. Ik geloof dat het 640 gulden per maand was, waarvan ruim 300 gulden werd ingehouden voor de huur. M'n kamer hoefde ik dan ook niet apart te betalen. Maar de rest wel: eten, kleding en uitgaan. Het idee was om je met geld te leren omgaan zodat je zo snel mogelijk zelfstandig kon gaan wonen.
Eens per twee weken had ik een verplicht gesprek met m'n begeleider, Johan, waarin ik moest vertellen wat ik allemaal gedaan had de afgelopen tijd. Hij gaf daar dan commentaar op. Goh, wat goed van je!' of ‘Hoe kijk je er zelf op terug?’ Echt van die slappe socio-talk. De vier begeleiders waren ook allemaal van die standaard geitenwollensokkentypes. Baardjes, ronde brilletjes, tuinbroeken en leren klom- pen - of sandalen. Ik moest niks hebben van die gesprekken maar kon er niet onderuit. Officieel moest ik nog steeds naar school en ik had me ook gewoon ingeschreven bij een plaatselijke vwo. Ik ben daar echter nooit naartoe gegaan.
Geen zin meer in. Ik rekende erop dat als ik meteen maar zou wegblijven, dat niemand zou opvallen. En ik had gelijk.
Er is nooit gereageerd op mijn afwezigheid. Waarschijnlijk dachten ze op de school dat het een Administratieve fout was. Of dat ik me had bedacht zonder wat te melden. Op het KTC wisten ze niet beter dan dat ik elke dag naar school ging. En dat vertelde ik ze natuurlijk ook op die gesprekken.
.Ik moest alleen goed oppassen dat ik niet in m'n eigen leugens verstrikt raakte.
Kun je een beetje opschieten met je klasgenoten vroeg Johan dan.
‘Mwoah,' antwoordde ik. Met sommigen wel, met anderen niet. Ik dacht dat met zo'n vaag antwoord de kous af was, maar dat was natuurlijk een enorme vergissing. Want Johan rook frictie. De opstap naar een conflict. Zijn werkterrein. Zijn wereld.
'Vertel daar eens wat meer over, Cliff,' zei ie dan met zo'n zorgelijke, fronsende blik in z'n ogen. Ik moest snel denken.
'Ach, sommige gasten liggen me gewoon niet zo', zei ik.
'Zo, wat staat je in hun dan niet aan?'.
'Godverdegodver', dacht ik, wanneer houdt ie nou z'n bek? Het was net een schaakspel, al duurde het gelukkig zelden langer dan een kwartier. Een kwartier waarin ik m'n fantasie op volle toeren moest laten draaien.
In het echt was ik namelijk te vinden op de sportschool, in de Tuinstraat om de hoek.
Die sportschool had ik al snel gezien. Het leek me de perfecte plek om de dagen door te komen. Ik begon nogal lang te worden maar was niet erg gespierd. Daar wilde ik verandering in brengen. De sportschool werd gerund door een uitgeweken Amsterdammer Freddy Fens geheten. Een sympathieke man die sprekend leek op Danny Kaye. Maar dan met een dikke gouden ketting om z'n nek. Freddy was naar Zwolle gevlucht vanwege wat 'zakelijke problemen' thuis: her en der hadden nogal wat mensen geld van hem tegoed. In de uithoek Zwolle zou niemand hem ooit vinden, had hij gedacht. En hij had gelijk. Niemand kwam hem daar ooit zoeken.
Freddy's sportschool was een van de eerste in Zwolle. De jaren tachtig waren net begonnen en het fenomeen fitness was nog lang niet zo groot als het later zou worden. De contributie kostte dertig galden per maand en van het eerste geld van m'n uitkering werd ik meteen lid.
Er ging een nieuwe wereld voor me open. Een wereld vol sit-ups, bench-presses, lat-pulleys, flying dumbells en heel veel pijn en zweet. Beneden was een bar met een zitruimte, boven was de trainingszaal. Een grote met spiegels volbehangen zaal waar zeker dertig mensen tegelijk konden trainen.
Aan de muren hingen grote posters van Tom Platz, Franco Columbo en Arnold Schwarzenegger de bodybuilding-goden van die tijd. Of posters van proteïnemerken. Het was een raar wereldje.


