vrijdag 27 april 2018

STOLPERSTEINE VOOR DE FAMILIES NEUSTÄDTER EN ROSENTHAL


Adolf Neustädter

ADOLF NEUSTÄDTER werd geboren in Wolfskehlen,in de deelstaat Hessen, op 6 juni 1868. Wat zijn vader Meijer Neustädter daar voor de kost deed, is niet bekend. Wanneer Adolf Wolfskehlen verliet en waarheen is evenmin bekend.

Van zijn familie is het treurige feit bekend dat zijn beide zusters Karoline en Pauline Neustädter op 9 juni 1942 zichzelf het leven hebben benomen. Na lang in Würzburg gewoond te hebben, wilden Karoline en Pauline mogelijk als zovelen via Keulen naar Nederland vluchten. In het Keulse Gedenkbuch Die jüdische Opfer des Nationalsozialismus aus Köln wordt hun Freitod gemeld.

Over zijn broer Siegmund Neustädter  komen we nog uitgebreid te spreken.


Het naslaan van de aanbevelenswaardige website www.alemannia-judaica.de levert voor Wolfskehlen de namen van de zusters Hanna en Kätchen Neustädter op als de enige Joodse inwoners met die familienaam in 1924. Zij hebben een Hausierhandel en zijn dus marskramers. Er wonen dan nog slechts 13 Joden in Wolfskehlen. De dan nog functionerende synagoge dient ook de Joodse inwoners van het nabijgelegen Godelau. Of er een familierelatie is met Hanna en Kätchen, je zou bijna hopen van wel, maar zeker is het niet. 

Synagoge in Wolfskehlen
Als hij al 37 is trouwt Adolf met de elf jaar jongere SOPHIE EPSTEIN Epstein uit Eichstetten, in de deelstaat Baden-Württemberg. Heinrich Epstein is Gemeindevorsteher in 1924 en ook nog in 1933 als Eichstetten nog 91 Joodse inwoners heeft. Hij is een (achter?)neef van Sophie.

Sophie Neustädter-Epstein

Heinrich Epstein heeft met zijn broer Siegfried een papierfabriek en twee andere Epsteins hebben eveneens bedrijven in dit dorp.
Geen idee of en in hoeverre Sophie contact onderhield met de familie in Eichstetten.

De familie Epstein in Eichstetten telt verschillende slachtoffers van de nazistische rassenwaan: David (1894), Siegfried (1885), Simon (1879), Simon (1888), Viktor (1859),  Sofie (1895), Hedwig Hanauer-Epstein (1894), Julie Levy-Epstein (1877), Berta Mayer-Epstein (1892) en ook Sophie Neustädter-Epstein staat vermeld. Sophie komt uit een gezin van zeven kinderen, maar van de hierboven genoemde Epsteins is er geen een zus of broer uit het gezin van Sophie 


monument op Joodse begraafplaats Eichstetten

Adolf en Sophie hebben lange tijd in Hamborn, nu een wijk van Duisburg gewoond. In 1908 kwamen zij hierheen vanuit Frankfurt. In de winkelstraat Im Birkenkamp 2 runden zij een winkel in huishoudelijke artikelen. Deze locatie was een klasse minder dan de voorname winkelstraat Weseler Strasse waar broer Siegmund Neustädter zijn winkel had.
Intussen was Adolf actief in de Joodse gemeente. Jarenlang maakte hij deel uit van het bestuur en vooral de zorg voor en het toezicht op de Joodse begraafplaats was aan hem toevertrouwd.

Adolfs broer Siegmund had ook een zaak in huishoudelijke artikelen. Hij woonde in Hamborn al vanaf 1898. Hij had zijn Haushaltswarengeschäft aan de Weseler Strasze nr. 102 en woonde op nr. 87. Ook hij heeft deel uitgemaakt van het bestuur van de Joodse gemeente in Hamborn (van 1926 - 1929) of begrijp ik het verkeerd en maakte hij deel uit van het burgerlijke gemeentebestuur.

Siegmund  was één der eerste slachtoffers van Hitlers' partijgenoten tegen de Joodse economie. Toen hij in november 1933 zijn etalageramen wilde ontdoen van de daarop gekalkte boycot-oproepen tegen Joodse winkels, is hij doodgeschopt door de Hitler Jugend. Door getuigen werden de daders aangegeven, maar het rechtsbestel in Duitsland was toen al zover heen dat de daders niet zijn opgepakt laat staan bestraft.

Neustädters in telefoonboek Hamborn


Zijn vrouw Selma Neustädter-Rothschild heeft de zaak voortgezet tot die eind 1936 gedwongen moest worden opgegeven. Zij was de plaatsvervanger en vertegenwoordiger van de rabbi in de stedelijke koepel van Joodse welzijnsinstellingen. Na de Arisierung van de winkel is zij uit Hamborn vertrokken naar Frankfurt en op 5 december van datzelfde jaar gestorven.

