vrijdag 28 maart 2014

HANNI DOKTER OVER DE DOKTERS VAN NR. 4

Vandaag een zeer plezierig bezoek gebracht aan twee oud-Venestraatbewoners.
Nou ja, de ene, Hanni Dokter, woonde vier jaar in de Venestraat, op nummer 4. Zij is de oudste dochter van de heer en mevrouw Dokter die bijna veertig jaar op nummer 4 hebben gewoond.
De ander, Jan Brokkelkamp, heeft vooral heel lang in de Venestraat gewerkt, op nummer 2 om precies te zijn voor het bedrijf van de heer Molenaars uit Wezep, Poly-Ned B.V. Dat is een inmiddels landelijk bekend bedrijf dat in luchthallen doet. Tennishallen zijn een vermaard product. Achttien jaar heeft Jan voor dit bedrijf gewerkt.

Hanni en Jan, al meer dan 50 jaar getrouwd, hebben (uiteindelijk) hun hart gevolgd. Hanni runde een eigen ballet- en dansschool. Haar studio stond in tweede instantie in de Geerstraat, in het centrum van Kampen. Vijftien jaar geleden is zij, op haar zestigste gestopt. Dat was het moment waarop Jan de studio ombouwde tot galerie voor de dingen die hij in zijn atelier, de voormalige kleedkamer, maakt: schilderijen met een geometrisch thema, glas-in-lood, fusion-glaskunst.
Toen het stel allang in Kampen woonde werkte Jan nog altijd in de Venestraat.  Hij vervulde een sleutelrol voor Poly-Ned: hij deed aan acquisitie, bedacht oplossingen voor het probleem van de klant, maakte de offerte, ontwierp de technische constructie daarvoor, begeleidde de fabricage van die constructie lsook de plaatsing en ingebruikname.
En toen hij naar Zwolle forensde bracht hij dikwijls de in Kampen kant-en-klaar gemaakte maaltijden mee voor schoonvader en schoonmoeder Dokter.
Want mevrouw Dokter was allerminst een geoefende huisvrouw. Het koken liet zij aan haar man over, die gelukkig een kantoor aan huis had. En Hanni herinnert zich ook nog zeer goed dat zij als kind werd aangekleed door een kindermeisje toen het gezin nog in de Bloemstraat woonde. Moeder was een luxe-paardje, lijkt Hanni te zeggen. Op een goed moment kreeg zij een eigen autootje en iedere week naar de kapper. Vader was een joviale, leuke  man, die het met iedereen goed kon vinden. Klantgericht in zijn werk, toegewijd aan zijn vrouw en kinderen.  
Hanni was al 18 toen haar vader Venestraat 4 voor 19.000 gulden kocht in 1956. Twee jongere zusjes en oom Dirk, een broer van haar vader, verhuisden mee. Zij was te oud om op straat te spelen en van de buren weet zij uit die tijd alleen nog dat op nummer 2 de familie Van Es woonde, met kinderen en aan de overkant de familie Huizinga. Naast de familie Huizinga woonde een streng gereformeerd gezin die –heel zielig-  de kinderen ’s zondags binnen hielden, omdat het ‘zondag’ was.
Meisjes van achttien hebben wel wat anders aan hun hoofd dan de buren in de gaten te houden. In zoverre ben ik bij Hani dus aan het verkeerde adres. Maar het beeld van haar vader en moeder wordt wel iets duidelijker.

Vóór de periode Venestraat woonde de familie in de Bloemstraat. Vader deed van alles. In verzekeringen, administratie, boekhouding, belastingaangiften én hij was begrafenisondernemer. Hij had geen ‘kachelpijp’, maar een steek, zoals een palfrenier, een zwarte. En een lange zwarte jas met tressen.  In de oorlog was dat ook zijn camouflage-pak. Met deze uitrusting en een paar oude rouwkaarten ostentatief in de hand spoedde hij zich in spertijd waarheen hij maar wilde. Het ontzag voor de dood weerhield Duitse patrouilles ervan hem lastig te vallen. Zie hem gaan.
Eenmaal in de Venestraat gaf hij het begrafenisondrnemerschap eraan en hield zich bij zijn goedbeklante administratiekantoor.
Op het adres van de Docters stond ook ene Kuyntjes, campingbeheerder ingeschreven. Maar dat blijkt toch niet helemaal naar de werkelijkheid. Zeker, Leen Kuyntjes is geen onbekende van de familie. Hij is de schoonzoon die met Josette getrouwd is. Maar hij heeft nooit ingewoond. Zal wel een administratieve reden hebben gehad dat hij daar ingeschreven stond. Na zijn diensttijd zocht Leen een baan. Zijn aanstaande schoonvader bracht hem toen in contact met een rijkaard die her en der vastgoed bezat, onder andere een camping in Luxemburg. En daar is hij toen de beheerder van geworden.
Josette, Leen en twee kinderen zijn geheel geïntegreerd in Luxemburg. Leen heeft er nu een installatiebedrijf. De Dokters van nummer 4 gingen er regelmatig logeren. Jammergenoeg liggen de familiale fotoboeken ook in Luxemburg. Maar wie weet, als ik het aardig vraag, kunnen er nog een paar Venestraat-gerelateerde foto’s gescanned worden.
Er is nog een derde zus maar die is uit beeld.