Op het KTC werd de sfeer ook steeds gezelliger. Er waren ongeveer evenveel jongens als meisjes, en de kortstondige relaties wisselden bijna per nacht. Ina, een van de begeleidsters, deed er zelfs aan mee. Die liet zich geregeld pakken door een paar bewoners. De begeleiders moesten bij toerbeurt overnachten in het huis, in de laagstgelegen kamer. Die lna liep 's nachts altijd in haar doorzichtige japon met daaronder een geil slipje door de gangen, altijd zogenaamd op zoek naar iemand. Of ze klopte gewoon in haar japon aan bij een jongen en stapte dan naar binnen met een of andere slappe smoes.
Een uur later kwam ze weer naar buiten, hevig bezweet en met ven voldane glimlach op haar lippen. Ikzelf heb haar hooit geneukt. Geen enkele behoefte aan. Ik rotzooi niet met groepsleidsters. Ze was niet knap genoeg.
Ik was ondertussen bevriend geraakt met een medebewoner genaamd Stanley. Die was ouder dan ik maar we konden goed met elkaar opschieten. Stanley kwam van een pleeggezin waar hij was weggestuurd omdat hij was betrapt met inbreken. Iets wat hij af en toe nog steeds deed, vertelde hij. Oh ja?"

Een gevarieerde straat, de Venestraat. Trouwens, zodra hij de kans kreeg om op zichzelf te gaan wonen, heeft Clifford zijn intrek genomen in een kamer in de Groeneweg, geëxploiteerd door een Turk.

"Eigenlijk was de Groeneweg gewoon mijn versie van een studentenhuis. Het was elke avond feest. Zuipen, lachen, lallen en brallen. Met de meest fanatieke beroepswerkelozen van Zwolle."

Het wonen in het KTC wordt wat mij betreft net iets overtuigender beschreven door de treurige losbandigheid bij de Turk in de Groeneweg. Het klinkt een beetje vreemd wellicht na bovenstaande uitgebreide citaat, maar als je niet stoort aan de permanente platte geilheid en dorst van de schrijver, is het een tamelijk braaf boek. Saai ook eigenlijk, waar het voortdurend in (fantasieloze) herhaling vervalt.
En wat zijn versie van 'het studentenhuis' betreft, liever studenten dan werkelozen. Al lallen óók studenten (en vooral hun bezoekers) ons 's nachts met enige regelmaat uit de slaap.
Dat het KTC allang is opgedoekt, is geen wonder. En nu maar hopen dat de desbetreffende panden binnenkort eindelijk weer eens smaakvol verbouwd en bewoond worden.

Uitgebreid verhaal over Clifford Cremer in een groot artikel in de Groene: hopen op oorlog



woensdag 28 augustus 2013

HERMAN VAN GORKUM, wethouder van 1904 - 1917

Het vorige onderwerp, de socialist Louis Cohen (Venestraat 26), en de eerdere schets van een beter geslaagd politicus, de vrijzinnig liberaal en later sociaal-democraat Rüdelsheim (Venestraat 16) werpt de vraag op of er in de loop der tijd wellicht nog anderen zich via de politiek hebben ingezet voor het nut van ’t algemeen.
Er zijn er minstens drie.