Uit de brochure van de Duisburgse Stiftung Stolpersteine:
Weseler Straße 87 Siegmund Neustädter November 1933: Die Nationalsozialisten waren noch kein ganzes Jahr an der Macht. Bis zur Reichspogromnacht sollte es noch fünf Jahre dauern, bis zur systematischen Judenvernichtung noch länger. Und doch deutete schon manches auf das heraufziehende Unheil hin. Es geschah auf der Weseler Straße 87 in Marxloh. Siegmund Neustädter, 63- jähriger Inhaber eines Haushaltwarengeschäfts, aktives Mitglied der jüdischen Synagogengemeinde in Hamborn, fiel einem antisemitischen Gewaltverbrechen zum Opfer. Gedenkstein für Siegmund Neustädter Über das, was geschah, setzte damals die Duisburger Polizei in einem Schreiben die Staatspolizeistelle Düsseldorf wie folgt in Kenntnis: „Am 11. November 1933, gegen 20.30 Uhr, wurden durch eine etwa 10- köpfige Klebekolonne der Hitlerjugend im Stadtteil Hamborn 27 Wahlpropagandaplakate an Häusern und Zäunen angeklebt. Bei dem Kaufmann Neustädter hatte man bereits die Schaufensterscheiben sowie den Privateingang mit Wahlplakaten verklebt. Als der Eigentümer und dessen Frau später damit beschäftigt waren, den Privateingang von Klebstoff und Handzetteln zu säubern, wurde Neustädter von den inzwischen zurückgekehrten Hitlerjungen angegriffen und von einem Beteiligten mit beschuhtem Fuß in den Unterleib getreten. Neustädter und seine Frau flüchteten in ihre Wohnung, während sich die Hitlerjungen in Richtung Marxloh entfernten. Kurz danach stellten sich bei Neustädter durch den erhaltenen Fußtritt starke Schmerzen im Unterleib ein. Ein herbeigerufener Arzt ordnete die sofortige Überführung ins Krankenhaus an, wo Neustädter sofort einer Operation unterzogen wurde. Der Operateur stellte zwei Darmrisse und eine beginnende Bauchfellentzündung fest. An den Folgen der Verletzungen ist Neustädter am 14.11.33 gegen 12 Uhr im Krankenhaus gestorben.“ 
Kein Täter wurde je zur Rechenschaft gezogen.


Stolperstein voor Siegmund Neustädter in Hamborn






In maart 1939 zijn Adolf en Sophie vertrokken uit Hamborn en naar Nederland gevlucht. In Rotterdam hebben zij nog even onderdak gekregen in de Quarantainestraat, maar in juni konden zij hun intrek nemen in de Hortensiastraat 61. 
Hun dochter Trude, officieel Johanna Gertrude Neustädter, geboren in 1906 in Frankfurt, komt mee. Zij was winkelbediende in München en heeft nog een paar jaar in Hannover gewoond, maar als de omstandigheden verslechteren komt zij naar Hamborn en gaat zij mee naar Nederland. 
Maar zij ziet alsnog kans via Engeland (Leicester) te emigreren naar de USA, waar haar broer Kurt Neustädter  (geboren in Hamborn in 1910) dan al een poosje is. Hij was al jong het huis uit om een winkel te beginnen in Düsseldorf en later Bonn. (Volgens zijn zoon Roger Nicholas Neustädter had hij -ook- een winkel in Keulen, maar naspeuringen in de Keulse adresboeken uit de jaren dertig leveren geen aanknopingspunt; Roger Nicholas heeft op mijn verzoek om nadere gegevens als bijvoorbeeld een woon- en of winkeladres geen uitsluitsel gegeven. Kurt komt ook niet voor in Die jüdische Opfer aus Köln.)

Kurt was geëmigreerd in mei 1936 en had zich aanvankelijk gevestigd in Portland, Oregon en verhuist later naar Eugene en blijft daar tot zijn dood wonen waar hij succes heeft in zaken (Kaufmann Brothers, een zaak in damesmode).
Hij trouwt met Senta Josefine Spiegel (1912 - 2000) die twee jaar na hem als zijn fiancee  naar de VS was gekomen.
Hij heeft ook geprobeerd zijn ouders naar de USA te halen en die hebben daartoe ook verzoeken ingediend en een gesprek gevoerd met de consul-generaal van de USA, maar het was al te laat (november 1940). 








  
Adolf wordt door de Zwolse politie gearresteerd en op 19 november 1942 overgebracht naar Westerbork. Op 30 november 1942 wordt hij op transport gezet naar Auschwitz, samen met Sophie en bij aankomst worden zij vermoord in de gaskamer: 2 december 1942 is hun vermoedelijk dag des doods.
Hortensiastraat 61 Zwolle, het laatste adres van Adolf en Sophie 
Adolf en Sophie werden herinnerd in de Zwolse synagoge. Dat zij voortleven in hun kleinzoons Roger Nicolas, 8 april 1943, en Gary Kurt (1948 - 1978) konden zij niet weten. In hoeverre hun geslacht wordt voortgezet met achterkleinkinderen, weet ik niet. 

Hierna kom ik nog even terug op Roger N..

exterieur Zwolse synagoge

interieur Zwolse synagoge


HEDWIG ROSENTHAL- NEUSTÄDTER is een nichtje van Adolf en Sophie Neustädter-Epstein. Zij is de dochter van Adolfs broer Siegmund en diens vrouw Selma wier lot hierboven is beschreven.
Hedwig is in 1903 in Hamborn geboren. Zij had twee broers. De oudste is Karl Neustädter (1901) die in 1960 in Chicago overleed. 

Haar jongere broer Ernst Neustädter (1907) is eveneens aan de Holocaust ontkomen. Aanvankelijk winkelbediende in Düsseldorf en in Hindenburg (Oberschlesien) is hij in 1937 naar de USA geëmigreerd. Hij woonde in de staat Illinois. Werd in 1944 genaturaliseerd. Dat hij twee zonen had, David en Walter, is van hem het spaarzame wat we weten.

Ook van Hedwig is maar weinig bekend, terwijl zij toch acht jaar in Zwolle heeft gewoond. Geen foto. Behalve dat zij trouwde in Hamborn op 14 april 1925 met ERICH MAX  ROSENTHAL (geboren in Oberhausen-Sterkrade in 1895). 

Tóch foto's: in een huwelijksjubileum-album voor Eduard Danneboom en Selma Danneboom-Katz is een pagina opgenomen met pasfoto's van Erich en Hedwig (met dank aan de oplettendheid van Piet den Otter)





Maar gelukkig zijn er van hun zoon KARL ROSENTHAL twee foto's bewaard . Op de onderstaande foto is Karl de middelste jongen (foto van Joods Monument) 

Karl Rosenthal is de middelste jongen
Karl Rosenthal

Uitsnede van een klassefoto? Karl is in elk geval iets jonger dan op de eerdere foto.