Wij hebben de heer en mevrouw Dokter nog persoonlijk gekend. Op een dag vonden we een briefje in de bus dat opa Dokter 80 ging worden. Met de suggestie om hem te gaan feliciteren. Onze dochters Eva, buurmeisje Lotte Smit en vriendinnetje Maartje Beeker hebben toen een groot spandoek gemaakt met daarop de bekendmaking van het heuglijke feit en de bijbehorende gelukwens. Onder het zingen van de bekende en een zelfgemaakte gelegenheidsliederen  ging de mini-optocht naar de residentie van de jarige.  Opa Dokter, zoals hij vanaf dat moment ook bij ons heette,  was zeer vereerd, maar voor het overige was men enigszins in verlegenheid omdat er niet op zo’n delegatie feestvierders was gerekend. Er was ‘niks’ in huis.

Maartje, Eva en Lotte. Maar de fotograaf zit hen kennelijk dwars. En nou is de foto ook nog 'bewogen'.

Dat laatste zit niet in mijn ‘overlevering’. Het is dat Hanni me dat nu vertelde, meer dan 25 jaar later.
We zijn een paar maal over en weer bij elkaar op bezoek geweest. We hebben meegeleefd toen opa Dokter zoek werd, en na een kort ziekbed stierf. We hebben wel eens een boodschap gedaan toen het koud was en er een berg sneeuw lag. Ik heb oma Dokter wel eens (twee keer) naar de kapper gebracht toen haar vaste chauffeur er niet was. Je zou kunnen zeggen een heel voorzichtig begin, de eerste schrede op weg naar de participatiemaatschappij.
.

Opa okter is in stilte begraven (of gecremeerd) en oma Dokter heeft nog een paar jaar in de Molenhof gewoond.

vrijdag 21 maart 2014

HEIN en NINI LANGEMEIJER van nummer 21

Zutphen, 10 april 2019 Henri Cornelis Gerard Langemeijer, Hein, is overleden. Hij is 96 jaar geworden. Ik bewaar mooie herinneringen aan deze eertijdse bewoner van de Venestraat.



Driemaal heb ik hem uitvoerig ontmoet. De eerste keer heb ik hieronder beschreven: ik was onder de indruk van deze aardige, gedistingeerde man die zich alle moeite gaf om de belangstelling van zijn gesprekspartner te peilen en diens vragen te beantwoorden. 
De tweede maal was in 1915, toen ik Hein Langemeijer heb opgehaald uit Zutphen om in Zwolle nog eens plekken van zijn jeugd te bekijken: het huis in de Venestraat, het Gymnansium Celeanum, het huis in de Wilhelminastraat, het kantoor van zijn vader, de Hoofd-Ingenieur-Directeur van Rijkswaterstaat ir. F.S., en het stadshart. Ik laat een paar foto's zien van dat bezoek:

Venestraat 21 exterieur

   
Venestraat 21 interieur met Karin van der Zwaagt














Nog eens met de huidige bewoonster Karin 















Emmawijk, kantoor van de H.I.D.van Rijkswaterstaat

































Nog een derde keer heb ik Hein Langemeijer opgezocht. De aanleiding was hoogst merkwaardig. Mevrouw Lya Kaptijn uit Middelburg vond op een boekenmarkt aldaar een baby-peuterboek Ons Kindje dat gemaakt was door Heins moeder. Hoe dat zoveel jaren later in vredesnaam op een boekenmarkt terecht kon komen, zal raadselachtig blijven. Lya is gaan googlen en vond mijn blog met een post over Hein en Nini Langemeijer en vroeg naar de mogelijkheden om het boekje te doen bezorgen bij degene die toch de rechtmatige eigenaar moet zijn en tevens de hoofdpersoon van het werk. In het boek zat ook nog een trouwkaart van Hein en zijn vrouw Bernice.
Enfin, ik heb de verzendkosten overgemaakt en kreeg het boekje toegestuurd om het prompt daarop naar Zutphen te gaan brengen.
Ook daarvan en daaruit  een paar foto's:







Hij ruste in vrede.

