maandag 14 april 2014

Toen mevrouw M.W. Brink-Massier nog MARGRIET MASSIER was



In 1953 werd Margriet geboren op de hoek van de Venestraat en Hertenstraat, postaal Hertenstraat 36.
Haar vader was kelner en haar moeder las. “Wij dachten dat het beroep van mijn moeder het lezen van boeken was.”
Om een en ander in carrière-perspectief te plaatsen, na de R.H.B.S. (aan de Bagijnesingel) studeerde Margriet Nederlandse Taal- en Letterkunde. Zij heeft daadwerkelijk Nederlands gedoceerd, maar hoelang weet ik niet. Als statenlid, fractievoorzitter (PvdA) gedeputeerde van Drenthe was zij een poos actief geweest in het binnenlands bestuur. Nu ontwerpt zij hoeden.  www.hoedenontwerp.nl
Voorwaar een afwisselende ontwikkeling.

zonder hoed

Getrouwd met succesvolle zakenman Wim Brink. Woont na de nodige omzwervingen weer in haar geboortestad, met uitzicht op Peperbus én Sassenpoort.
Hanneke van der Linden en Ineke Frolich vragen naar haar kleutertijd en haar herinnering als jong schoolmeisje.

Nee, Venestraat-gerelateerde foto’s zijn er jammer genoeg niet. Misschien eentje, in een album bij haar zusje, van een rijtje vriendinnetjes. Margriet belooft navraag te doen.
Tot haar negende heeft zij hier op de hoek van ‘grote’en ‘kleine’ Venestraat gewoond, waar de Hertenstraat onze straat dwarst.

Margriets huis is het hoekhuis, rechts van de regenpijp
Het lijkt nu een klein huisje, met een benauwd plaatsje in plaats van een tuin, maar Margriet heeft dat helemaal niet zo ervaren.De drie kinderen hadden genoeg ruimte en “we speelden altijd buiten. Je kon alles buiten doen en je liep ook overal naar toe."
Margriet werd niet alleen heel vrij gelaten door haar moeder (en vader), maar het hele stel liep ook zonder ouderlijke begeleiding naar school, de Parkschool, achter Gijtenbeek langs, oversteken en dan door de tuin van de Buitensociëteit. Dat ‘mocht’ van Frans Frans, de zoon van de directeur.
Haar routebeschrijving wordt een paar maal onderbroken. Eerst voor een requiem voor Hotel Gijtenbeek  en daarna weeklachten over nietsontziende projectontwikkelaars die één van de mooiste bosschages van Zwolle neermaaiden om daarvoor in de plaats ook nog eens een apert bancair gedrocht neer te zetten, voor de ogen van bezoekers aan wat ooit een prachtig stationsplein was. Weemoed over de kiosk en het terras, waar Margriet zich een kraag als die van Elisabeth Bas droomde.
Avontuurlijke speelterreinen waren er genoeg in de buurt. Meneer Waardenburg vond het goed dat zij in de hal van Grolsch speelden als de deuren openstonden. Of op het terrein van het busstation. De Zeven Alleetjes, de Oosterlaan. Maar beslist niet de Tuinstraat. Daar werd gevloekt en gescholden, slonzige vrouwen hingen over de onderdeuren, en je kon er gemakkelijk en dronkaard tegenkomen: no go area.
Maar goed, ruimte genoeg hier in de ene of de andere Venestraat. Margriet had geen besef van een deftige witte boorden straat énerzijds en een werkmansachtige blauwe kielen straat ánderzijds. Als je dat door je ouders niet wordt ingeprent, doen dit soort verschillen er niet toe. Auto’s waren er niet veel. Had de vader van Hans Kamphuis als eerste een auto in de Hertenstraat? Daar was wel de garage van Bijl, op de hoek met de Derk Buismanstraat. En Volmer, met zijn schildersbedrijf, had die geen auto? Hoe dan ook, die auto’s zaten niet echt in de weg. En van de VAD-bussen herinnert Margriet  zich ook eigenlijk niks. Auto’s zijn nu eenmaal ook niet dingen die ze interessant vindt.
De hinkelpot op straat en het ‘hol’ van de kerk van het Apostolisch Genootschap, achter welke deur zij een geheimzinnig genootschap bevroedde, staan haar veel levendiger voor de geest. Er was altijd iets te beleven. Het was een leuke buurt. De oranje spelen op Koninginnedag op het schoolplein van de Zeven Aleetjes, waarbij je tonnetjes kon rollen, die van Grolsch waren geleend, met een gele band.