Erich  had halverwege de jaren '20 de zaak overgenomen van zijn vader Carl Rosenthal aan de Marktstrasze 1 in Sterkrade, Oberhausen. In Sterkrade runden Erich en Hedwig de zaak die eerder van Hedwigs schoonvader Carl Rosenthal was: Kaufhaus Hirschland.  
Als ik het goed begrijp was Kaufhaus Hirschland een soort keten van franchisenemers waarvan het moederbedrijf in Mannheim stond. Hirschland deed in 'Manufakturwaren, Kurz-, Weisz- und Wollwaren sowie Damen-Konfektion'. Zo'n winkel waaraan je als klant -zo las ik ergens- een levenslange voorliefde voor degelijke doch gedistingeerde kleding overhoudt. 
De naam Hirschland kan er anderzijds ook op wijze dat het een winkel was van Erichs grootmoeder Rosenthal-Hirschland en dat zijn vader die winkel indertijd van zijn schoonfamilie had overgenomen. Het kan ook allebei tegelijk waar zijn.
Dan vertrekt Erich naar Oldenburg. Of hij daar al voor eigen rekening een zaak had, is mij onbekend. 
In 1932  komt hij naar Hamborn en gaat wonen op de Weseler Strasze 87, waar zijn schoonvader Siegmund zijn winkel had, in huishoudelijke artikelen.
Hedwig, dochter van Siegmund, had hij al eerder leren kennen. Hij is met haar getrouwd toen hij nog in Sterkrade woonde. 
.
Enfin, de Rosenthals kwamen naar Zwolle toen de winkel in Hamborn  teloorging na de anti-Joodse boycot in 1933 en zij gingen wonen in de Begoniastraat op nr. 2. In oktober voegde Erichs moeder FRIEDA ROSENTHAL-STERN zich bij hen. Frieda is op 29 mei 1937 in Zwolle overleden en het lijkt erop dat zij niet begraven is op de Joodse begraafplaats aan de Kuyerhuislaan, maar bij haar man in Hamborn, Duitsland. 

Amper in Zwolle begon de energieke Erich nog in 1933 in een pand aan de Nieuwe Markt 11a een tapisseriefabriek. Ik volg de samenvatting van de bij het Historisch centrum Overijssel bewaarde Kamer-van-Koophandel dossiers. Het bedrijf verhuisde in maart 1937 naar de Korte Kamperstraat 10 / Jufferenwal 7. In het kader van de Duitse maatregelen om Joodse ondernemers uit het economisch leven te stoten, werd Erich in 1942 domweg weggestuurd en werd er een beheerder aangesteld. In datzelfde jaar werd het bedrijf verplaatst naar Deventer en ging daar verder onder de naam Fabriek van Damehandwerken "De Adelaar". 

Begoniastraat 2, Zwolle
Zoals gezegd was Carl Rosenthal de uitbater van Kaufhaus Hirschland in Sterkrade-Oberhausen. Over hem en zijn gezin gaat het even in een bijzonder boek Annas Spuren, waarin Sigrid Falkenstein de gang nagaat van haar nichtje Anna ("met een beperking") die slachtoffer wordt van het 'euthanasie' project van de Nazi's. 

boek waarin familie Rosenthal genoemd wordt
Terzijde: het lijkt me een enormiteit dat Anna's lot niet vermeld wordt in een/het andere boek over Oberhausen Jahre des Terrors, van Erik Emig, z.j. waarin  de slachtoffers van het Nazi-regiem bij name worden genoemd: de mensen van het verzet, de Joodse slachtoffers en de vervolgden vanwege hun religie of wereldbeschouwing zoals de Vrijmetselaars en dus geen categorie voor geesteszieken en mensen met een mentale beperking. Deze Sigrid Falkenstein en haar nichtje Anna zijn geen familie maar kruisen in het genoemde boek het pad van de Rosenthals.
  
Niet alleen was Anna's moeder een poosje stagiaire bij Carl Rosenthal maar wordt zelf bij hen in huis genomen: "Als deine Mutter (= Anna's moeder ) Anfang des letzten Jahrhunderts Lehrmädchen im Kaufhaus Hirschland war, lebte sie einige Jahre im Haus der jüdische Eigentümerfamilie Rosenthal und von daher kannte sie zweifellos deren Kinder Erich und Otto. Du teilst mit den beiden nicht nur den Geburtsort Sterkrade - viele Jahrzehnte später finde ich die Namen von Otto und Erich im Gedenkbuch für Opfer der Verfolgung der Juden unter der nationalsozialistischen Gewaltherrschaft. Beide wurden 1942 nach Auschwitz deportiert und dort ein Jahr später im Namen derselben Ideologie vergast wie du. Und noch ein weitere unheilvolle Verbindung existiert zwischen euch. Dein Mörder, der "Euthanasie'"-Artz Hortst Schumann, war ab 1942 als Lagerarzt in Auschwitz an medizinistischen Experimenten und an der Selektion von Häftlingen beteiligt. Er konnte dort auch Otto un Erich begegnet sein."


Volgens het Herinneringsboek Joods Zwolle 1940-1945 is Hedwig Rosenthal-Neustadter vermoord in Auschwitz op 5 november 1942. Erich en zijn zoon Karl Rosenthal zijn vermoord op 31 maart 1943. 

Overigens had Erich een zus Else Jahn-Rosenthal (Sterkrade, 1896) die getrouwd is geweest met Rudolf Jahn. Zij kreeg met hem twee kinderen Annemarie Jahn (geboren in 1920 in Berlijn) en Herbert Jahn (geboren in Berlijn, in 1924). Else heeft de oorlog zeker overleefd en verbleef tijdens de oorlog in Letland. Zij is in 1945 naar de USA geëmigreerd, naar Los Angeles, California. Waar haar vader Rudolf Jahn tezelfdertijd was, waarvan haar moeder was gescheiden, is onbekend.  