 -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De heer ir. H.G.C. Langemeijer woont tegenwoordig in het St. Elisabeth, een modern vormgegeven woonzorgcomplex, prachtig gelegen tegen de oude stadsmuur van het centrum van Zutphen, Geweldigershoek heet het daar en Langemeijer woont op nummer 5. Ik had hem opgebeld met de vraag of hij mij zou willen ontvangen. Toen ik op de afgesproken tijd aanbelde bij het prachtige huis aan de Berkelkade vertelde zijn buren dat hij anderhalf jaar geleden verhuisd was naar het St. Elisabeth. Voor het doel van dit relaas noem ik de heer Langemeijer bij zijn voornaam, Hein.
Hij loopt voorzichtig en wankel met een stok en spreekt moeilijk ten gevolge van een attaque, nu alweer een jaar of zeven geleden. Kerngezond, omschrijft hij zijn conditie. Iedere dag wandelt hij met zijn rollator om in beweging te blijven. Toen het duidelijk werd dat hij om wat verder te kunnen lopen dan van de stoel naar de tafel een hulpmiddel nodig had, heeft Hein welbewust afgezien van een rolstoel of iets elektrisch en gekozen voor de rollator. Hein houdt zijn Magere naamgenoot voorlopig nog buiten de deur.

Zijn motoriek en zijn spraak ontnemen niet het zicht op een aangeboren distinctie.  Zoals hij gekleed gaat, zoals hij graaft in z’n geheugen en formuleert en zoals hij lacht en kijkt. Hij doet z’n uiterste best om mij ter wille te zijn en excuseert zich een paar maal voor wat hem in de loop der jaren is ontglipt. Ik kan me voorstellen dat Hilly Bodewes ooit een beetje verliefd was op deze man in zijn jongelingsjaren.


"Toen we op de hoek woonden van de Veerallee/Wilhelminastraat was het wel fijn dat het Gymnasium Celeanum slechts vijf huizen verder was." Moeiteloos geeft Hein een lijstje namen van leraren van wie hij les gehad heeft. Die hebben hoe dan ook meer indruk gemaakt dan de heer en mevrouw Schaad, Dijkstra, Stas, Klinkert en Bodewes, aan wie hij een veel vagere herinnering bewaart: Jansen, Tolma, Teunis, van der Laan, Van Noppen (kastie op een weiland achter de school!). De oorlog barstte los toen Hein nog op school zat. In 1941 slaagde hij voor zijn eindexamen. Hij is Delft gaan studeren, aanvankelijk voor natuurkundig ingenieur, maar hij studeerde in 1951 af als mijningenieur. Deed hij tien jaar over zijn studie? Hij heeft enkele jaren ondergedoken gezeten in het doodstille, uitgestorven Hardenberg waar werkelijk niks gebeurde, om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen. Hij kwam met een zekere regelmaat naar huis, naar Zwolle en trof daar eens -in de laatste oorlogsdagen-  zijn ouders in de kelder omdat de wegtrekkende Duitsers de binnentrekkende Canadezen bombardeerden  en daarbij hun mortieren op het station richtten.

Na zijn studie is hij in dienst getreden van een mijnbouw-maatschappij en in Bolivia aan het werk gezet. Ongetrouwd. Maar de omstandigheden maakten hem ziek: het werk op grote hoogte zonder dat hem de tijd was vergund dat zijn lichaam zich daaraan had kunnen aanpassen. Na een half jaar is hij teruggekomen naar Nederland. Jammer dat hij daar toen zo ziek is geworden, want het werk was fascinerend. Terug in Nederland is hij gaan weken bij de B.P.M, de Bataafse Petroleum Maatschappij, in Den Haag, maar zijn ogen gaan glanzen bij de ja-knikkers in Schoonebeek in Zuidoost Drenthe, bij Coevorden, waar hij ook is gaan wonen. De B.P.M. werd later Shell. Vervolgens heeft hij zijn loopbaan voortgezet bij de Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie, één van de bedrijven waaruit Akzo ontstond. Hij werkte toen in Hengelo en woonde schitterend buitenaf nabij Losser. Ik vraag naar ‘Boekelo’ en ik krijg een exposé hoe enthousiasme en ondernemingslust in die oude tijden ook wel tot veel fouten en ongelukken had geleid. Boekelo was ook in zijn tijd al geschiedenis. Hij was indertijd min of meer bevriend met de eveneens in Losser woonachtige zeer actieve, scherpzinnige amateur-geoloog W.F. Anderson.
Dan is Hein al getrouwd met mejuffrouw B.M. de Jong, Bernice, en heeft hij twee zoons en een dochter Frank, Marjolein en Maarten.