En anders met de bus naar Molencate of per fiets naar het Engelse Werk. De echte uitjes.
Een vage herinnering aan de overburen: Van der Lippe met zijn chocola en koekjes. Die is er op een goed moment mee opgehouden, in 1956 of 1957. Overigens was Norp toen nog een soort konditorei, met een miraculeuze machine waar ijs uit kwam! De kinderen Massier keken meer uit naar het snoepje dat beter binnen bereik lag: het snoepje van de week als De Gruyter de boodschappen kwam brengen. En de dames Boxman waren er altijd voor als er iets vergeten was. Haar oudere broer drukte in die winkel eens een naar hij dacht lekker snoepje achterover en toen hij het in z’n mond gestopt had en erop gebeten, probeerde hij de chemische massa uit te spugen, maar er kwam een grote wolk schuimende shampoo te voorschijn, druipend over z’n kin op de gekoesterde vloer van de dames Boxman. Die ontstaken in grote boosheid.
Drenth in de kleine Venestraat had een sigarenwinkeltje, met in het raam een Lexington-reclame met een licht. De voorkamer was de winkel en als de winkelbel ging kwam meneer of mevrouw tevoorschijn door de schuifdeuren uit de achterkamer.
Van vriendinnen herinnert Margriet zich er niet eens zoveel al moet het een troep zijn geweest: Trude Jordan, want die had rolschaatsen én een groot aquarium, en Geerlien Meijer, uit een groot gezin.
Niet te ontgaan was het ‘kinderhuis’ in de Venestraat. Je kon de kinderen in hun bedjes zien liggen, in het souterrain door de kelderramen aan de straatkant. Misschien pestten de spelende kinderen die nog lang niet naar bed hoefden, deze kinderhuiskinderen wel een beetje, allang blij dat zij daar niet lagen.
Moeder Massier vond het regelrecht zielig dat die kinderen ver van huis en haard werden groot gebracht door van die vrouwen in grote wit gesteven schorten. Op zaterdag vroeg zij dan wel kinderen naar binnen om een pannenkoek te komen eten: dan zagen die kinderen ook eens hoe het er in een gewoon gezin aan toeging.
Op maandag huurde moeder een wasmachine en haastte zich zodat de buurvrouw de gehuurde wasmachine ook nog kon gebruiken. Was dat de weduwe Lok, met de kinderen die zulke zwarte haren en donkere ogen hadden? Bitterling die klandestien vuurwerk verkocht en verderop woonde, was het niet. Ook Van Rossum niet, die een schildersbedrijfje had, en zoon Keesje. Vinke; zegt die naam iets. Huug van de garage Bokkerse-Simons ging ook naar dezelfde school.
Als Margriet niet op straat speelde, las zij ook boeken, van de leesbibliotheek van Ludeking in de Assendorperstraat of een boek dat zij voor haar verjaardag had mogen uitzoeken bij boekhandel Giethoorn, op de Oude Vischmarkt. Nee, Waanders niet, want zwaar katholiek.
Lezen dus of , zeker zo’n goed alternatief: balletles van Maria Hedwig ten Berge in de Mandjesstraat. Margriets ogen glanzen bij de herinnering aan de generale repetitie en dan de uitvoering, met de hele familie in de zaal.
Het zal een druk bestaan voor een klein meisje geweest zijn, want ook de Zwolse Gymnastiek Vereniging telde Margriet onder haar leden, en de ‘kunstclub’ voor pottenbakken en schilderen.


Maar het meest doet zij mij toch denken aan een levenslange balletdanseres. Al was het maar vanwege de beweeglijke, vrolijke, formulering van de essenties van haar kinderbestaan, vol belofte..