Annemarie Jahn heeft de Holocaust ook ontlopen. Van haar zijn twee Nederlandse adressen bekend: Westerhoutpark 14, Haarlem, het Instituut van het Duitse vluchtelingenechtpaar Pollatz, en Vondellaan 9 in Aerdenhout, hoofdbewoner Mooy. Als dienstmeisje van mevrouw Mooy heeft ook zij, officieel geregistreerd als half-jood, het einde van de oorlog gehaald.

Herbert (Albert) Jahn, neef van Erich Rosenthal
Over het Instituut Pollatz is wel het een en ander bekend. De niet-joodse heer en mevrouw Pollatz,  uit Duitsland, dreven aan het Westerhoutpark in de jaren '30 en '40 een kostschool voor kindervluchtelingen uit Nazi-Duitsland. Meer over deze Quakers-familie die zelf voor Hitler uit Dresden was gevlucht is te vinden op deze website  https://onh.nl/verhaal/instituut-pollatz-in-haarlem. Er is een boek verschenen over dit instituut en er is een monument onthuld.

de kostschool voor Joods-Duitse kinderen van vluchtelingen
Annemarie en haar broer Herbert zijn in oktober 1934 naar deze kostschool gekomen. Lang hebben zij daar gewoond en hebben daar rijkgeschakeerd onderwijs, een sterk humanistische opvoeding en een brede culturele vorming genoten. Zij behoorden tot de laatsten die na de winter van 1941-1942 nog bij de Pollax-familie verbleven. Herbert was toen 17 en ging bij een baas werken om het vak van  schrijfmachinereparateur te leren. Hij kreeg in 1942 een oproep als rekruut voor het Duitse leger maar werd afgekeurd omdat hij de Ariërverklaring niet had getekend. Aan de keuring hield hij een Wehrpass over waarmee hij bij een aanhouding als een gewone Duitser werd gezien. Aldus bovenstaand boek (pagina 77). In dat boek wordt met een passende bewondering verteld over de kalme onbevreesde daadkracht van het echtpaar om in 1942 en 1943 joodse baby's en peuters op te vangen en te verbergen, soms afkomstig uit de creche aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam, soms 'aangeleverd' door het Amsterdamse of Utrechtse studentenverzet.



Je vraagt je af of Annemarie en Herbert niet ook op bezoek zijn geweest bij hun oom en tante Erich en Hedwig in de Begonistraat en hun oudoom en oudtante Adolf en Sophia in de Hortensiastraat. Wij zullen het nooit weten.

Annemarie is na de oorlog geëmigreerd naar de USA. Het hierboven aangehaalde boek vermeldt dat zij in 2007 is overleden in Los Angeles, California. Onbekend of zij getrouwd is en/of kinderen heeft gekregen.
Herbert is in elk geval naar Palestina geëmigreerd, althans aanvankelijk. Op het internet is daaromtrent een dossier te vinden. Daaruit blijkt dat hij op zijn vluchtroute door Frankrijk, Spanje en Portugal in Lissabon een Nederlands paspoort gekregen waarmee hij is doorgereisd. In Engeland heeft hij dienst genomen bij de Royal navy om bij te dragen aan de geallieerde overwinning. Sobere feiten voor een moedig verhaal. Wat jammer dat ik daaromtrent geen nadere details te weten kon komen.
Dan meldt hij zich bij de Palestijnse immigratiedienst in 1946. In Israel laat hij zich Albert noemen.
In zijn naturalisatiedossier staat dat Albert het Hebreeuws is voor Herbert.

In 1951 heeft hij Israel verlaten en is geëmigreerd naar de VS (met de KLM). In 1953 trouwt de Tsjechische Miriam Neuman met hem. Zij krijgen een dochter Elaine Fay in 1955. Herbert verdient de kost als boekhouder en werd dus geen schrijfmachinereparateur.

Op 30 april 2005 is Herbert/Albert overleden in Studio City, Los Angeles County, California.
De schrijvers van voornoemd boek hebben kennelijk geen contact kunnen krijgen met nazaten van de familie Jahn, want de memorabele vlucht naar Engeland, de Royal Navy en de immigratie in Palestina worden niet vermeld. Alleen zijn sterfdatum en zijn laatste woonplaats.

Nog enkele foto's uit dat boek waarop Annemarie en Herbert toch zouden moeten staan.


Anne Frohnhausen-Rosenthal, zus van Erich Rosenthal

Erich had nog meer broers en zusters. Kurt Rosenthal, geboren in 1902 is verder onvindbaar. 
Zus Anne Frohnhausen-Rosenthal (Sterkrade 1899) die met Frohnhausen trouwde had één kind Ruth Frohnhausen. Uit de naturalisatie-papieren begrijp ik dat zij haar naam veranderde in Rut en ook haar familienaam aanpaste? Anne, Hans en Ruth zijn in 1933 voor het eerst in Palestina. Of zij zich daar dan ook dadelijk metterwoon vestigen, weet ik niet. Als zij genaturaliseerd wordt in 1944, is net haar man Hans Frohnhausen uit Essen overleden, in Jeruzalem.

Of deze broers, zussen, nichten en neven ook in Zwolle op bezoek zijn geweest, is niet bekend. 