WETHOUDER
H(erman) van Gorkum, wonende Venestraat 25a, is er één van. Hij zat vanaf 1901 in de gemeenteraad en kwam door een eigenaardige gebeurtenis op één van de twee (later drie) wethoudersstoelen. Het conflict in de raad over de rode onderwijzer Wester dat twee wethouders deed aftreden, sluit trouwens opmerkelijk aan op het levensverhaal van Louis Cohen.
Wester had arbeiders aangezet tot staking, ten tijde van de spoorwegstaking, april 1903. Dat was hem nogal kwalijk genomen en er werd op zijn ontslag aangedrongen. Hij werd ‘verhoord’ in de vergadering van burgemeester en wethouders en beloofde nadien schriftelijk  beterschap. Aan de raad werden enkele breed gedragen ‘adressen’ gericht van ouders van kinderen, collega’s en andere sympathisanten die meenden dat daarmee de kous af moest zijn. Ook burgemeester Van Royen, toch een regent van een zeer oud stempel, volstond met een berisping.
Wester was evenwel ook directeur van het koor Stem des Volks en zou met zijn koor een lezing opluisteren van de dichter Herman Gorter. Daarbij is hij betrapt op het persoonlijk aanplakken van reclame-biljetten, hetgeen verstaan werd als politieke agitatie.  Toen dat aan de orde kwam in de vergadering van burgemeester en wethouders wilden de beide wethouders Wester ontslaan. In de raad evenwel werd het voorstel daartoe tot genoegen van de burgemeester overigens, afgestemd met 12 tegen 8. Daarop namen de wethouders Gratama en de later nog tot minister van Waterstaat benoemde Hk v.d. Vegte ontslag en werden A.J.M. Vos de Wael en H. van Gorkum gekozen tot wethouder. Het is 12 december 1904. Van Gorkum blijft wethouder tot 1917. 

WIJNKOPER
Hij verdiende de ruime kost als (mede-)firmant van wijnkoperij van der Voort en Co, gevestigd in de Diezerstraat.
Geboren in Sneek in 1858 was hij zijn carrière als wijnkoper vermoedelijk begonnen in Haarlem. In 1890 is hij naar Zwolle gekomen. Hij moet toch wel een actief mannetje zijn geweest als je bedenkt dat hij niet zo heel lang daarna al in de gemeenteraad zat, amper 10 jaar later.
Zijn echtgenote Anna Noé is in 1915 op 54-jarige leeftijd overleden en zij kan niet of zeer kort in de Venestraat gewoond hebben. Met haar had Herman drie kinderen. De oudste, Louisa, is maar 11 jaar geworden: 1886 - 1897, de tweede was Hermina en van de derde ken ik de naam niet.
Op 22 november 1916 is Van Gorkum voor de tweede maal getrouwd, opnieuw in Sneek, met Maria Elisabeth Walland, in 1875 geboren in Buitenzorg, Indië.
En nu doet het merkwaardige feit zich voor dat Jan Paul Walland bij dat huwelijk getuige is. Nou ja, hij is de broer van de bruid, ingenieur van Rijkswaterstaat in Leeuwarden, maar is niet lang daarna eveneens bewoner van de Venestraat en wel op nummer 21. Hij heeft dan een geweldige promotie gemaakt en is hoofdingenieur, de hoogste chef in Overijssel voor de RWS.


DIRECTEUR VAN DE DERK BUISMANSTICHTING
Van Gorkum krijgt de vermelding 'koopman' wanneer hij als één van de drie directeuren van de Derk Buismanstichting wordt aangesteld. Zijn mededirecteuren zijn J.J. Tijl (1860-1927, een kanjer), neef van de erflaatster en A.W. van Wijk, hervormd predikant. Van Gorkum heeft die benoeming ook rechtstreeks te danken aan de erflaatster. Caroline Eugénie Olympe Pittaud de Forges, vrouw van Roelof Albartus Buisman, had bij testamentaire beschikking bepaald dat als zij na haar echtgenoot zou komen te overlijden, zij een legaat van 100.000 (Franse) francs zou nalaten voor een stichting in Zwolle ten behoeve van behoeftige personen die steun verdienden. Caroline had een lijstje gemaakt van 16 kandidaten waaruit in volgorde de eerste drie directeuren benoemd moesten worden. Bijna bovenaan stond kennelijk Van Gorkum.
In zoverre is het wel vreemd dat Van Gorkum werd aangezocht want die was toen wethouder en de directie moest nu juist jaarlijks rekening en verantwoording van hun beheer afleggen aan de gemeenteraad. In die tijd (tot nog geen tien jaar geleden) waren wethouders lid van die gemeenteraad.
Roelof Buisman is in 1902 in Parijs overleden; Caroline Pittaud de Forges stierf op 14 augustus 1911 eveneens in Parijs.
Het bestuur, ik neem aan de directie, ging na het bericht van de notaris en de bank dadelijk op zoek naar geschikte grond. Die werd nog in 1912 gekocht van de N.V. Bouwgrond Exploitatie Maatschappij 'Het Hertenland, waarvan de ons als bewoner van de Venestraat bekende gemeenteambtenaar Schaad (bouw- en woningtoezicht) commissaris was.



