vrijdag 24 januari 2014

MARGA DEIMAN groeit op in de Venestraat

MARGA SCHULTE-DEIMAN oud-bewoonster van 10a

Marga Deiman woonde bijna 20 jaar in de Venestraat, van haar geboorte in 1957 tot 1976. Haar oma Deiman was hier in 1939 komen wonen. Omdat haar dochter graag dichtbij het station wilde wonen, want die was onderwijzeres in Vilsteren en reisde zes dagen in de week op en neer met de bus.
Oma Deiman was weduwe en had kostgangers. En haar zoon, Marga’s vader (geboren in 1913) betaalde vast ook kostgeld. In het begin van de  oorlog kreeg zij inkwartiering van Duitse soldaten. In het familieverhaal is één van die Duitse soldaten een onvrijwillige, dienstplichtige én anti-Hitlerse jongeman en met hem groeide een soort vertrouwensband. Toen twee ooms na de inkwartiering van de soldaten onderduik zochten bij oma Deiman, gaf de bevriende Duitse soldaat zijn geüniformeerde portretfoto aan oma, zodat oma die foto op de schoorsteen kon zetten wanneer er huiszoeking gedaan zou worden naar eventuele onderduikers. Oma zou dan met een treffend gebaar naar de schoorsteenmantel kunnen zeggen: “Kijk, de verloofde van mijn dochter”. En inderdaad, eenmaal heeft zij dit wapen in de strijd gegooid, met succes: de huiszoekers stommelden weer de trap af. Overigens was Marga’s vader toen ondergedoken in Brabant. Hij had voor de onderduikende ooms een verstopplek ingericht in de kelder. De bewoners van 10 en 10a moesten namelijk de kelder delen.


Foto: Vader Deiman en Marga

In 1950 is Marga’s vader met Marga’s moeder getrouwd en die kwam hier inwonen. Toen er kinderen geboren werden en oma op leeftijd kwam, verhuisde die naar een bejaardenoord, het Onze Lieve Vrouwe Pension of Gasthuis, waar zij in 1960 overleed.
Marga's vader heeft aanvankelijk met zijn broer uit de Anemoonstraat een groothandel in galanterieën. Maar dat werd geen succes (1946 - 1950) en het tweemansbedrijf ging failliet. Omdat het een creatieve man was met een grote handvaardigheid beproefde hij zijn geluk als etaleur. Hij gaf evenwel de voorkeur aan de zekerheid van een betrekking bij een staatsbedrijf, de PTT. In 1975 overleed hij en Marga's moeder verhuisde uit de Venestraat in 1976.

Foto: Marga met haar moeder mevrouw Deiman

In de jaren zestig woonde eerst de familie Jansen in het benedenhuis op nr. 10 en later de familie Bode. Met de familie Jansen als onderburen ging het enerzijds over het doordringende pianospel van de Jansen-dochter en anderzijds over de Deiman-kinderen die niet al te zachtzinnig de trap naar hun bovenhuis op- en afraffelden. Maar toen daarna de familie Bode hier kwam wonen verbeterde de sfeer. De Bodes hadden zelf kleintjes en de Deiman-meiden pasten wel op deze Bode-dochters. Meneer Bode was een vrolijke broodbezorger in dienst van broodbakkerij Dragstra en reed in een Spijkstaal.  
Daarnaast op 12a woonde een een statige vrouw, mevrouw Pas-Vermeulen, weduwe geworden. Zij voorzag  in haar onderhoud als houdster van een kantoor aan huis voor de verkoop van staatsloten. Meneer Pas was handelsreiziger en vroeg overleden. Vier kinderen hadden zij, maar die waren al de deur uit toen de kleine Marga op straat mevrouw Pas beleefd groette. Mevrouw Pas woonde hier ook al vanaf 1939.
Toen mevrouw Pas ging kwam de familie Van Rhijn, met heel veel kinderen. Van Rhijn had een soort smederij op de Thorbeckegracht.


Foto: Doke en Sjaan van Rhijn

Aardige mensen. Kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd als de Deimannen en de buurkinderen zaten bij elkaar in de klas op katholieke scholen. Marga’s broer ging naar het Aloysius, de oudste twee zussen zaten op de Heilig Hartschool, Gasthuisplein, en Marga en haar zusje, de jongsten in het gezin,  bezochten de Michaelschool, op het A-plein, een gemengde school. Allemaal niet echt dichtbij.
Maar echt streng waren de godsdienstige werelden niet gescheiden voor de spelende kinderen. Marga herinnert zich nog heel goed het samenspelen met de gereformeerde (art. 31) Hoekzema-kinderen. Eén dochter was maar een jaartje jonger dan Marga.


Foto: Vader van Henk Dekker, melkboer staat in de straat. Begin jaren 70. Mevr. Bode kijkt naar twee kinderen en Marga of haar zusje speelt op de stoep.

Daarnaast woonde een deftige dame, mevrouw Thiebout. Marga vertelt dat in de straat werd gedacht dat zij in een concentratiekamp gezeten had, maar of dat ook zo was?
Veel werd er niet over de oorlog gepraat en echte oorlogsverhalen over de Venestraat heeft zij ook nooit opgepikt. Behalve dan over Max Wijnberg, een joodse slagerszoon uit Hoogeveen die bij haar oma in de kost was. Hij is in juli 1942 nota bene door de Nederlandse politieagent Eikenaar opgepakt en aan de Duitsers overgeleverd. Hij mocht toen al niet meer zijn beroep als vleeshouwer uitoefenen en werd beschuldigd van illegaal slachten. Hij is in Auschwitz vermoord. De familie heeft geen foto van hem maar bewaart zijn herinnering.