PS. 
Kurt Neustadter de naar de VS geëmigreerde zoon van Adolf en Sophie had twee zonen: Roger Nicholas Neustädter, geboren in 1943 en Gary Kurt die inmiddels jong is overleden (1948-1978).
Roger is in 1965 getrouwd met Patricia Ann Winokur (1945). Patricia stierf in 1971. Twee jaar later huwde Roger Susan Jenkins (1944). Susan overleed in 2009.
Roger heeft al weer een paar jaar geleden de zaak verkocht:

Nov. 17--Kaufman's, an institution in Eugene's retail clothing sector for 63 years, will have its last sale -- a going out of business sale -- before the end of the year. Owner Roger Neustadter said weak sales growth and rising expenses persuaded him to close the Kaufman's in Valley River Center, plus the Kaufman's in Corvallis, Albany and Bend. Kaufman's, founded in Eugene in 1937 by German immigrants Ludwig and Trude Kaufman, built a reputation for selling high-fashion women's clothing and providing customer service. "We just felt that the future did not bode well for this type of business," Neustader said Wednesday.
The closing will force 100 employees to look for new jobs, including 50 in Eugene.


Nog steeds probeer ik Roger Nicholas Neustädter op te sporen en contact met hem te krijgen. Mogelijk woont hij half om half in Italië en California

nieuwe brief verstuurd naar het aangegeven adres in California
Gelukkig heeft Roger Neustädter per e-mail nu gereageerd. Foto's kan hij nu niet tonen want liggen in zijn Amerikaanse huis terwijl hij nu in Italië is. Wat hem betreft hoeven we niet te zoeken naar onbekende familieleden, want die lijken er niet te zijn. Roger wil graag op de hoogte gehouden worden van de vorderingen van het Stolpersteine - project. Dat zou erop kunnen duiden dat hij overweegt de ceremonie voor zijn grootouders en achterneven en achternicht te komen bijwonen.  
Dat zou de Stichting Stolpersteine Zwolle zeer op prijs stellen en deswege is zij bereid rekening te houden met zijn reisschema. 
Zo gaat dat dus bij het proberen op te sporen van nabestaanden om hen uit te nodigen.
Overigens vermeldt Roger nog een nieuw feit aangaande zijn vader. Die zou voor zijn vertrek naar Amerika in Keulen een winkel in huishoudelijke artikelen en speelgoed hebben gehad. 

Dear Mr Riemersma,

Thank you for your recent letter.  I am the son of Kurt Neustadter and the grandson of Adolf and Sophia.  My father passed away in 2001, at the age of 90.  He lived most of his life in Oregon, where I was born.  He was married to Senta Spiegel, originally from Bad Godesburg, Germany.  

I am afraid that the pictures of my grandparents are at my home in California and I will not be returning there until October. Due to the circumstances of his parents death, he rarely spoke about his life in Germany. He did say that they owned a toy and housewares store in Cologne (Koln).  He had a younger sister, Trude, who also emigrated to Oregon.  

I appreciate the information in your letter.  I had a brother, who is deceased, so I have no other names to add to you list.

My wife and I spend our summers in Italy and have several friends from Amsterdam and Rotterdam. We hope to visit Holland at some future time.  Please keep me informed about the upcoming ceremony. Now I must locate Zwolle.

Thank you again and best regards,

Roger


De zesde Stolperstein in Zwolle voor deze familie. 

OTTO ROSENTHAL, geboren in Sterkrade in 1895, was 39 toen hij stierf in Bobrek, het subkamp van Auschwitz waar Siemens Joodse dwangarbeiders inhuurde voor zijn aandeel in de Duitse oorlogsindustrie. Hij behoort tot de Kosel groep: de groep van mannen die 80 kilometer vóór Auschwitz op het station vannetje van Kosel door de uitsers uit de trein werden gehaald om te werk gesteld te worden in een dwangarbeidskamp in de buurt, als bijvoorbeeld Bobrek en Blechhammer.

Van Otto is geen foto overgeleverd. Hij was de broer van Erich Max Rosenthal (Begonisttraat) en zal voor en met hem gewerkt hebben in de textielfabriek die Erich hier in Zwolle was begonnen (zie hierboven). 
In oktober 1933 was hij naar Zwolle, uit Berlijn, gekomen en hij woonde in wat toen wellicht ook al een bouwvallig huisje was aan de Van der Laenstraat 61a in Zwolle, in de jaren 70 afgebroken. 
Hij stond geregistreerd als employé en als handelsbediende.

jaren 70, vóór de afbraak
Brobek, van de dwangarbeiders die te werk gesteld waren door Siemens zijn enkele foto's op het internet bekend. We zullen nooit weten of Otto Rosenthal op één van deze toch al vage foto's staat. Des te onwaarschijnlijker is dat omdat in één van de op het internet gevonden tekst staat dat Siemens pas in de late herfst van 1943 naar hier kwam, na de bombardementen op de Berlijnse Siemens-Schukert Werke. (vgl. de officiële website  Memorial and Museum Auschwitz-Birkenau). Wat Otto Rosenthal cs daar dan deden is niet duidelijk. 
De Wikipedia tekst laat Siemens deze dependance in 1940 openen.

de nadering van de Russische troep heeft Otto Rosenthal niet meer beleefd; Bobrek staat ingetekend direct boven Auschwitz
'; 



fabriekshal Siemens in Bobrek

volgens het onderschrift bij deze foto is hier de originele hal te zien ?

Otto Rosenthal is begraven op de begraafplaats van Bytom (Polen), zo is meegedeeld in een brief van het Gezantschap van het Koninkrijk der Nederlanden in Polen (1947).