 De grond lag dus op het Hertenland tussen de Oosterlaan en het Groenewegje. De nieuwe straat ging uiteraard Derk Buismanstraat heten. Aan weerszijden in twee blokken werden 21 woningen gebouwd. Betsie Tijl legde op 5 september 1913 de eerste steen. Mogelijk is daarvan een foto gemaakt?
De aannemer is W. van den Bosch uit Zwolle die bouwt naar het ontwerp van K. Müller uit Hengelo. De bekende Zwolse architecten J.D.C. Koch en H. van Dijk hebben Müller aangestuurd dan wel feed back gegeven en treden op als vertegenwoordiger van de opdrachtgever.
Er zit een afrekening in het dossier waaruit blijkt dat de bouw van de 21 woningen tesamen f 51.714,85 heeft gekost, d.w.z. f 2.462 per stuk.
Nog een vermeldenswaardige bijzonderheid: de huur van deze woningen moet ongeveer de helft zijn van wat in gelijksoortige, commercieel verhuurde woningen in Zwolle normaal is. Bovendien moet van elke tien woningen er zeven bewoond worden door een protestants gezin, twee door een katholiek gezin en één door een israelitisch gezin. Inderdaad, geseculariseerde gezinnen (die 'niks' zijn) komen niet in aanmerking.



En verder weet ik ook niets van hem. Ook niet over zijn wethouderschap, afgezien van wat de notulen van de raadsvergaderingen uit zijn mond hebben opgetekend. Thom. J. de Vries zegt in zijn Geschiedenis van Zwolle dat het jaar 1917 als een nachtkaars uitging en mogelijk geldt dat voor het gehele wethouderschap van Van Gorkum. De Grote Oorlog liep op z'n eind, maar niemand wist hoelang nog en de vraag was alleen hoe wij ons erdoor zouden slaan. Immers ook in Nederland waren veel zaken op de bon en de schaarste allengs nijpender. Het was een moeilijke tijd.

De Derk Buismanstichting is in 1999 opgeheven en de woningen zijn overgedragen aan een woningbouwvereniging (SWZ) die ze vervolgens te koop aan bood aan de bewoners. Wie niet wilde kopen mocht als huurder blijven, als ik goed ben ingelicht.
Voor ons als bewoners van de Venestraat was het buitengewoon zuur om te ontdekken dat de beleidsbepalers en opzichters van zo'n woningbouwvereniging er een uiterst benepen denkbeeld op nahouden bij de vormgeving van een 'opknapbeurt'. Voor de struiken en bomen was het in elk geval een wisse dood onder de jankende tonen van nietsontziende cirkelzagen.

Ik heb van Van Gorkum geen portret kunnen vinden. Maar ter illustratie is er het portret van degene die hij opvolgde, dat van de latere minister Henk van der Vegte, waarvan de wikipedia zegt:


Van der Vegte was een Overijsselaar en nazaat van dominee Hendrik de Cock, voorman van de afgescheidenen uit de negentiende eeuw. Hij was advocaat, wethouder en bankdirecteur in Zwolle en later lange tijd gedeputeerde. Hij deed in 1912 in het district Ommen een vergeefse poging om tot Tweede Kamerlid te worden gekozen. Hij was minister van Waterstaat in het kabinet-De Geer I.

Van der Vegte had aanvankelijk door zijn losse optreden het gehoor van de Kamer, maar verloor die sympathie later deels weer. Hij was uitermate langzaam in het spreken en bediende zich soms van verfijnde humor. Hij bracht wettelijke regelingen voor de luchtvaart en de radio-omroep tot stand.

dinsdag 27 augustus 2013

LOUIS COHEN, medestichter van de S.D.A.P.