In het benedenbuurhuis, op nummer 12, woonde eerst de familie Van Gijssel. H van Gijssel staat van 1936 tot 1945 ingeschreven met een timmer- en metselbedrijf aan de Thorbeckegracht maar de Gijssels komen pas daarna hier wonen. Minder goede nabuurschap ondervinden de Deimannen van de oude Korpershoek. Hij moet een echte knorrepot, boze buurman en allerminst een kindervriend zijn geweest. Hij praatte een beetje raar want hij had een gaatje in z'n keel vanwege zijn stembandkanker. Hij is van de trap gevallen en overleden. Of was dat zijn vrouw. Een aardige, grote vrouw. Marga zegt heel diplomatiek dat Korpershoek en haar vader elkaar niet lagen. Vooral de in de steeg geparkeerde fietsen uit de bovenhuizen waren een steen waaraan Korpershoek zich hevig stootte. Zoon Bob Korpershoek is een fietsenzaak begonnen, bij de Sassenpoort, maar die heeft de tand des tijds niet doorstaan. Hans Korpershoek werkte, meen ik me te herinneren voor de IJsselcentrale.
De heer en mevrouw Dijkstra van nummer 14 waren teruggetrokken, oude mensen. Daarnaast was de heer Bos, textielhandelaar, een echte vrolijkerd. De zussen Van der Moolen, van 18, waren vanwege hun leeftijd en witte haar gerespecteerde dametjes. Op nummer 20 woonde aanvankelijk de familie Van den Bos, met twee dochters, en daarna werd het een administratiekantoor of zoiets..
En aan de kop van de straat had Rie de Wilde haar kapsalon. De hele straat liet zich door haar knippen. Ook Rie’s dochter stond in de zaak.
Haar buren waren eerst de familie Van Es en daarna de familie Brinker.
Eén van hun zoons was René. Deze families waren station-gebonden, zou je kunnen zeggen. Brinker als conducteur en Van Es als spoorlegger. En zij hielden kostgangers om het gezinsbudget op te krikken.
Tenslotte was daar nog de familie Dokter, met drie oudere dochters. Mevrouw Dokter leek zich soms te goed te voelen voor de Venestraat. Hij was veel vriendelijker. Had ook een kantoor aan huis.
De overkant? Daar was ’s zondags volop kerk natuurlijk. Daar werd je zeker wakker van. En op feestdagen ging er van dat kerkvolk ook inderdaad iets feestelijks uit. De Deiman-kinderen zagen een beetje jaloers dat met kerstmis de hele goegemeente met cadeautjes naar de kerk kwam. Gaven zij die dan aan elkaar? 
Eigenlijk hielden de overburen in de betrekkelijk smalle straat elkaar meer in de gaten dan de naaste buren. Maar veel interactie was er ook weer niet. Ja, als het zwaar geregend had en bij de familie Meindertsma was de kelder ondergelopen en de brandweer kwam die weer leegpompen. En de pianostemmer, meneer De Jong, drong zich naar voren toen Marga’s vader overleed in 1975 en uitgedragen werd: “Wie is het? Wie is het?”, wilde hij graag weten.
Maar bij de jaarwisseling placht toch de bewoners van de Venestraat elkaar op straat de hand te schudden en een gelukkig nieuw jaar te wensen.   
Naast de kerk woonde de familie Knol, in het bovenhuis, met twee of drie kinderen. Op de begane grond was een kantoor van de ABVA-KABO en daar was Knol ook in dienst, vermoedt Marga. Op nummer 19 en daarnaast de familie Van Beekum, een hoge ambtenaar bij de provincie.
En om het rijtje nog even af te maken was nummer 23 ‘begeleid kamerbewonen’ en nummer 25 ‘De Til’ oftewel de kinderopvang.
Marga heeft sterk het idee dat zij met één van de jongens van Van Delden in de klas gezeten heeft en dat die Ronald heette. Dat moet dan een neefje zijn van de Van Delden die tot het einde van de vorige eeuw in zijn zwarte Mercedes stationcar drogisterij- en parfumerie-merken in den lande vertegenwoordigde.


Foto: misschien geen mooie maar toch interessante foto, zo zonder auto's en fietsen

Marga heeft de straat vol auto’s zien lopen. In de jaren zeventig stonden ze er bumper aan bumper. Maar daarvóór werd er heel veel op straat gespeeld, tussen de auto’s. Het grootste lawaai en gevaar kwam van de VAD-bussen die dagelijks ’s morgens in een dreunende colonne van de garage in de Hertenstraat naar het station reden en ’s avonds weer terug. Ongelooflijk, achteraf, in zo’n smalle straat.  "We lagen te schudden in bed." En dan waren er in de oude verffabriek nog de garages van  Simonse en Bokkerse plus overdag krioelden de auto's van bierbrouwer Grolsch door de buurt die het andere deel van de verffabriek in gebruik had.
De leefbaarheid van de straat is er wat dit betreft beslist sterk op vooruitgegaan. Maar ook toen was het een leuke straat met deftige oudere mensen maar ook met veel dartele kinderen.