Joodse begraafplaats in Bytom monument voor slachtoffers kamp Bobrek

Otto genoemd op monument Joodse begraafplaats Bytom

Op de website JoodsMonument wordt verder een lijstje getoond van slachtoffers van Bobrek. Merkwaardigerwijs staat daarop een 7-jarige Rotterdamse jongen boven aan. Otto Rosenthal uit Sterkrade (Oberhausen) staat vermeld als Orri Rosenthal uit Kerkrade. De sterftedata zijn vrijwel alle uit maart - mei 1943.
Otto is op 30-10-1942 op transport gesteld richting Auschwitz. Maar zijn trein stiopte 80 kilometer daar voor in Kosel.
Otto Rosenthal maakte deel uit van de zogenaamde Koselgroep. Ik haal de tekst dienaangaande aan uit de bron www.meertens.knaw.nl:
Men heeft namelijk in de periode van 28 augustus t.e.m. 8 december '42 18 van de 28 deportatietreinen uit Westerbork laten stoppen in Kosel, ca 80 km. voor Auschwitz transporten (hetzelfde is in die tijd met deportatietreinen uit Mechelen en Drancy geschied) en daar heeft men de jongens tussen ca. vijftien en ca. vijftig jaar gedwongen uit te stappen; zij zijn in eerste instantie in werkkampen in de buurt van Kosel terechtgekomen die pas anderhalf jaar later, op 1 april '44, Aussenkommandos werden van Auschwitz of van Gross-Rosen".  (Lou de Jong)
Honderdeenentachtig leden van deze groep hebben het overleefd. Daar hoorde Otto Rosenthal niet bij. Ook Joseph de Leeuwe uit Zwolle en Herman Goudsmid uit Kampen niet. In een publicatie van de IJsselacademie besteedt J. van Gelderen aandacht aan hun lot. Hij maakt in 1984 een herdenkingsreis mee naar onder andere Bytom waar het graf van Otto Rosenthal is.

Op de website Traces of War staat de afbeelding van een enkele jaren geleden onthuld moment op het station van Kosel (Kedzierzyn-Kozle)



Van der Laenstraat met nieuwbouw ongeveer ter hoogte van oud adres 61a

De Stolperstein voor Otto Rosenthal zal gelegd worden in de Van der Laenstraat op deze plek waar in zijn tijd een ander, Assendorpshuisje heeft gestaan. 












28 juni 2019, toespraak Dominicanerklooster

JOODSE VLUCHTELINGEN IN ZWOLLE


Antoinette Danneboom ging in 1920 op een uitgebreide familietoernee langs verschillende Duitse steden waar de Duitse familie van haar moeder Selma woonden. Zij houdt een dagboek bij en dat is bewaard gebleven. Op 10 augustus 1920 schrijft zij kennelijk verbouwereerd over een demonstratieve anti-joodse optocht mogelijk van de Schutz- und Trutzbund:
 Las daar een stukje uit een krant over een Hakenkreuzzug in Detmold. Vreeselijk toch dat antisemitisme, heb er vannacht slecht van geslapen, had nooit gedacht dat het zóó erg hier in Duitschland was.
Antoinette, Annie, was amper 17 jaar en logischerwijs staat zij verder niet stil bij het verschijnsel van de schreeuwende antisemitische Hakenkreuzzüge.
Maar voor hier is het van belang vast te stellen dat alle leden van deze grote, uitgebreide familie uit het dagboek zo’n veertig ooms en tantes, neven en nichten heeft moeten vluchten en dat niemand het in Duitsland heeft overleefd.  Het verhaal van Antoinettes familie is exemplarisch voor het verhaal van de jood Duitse vluchtelingen waarin ook Zwolle een belangrijke rol speelt.
Want jaren later als Antoinette allang weer terug is en getrouwd met Herman Troostwijk en twee kinderen heeft, wordt zij door dezelfde nazi’s als waarvan zij al in 1920 vernam, vermoord, net als veruit de meeste familieleden die zij op haar familietoer bezocht heeft en die later in Nederland een veilige schuilplaats zochten.
Behalve Antoinette’s gezin, plus haar vader en haar broer worden ook de naar Zwolle gevluchte joods-Duitse familieleden tante en oom Meta en Max Holländer, haar oom Emiel en neef Otto Weihl, haar oom Alfred en tante Margarethe Weihl met neef Walter, tante Ida en Albert Cohn, neef George opgepakt, gedeporteerd en vermoord.. 

Antoinettes dagboek, die ene zin: een pijnlijke aanwijzing hoe de geschiedenis haar schaduwen vooruitwerpt.

De Joodse vluchtelingen in Zwolle. Wij hebben het dit keer specifiek over hen omdat zij steeds bij name terugkeren op ons herdenkingsprogramma van het onthullen van Stolpersteine.
En zoals ik Annies waarneming aanhaalde om de grotere context aan te bieden van het aanwakkerende antisemitisme dat al in de jaren twintig virulent op straat gebracht werd , zo zijn ook de Stolpersteine voor de families Neustädter en Rosenthal spekende getuigenissen van de vooroorlogse ontwikkelingen in Duitsland en daarna de lotgevallen van de vluchtelingen.

De familie Neustädter is in Hamborn-Duisberg goed geïntegreerd; de broers Adolf en Siegmund hebben allebei een winkel in Haushaltswaren, een soort Blokkers, veronderstel ik en beiden zijn actief binnen de Joodse gemeente, Frieda de vrouw van Siegmund ook in het overkoepelend bestuur.