De S.D.A.P. is, zo weet iedere rechtgeaarde Zwollenaar, gesticht in Zwolle, in lokaal de Atlas aan de Ossenmarkt aan de voet van de Peperbus. De Atlas was een logement, hotel, met zaalaccommodatie, niet speciaal iets socialistisch. Troelstra had er al eens gesproken, Wilhelmina Drücker en Domela Nieuwenhuis.
Zwolle had geen revolutionaire arbeidersbeweging, maar de objectieve werk- en leefomstandigheden voor de arbeiders waren ook hier 'proletarisch'.
Twee Zwollenaren namen het initiatief om een politieke partij op te richten die ook parlementaire middelen zou moeten gebruiken om het leven en lot van de arbeiders te verbeteren: Helmich .J. van der Vegt en Louis Cohen. Dat werd dus de S.D.A.P, opgericht op 26 augustus 1894. Zij behoorden tot de zogenoemde Twaalf Apostelen.
Louis Cohen was in 1864 in Harlingen geboren en vestigde zich na zijn huwelijk in 1890 in Zwolle. Wanneer hij met vrouw en twee kinderen in de Tuindwarsstraat gaat wonen, nu de 'kleine' Venestraat, is mij niet bekend maar zijn huis aldaar moet als een bakermat voor de sociaal-democratie in Nederland beschouwd worden.



Cohen was actief lid van de S.D.B., de Sociaal-Democratische Bond en schreef het blad De Volksvriend vol en gaf dat blad ook daadwerkelijk uit. In de Tuindwarsstraat/Venestraat woonden ook nog twee broers van Louis in, en al met al was het bittere armoede. Het gezin verhuisde naar Amsterdam en Louis probeerde als handelsreiziger zijn brood te verdienen. Maar zijn activisme stond daarbij teveel in de weg.
Hij stierf in bejaardenhuis de Joodsche Invalide, hoewel hij al vroeg in zijn leven met zijn joodse afkomst had 'gebroken'.
Jaap Hagendoorn en Marco Groen hebben zijn huis in de Tuindwarstraat nu Venestraat opgenomen in hun Gids langs de geschiedenis van joods Zwolle.
Louis Cohen treedt ook op in de Canon van Zwolle: Canon van Zwolle Uit die canon deze trekst:

"Vanaf de jaren tachtig van de 19de eeuw groeide ook in Zwolle de onrust onder arbeiders. Het tamelijk gematigde Algemeen Zwolsch Werkliedenverbond schreef op 28 augustus 1885 in een brief aan de gemeenteraad "dat de alom heerschende werkloosheid zich ook op onrustbarende wijze openbaart in onze stad." Die onrust kwam 3 dagen later al op schokkende wijze tot uiting. Na een avondconcert op de Grote Markt trok een opgewonden menigte zingend en joelend door de straten. De politie greep niet in, ook niet toen er ruiten werden ingegooid. Vanaf dat moment was het iedereen duidelijk dat de Zwolse arbeiders zich niet langer rustig zouden houden. Er kwam een samenscholingsverbod en socialisten zoals die van de Sociaal Democratische Bond konden jarenlang geen zaal meer in Zwolle huren."


Het huis met het puntdak was vermoedelijk Tuindwarsstraat 5, nu Venestraat 26

Tuurlijk, deze blog is gewijd aan de 100 jaar die verstreek van 1914 tot heden, maar kennelijk is de geschiedenis van de Venestraat hier en daar nog ouder.
Vandaag sprak ik toevallig mevrouw Tardy, die al 42 jaar in onze buurt woont en werkt. Woont in de Elbertstraat, werkt in de Tuinstraat. Zij vertelde over de kwajongens van toen en over het pak slaag dat één van hen kreeg als correctieve wraak voor zijn kattenkwaad. Zij noemde zijn naam niet maar het ging over een man die toen kwajongen nu kort geleden overleed aan kanker, amper veertig jaar en met drie kleine kinderen. Ook een bewoner toen en tot zijn dood van de kleine Venestraat.
En passant vertelt zij dat er veertig jaar geleden nog heel erg werd opgezien tegen de hoge heren in dat andere stuk van de Venestraat "waar nu die studenten wonen". Mijn vragende reactie was wat er nu het meest veranderd was: dat er nu mensen wonen met een geringer maatschappelijk succes of dat wij niet meer zo opzien tegen een arts, een rechter, een architect, een apotheker of  een gemeenteraadslid.
Ja, de Venestraat is zeker veranderd, hoe dan ook.