Jaren later ná dat jaar 1920, in november 1933 als het regiem nog geen jaar aan de macht is en nog vijf jaar vóór de uitbarsting van jodenhaat in de Kristallnacht is Duisburg en vooral de wijk Hamborn waar veel joodse winkels zijn, het toneel van intimidatie en agressie door rondzwervende SA-bendes:  winkels worden beklad met boycot-leuzen, ruiten ingeslagen. Zo ook bij Siegmund Neustädter in de Weselerstrasze. Net als Siegmund denkt dat het geweld geluwd is en hij wil beginnen met het opruimen van de scherven, stormt een stel Hitler-Jugend pubers op hem af. Zij schoppen hem ter plaatse voor zijn eigen winkel dood. Hij wordt nog wel naar het ziekenhuis gebracht maar hij sterft.
Er wordt nog wel een politierapport opgemaakt, maar de daders worden nooit vervolgd laat staan berecht. In 1933 genieten de Joden geen rechtsbescherming meer, de facto.
Zijn broer Adolf Neustädter met zelf ook een winkel in de buurt en zijn vrouw Sophie  wachten verbijsterd af, maar denken niet aan vluchten. Stel je voor, alles achterlaten wat je levenslang hebt opgebouwd.
Maar schoonzoon Erich Max Rosenthal en zijn vrouw Hedwig Neustädter, Siegmunds dochter,  hebben hun besluit al genomen en vertrekken in 1933 vanwege het geweld en de boycots naar Nederland om daar opnieuw te beginnen. Zij hebben een zoon Georg en ook de moeder van Max Erich gaat mee: zij behoren tot de Joods-Duitse vluchtelingen die in 1933 de grens overkomen.
Samen met vijfduizend andere.
Die eerste groep is over het algemeen vol goede moed en ondernemend. Erich Max Rosenthal is daar een goed voorbeeld van ; hij begint een tapisseriefabriek op de Nieuwe Markt en na succes verhuist hij het bedrijf naar de Korte Kamperstraat / Jufferenwal.
Erich  Max, Hedwig en Karl waren goed geïntegreerd in Zwolle en woonden hier dan ook al zeven jaar als de oorlog uitbreekt. Zij komen voor in het huwelijksjubileumalbum van Alfred Danneboom en Selma Katz in de Groenestraat.  
In 1942 wordt zijn bedrijf op Duits gezag onteigend en overgenomen door de Treuhand Organisatie die het verplaatst naar Deventer onder de naam ‘De Adelaar’. Ook dat is exemplarisch voor de jonge joodse starters uit Duitsland.
Het gezin Rosenthal-Neustädter wordt gedeporteerd en vermoord. Wij onthullen voor hen drie stenen in de Begoniastraat.

Adolf Neustädter en Sophie, voorbeeld van de oudere generatie die lang, te lang gewacht heeft en in dit geval ten langen leste op aandringen van hun dan al naar Amerika ontvluchte zoon Kurt Duitsland verlaten, - kunnen hun zoon Kurt en dochter Trude dan niet meer volgen naar Amerika. Zij gaan aanvankelijk rechtstreeks naar Rotterdam om te proberen passage te boeken voor een verdere vlucht in de emigratie. Maar het lukt niet en ze komen naar Zwolle waar nichtje Hedwig Rosenthal met haar man woont en wellicht hulp kan bieden. Adolf krijgt nog toestemming om de Amerikaanse consul te bezoeken en om toestemming te vragen voor immigratie in de VS, maar tevergeefs. Daarmee is hun lot beschoren. Zij worden in Zwolle opgepakt en vermoord in Auschwitz. Voor hen leggen wij Stolpersteine in de Hortensiastraat.
Kurt en Trude overleven en zijn in Amerika succesvol. Jammer dat Kurts zoon Roger Neustädter hier vandaag helaas niet bij  kan zijn. Overigens heeft hij geen sprankje Duits meer.
Hij weet niets van zijn familiaire voorgeschiedenis. Ook een belangrijk aspect in het proces van het identiteitsverlies van de joods Duitse vluchtelingen die hun vaderland moesten verlaten. Dat de zusters Pauline en Karoline, zussen van zijn grootvader in 1942 in Aken zelfmoord hebben gepleegd, weet hij niet.

De zesde Stolperstein voor deze familie is ter nagedachtenis van Otto Rosenthal, geboren in Sterkrade (Oberhausen) in 1895. Hij was de broer van Erich Max Rosenthal en zal voor en met hem gewerkt hebben in de textielfabriek van Erich. Hij was 39 toen hij stierf in Bobrek, het subkamp van Auschwitz waar Siemens Joodse dwangarbeiders inhuurde voor de Duitse oorlogsindustrie.
Hij behoorde derhalve tot de zgn. Kosel-groep. Een aantal treinen van Westerbork naar Auschwitz stopte zo’n 80 kilometer vóór Auschwitz op het stationnetje van Kossel . Daar werden alle mannen van 15 tot 55 uit de trein gehaald en tewerk gesteld in kampen als Bobrek in de omgeving van Kosel. Voor deze groep is een monument op het station van Kosel opgericht en in Bytom waar Otto begraven ligt, staat zijn naam op een gedenkteken. 
In oktober 1933 was hij naar Zwolle, uit Berlijn, gekomen en hij woonde in wat toen wellicht ook al een bouwvallig huisje was aan de Van der Laenstraat 61a in Zwolle, in de jaren 70 afgebroken, voor hem gehuurd door zijn broer.

Aantallen, getallen
U gaat deze cijfers niet onthouden dus ik geef er maar een paar om een indruk van de omvang te geven. De Joodse voorman Cohen schatte het aantal Joodse vluchtelingen dat in het eerste jaar de Nederlandse grens overkwam op 5 duizend. Over de gehele periode van 1933 – 1940 zouden dat er dan 34 duizend geweest zijn.
Een zeker deel komt naar Zwolle. Sommigen trekken verder en zoals we hebben gezien begint een aantal van hun een nieuw bestaan, zich niet bewust van het gevaar dat hen ook hier zal bedreigen.
Michman voegt daaraantoe dat er in 1941 in Nederland 15.174 Joodse Duitse vluchtelingen verbleven, minder dan de helft van het aantal dat aanvankelijk naar Nederland kwam.

Vierstraete-Erdtsieck heeft het voor Zwolle vergelijkbare aantal Joodse vluchtelingen dat korter of langer in Zwolle was, berekend op de orde van grootte van 90. Niet allen zijn gebleven en er zijn er bijgekomen bijvoorbeeld uit de kuststreek die daar al dadelijk in 1940 gedwongen moesten vertrekken, op Duits bevel. Dat verklaart het getal van 103 in Zwolle woonachtige Duitse joden op de lijst van 27 februari 1942.

Over veel van de uit Duitsland gevluchte in Zwolle verblijvende Joden is nauwelijks iets bekend. Lees de website JoodsMonument er maar op naar. Daarenboven werd hun naam niet altijd correct gespeld, soms werd hun geboortejaar foutief ingevuld en was hun woonplaats een onduidelijke aanduiding.
Een schaduwbestaan moet het in veel gevallen zijn geweest. ‘Op kamers’, inwoning, een vreemde taal, geen geld, afhankelijkheid in alles, de weg niet weten. Vooral voor degenen die op leeftijd waren en pas op het laatste nippertje Duitsland ontvlucht waren: raad hun wanhoop. Wat is er met hun identiteit gebeurd? Hun vrienden onbereikbaar, hun familie ver weg. Niets kon worden meegenomen, niets is bewaard gebleven, vaak hebben we niet eens een portret.
En het einde van hun leven was zo mogelijk nog ellendiger: opgepakt, gearresteerd, naar Westerbork, al of niet via Vught en na een korter of langer verblijf gedeporteerd naar het Oosten.

Dat roept de vraag op naar de reactie van de Nederlanders.
In de onderzoeksliteratuur wordt eenduidig beschreven hoe de kabinetten Colijn en daarvan de minister van Justitie het niet nodig vond een asylrecht te verlenen aan de vluchtende Duitse joden: vluchtelingen moesten worden geweerd. Zij werden ‘ongewenst’ verklaard. De maatregelen aan de grens werden verder verscherpt. De argumenten kunt u raden: de Duitsen joden zouden concurrenten worden in de handel en de industrie en op de arbeidsmarkt en bovendien zou het antisemitisme (mede daardoor) verhevigd worden.
Dan de Kristalnacht in november 1938 waarin in bijna alle Duitse steden en dorpen een massale volkswoede jegens Joodse medebewoners werd georganiseerd die tot vernieling zo niet vernietiging  van bezittingen leidde en tot een nationale brandstichting in synagoges.
Het kabinet in Den Haag was bereid na de verontwaardiging over deze Kristallnacht 2000 vluchtelingen toe te laten, door de Tweede Kamer gedwongen verhoogd naar 7000. Toch nog barmhartigheid?
Er is een controverse over de houding van Nederland. Dan Michan en ook Lou de Jong leggen nadruk op maatschappelijke protestacties tegen wat er in Duitsland gebeurde. Maar bij hen klinkt het net teveel alsof ‘het volk’ op dit punt lijnrecht tegenover de botte regering stond.
Daartegenover stelt historicus Bob Moore dat er vóór de Kristallnacht eigenlijk geen protestacties waren en dat er geen bewijzen zijn van substantiële weerstand tegen het vluchtelingenbeleid van de regering en dat in 1939, nadat de verontwaardiging over de Kristallnacht in november 1938 weer geluwd was,  de roep om de grens open te stellen ook weer verstomde.
Volgens Moore steunde de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking het restrictieve vluchtelingenbeleid.
Vierstraete concludeert dat Zwolle geen uitzondering vormde op de rest van Nederland, ook niet op het punt van de vooroorlogse ‘houding’ jegens de joodse vluchtelingen in Duitsland. Ook zij heeft geen andere protestuitingen waargenomen dan van enkelingen.
In het algemeen wenste men niet tot zich te laten doordringen hoe de Duitse Joden ion hiun bestaan bedreigd werden en bij hun vlucht plotseling losgescheurd werden van hun wortels en. Als het ware zelfs hun eigen geschiedenis moesten achterlaten, alles kwijtraakten en hun toekomst moesten vrezen.

Cijfers op landelijk niveau wijzen uit dat ongeveer 25.000 Nederlandse Joden onderdoken en dat één derde daarvan is gepakt en dat van de 15.700 joodse vluchtelingen in Nederland er ongeveer 5 duizend de oorlog hebben overleefd.

Iets meer dan honderd, 103, Duitse joden woonden er in Zwolle toen het oproepen, verzamelen, oppakken , arresteren en deporteren van de Zwolse joodse medebewoners begon.
Van hen hebben zijn er in elk geval 81 vermoord. Zeventien hebben nog kunnen wegkomen of overleefden in de onderduik. En dan hebben zes vluchtelingen de oorlog ook niet overleefd maar zijn zij hier gestorven zonder de verschrikking van de deportatie en de concentratiekamers te hoeven ondergaan.

Wie zich verdiept in de geschiedenis van de Duitse joodse vluchtelingen leest politieke én maatschappelijke onwil om de grenzen open te houden, over weerstand om voorzieningen te scheppen en geld vrij te maken voor opvang en hulp, en over het wijzen naar de Joodse Nederlanders: lossen jullie dit probleem maar op, over selectie wie wel en wie niet toegelaten wordt en over de rare angst dat onze economie schade zou lijden. En het ergste van alles: wij lezen de onverschilligheid.
Dat is alvast een deel van het antwoord op de vraag of we meer hadden moeten en kunnen doen om te voorkomen dat Sophie en Adolf Neustädter, Hedwig, Erich Max en Karl Rosenthal, Otto Rosenthal en al die anderen vervloekt, verjaagd en vermoord werden.



Peter Riemersma
Zwolle, juni 2019

Bronnen:
Jozeph Michman, Hartog Beem, Dan Michman, Pinkas Geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland, 1985 (Kluwer)
Iet Vierstraete-Erdtsieck, De joodse Duitse vluchtelingen in Zwolle, 1933-1943, 1985 (in: Als een strootje in de maalstroom. Zwolle tijdens de tweede wereldoorlog)
Jop Eikelboom, Ongewenste vreemdelingen, een studie naar de houding van de Nederlandse pers ten opzichte van de joodse vluchtelingen tussen 1933 en 1940, 2016 (scriptie UvA)
Kathinka Dittrich/Hans Würzner (Hrsgb.), Die Niederlande und das deutsche Exil 1933 - 1940, 1982 (Athenäum)
Bob Moore, Slachtoffers en overlevenden. De nazi-vervolging van de joden in Nederland, 1998 (Bert Bakker)