Wat deed Hein als jochie en nu als grijsaard het liefst? Hij heeft heel veel gereisd. De bergen hebben hem altijd geboeid. De vele fotoboeken getuigen daarvan. Daarbij onderhield Hein een groot netwerk van vrinden. Hij vervulde van jongs af aan bestuursfuncties: zie de foto's van hem en trouwens ook zijn zusje in het bestuur van de Z.G.B., de Zwolse Gymnasiasten Bond. In zijn eerste functie was hij nuntius. Klinkt nogal rooms maar is het Latijnse woord voor bode, boodschapper. In zijn studententijd is hij in Delft ook weer bestuurslid van zoiets en dan heeft hij zitting in de senaat, het bestuur van het studentencorps.
Nu de wereld kleiner is geworden, leest hij nog steeds graag, geen romans, geen dikke boeken maar bij voorkeur beschouwingen, essays. Nee, sport was niks voor hem, al heeft hij wel geroken aan de bergsport.

Hier met zijn vader, het tweede stel van links:



Vader ir. F.S. Langemeijer, Frans voor intimi, was een aardige man, ruimdenkend en goedhartig. Hij is allang dood. Hein was zeer op hem gesteld. Met pretoogjes vertelt Hein hoe zijn lange vader in hun klein bemeten Fiatje stapte. Hein trekt wanhopig met zijn schouders en zou het raadsel liefst vandaag nog opgelost zien als ik vraag waarom zo’n vooraanstaande man die qua salaris ongetwijfeld bij de upper ten behoorde, zo’n klein autootje had aangeschaft. Waarom niet eerst een proefritje, bijvoorbeeld.



En zou dit dan het autootje van Langemeijer zijn? Hoeveel Zwollenaren zouden in die tijd zo'n autootje gehad hebben en parkeren voor het Gerechtsgebouw?

Met sprekende gebaren geeft Hein aan welke aanzienlijk lengteverschil er tussen zijn vader en zijn moeder bestond. Wie weet was zijn moeder verantwoordelijk voor deze aankoop, mogelijk in de gedachte dat de ruime auto met chauffeur (Zieleman) die haar man qualitate qua tot beschikking stond, hem naar het hoofd gestegen was zodanig dat daarop een correctie was gewenst. Het was een Fiat Topolino.
De buren stonden achter de gordijnen te lachen als de heer Langemeijer zich in het autootje plooide. Maar die Jacques Piquet was zelf nog veel langer en zíjn verloofde was een uitgesproken kleintje.  Helemaal geen gezicht, volgens Hein.

Even een intermezzo over die familie Piquet. Hein haalt de familie een paar maal aan en noemt daarbij ook Ten Doesschate. Maar die woonde er niet, dacht ik. Maar ik ben er uit. De weduwe Piquet is mevrouw W.J. Piquet-ten Doesschate. En haar man J.S. Piquet jr., zoon van J.S. Piquet sr die een bekende leraar aan de Rijks HBS was, was de enige firmant van de firma Ten Doesschate, zijn schoonvader dus. Deze Jacques Sully Piquet is één der oprichters van de Burgerwacht in 1914, de commandant van deze waakzame mannenclub, voorzitter van de Doopsgezinde Gemeente én hij is consulair agent van Frankrijk voor de provincie Overijssel. Een zeer actieve man dus en zijn overlijden op 21 september 1927 zal een groot verlies zijn, voor zijn gezin en de Zwolse samenleving. Hij werd slechts 48 jaar. De weduwe Piquet woonde van 1930 - 1935 op nr. 19a, met haar zoons Jacques, Jurrie en een dochter Desirée. Zij verleed in 1959. Die firma ten Doesschate was ontstaan in rond 1910 en hield zich in de Bitterstraat bezig met de in- en export van levertraan, de handel in specerijen en de fabricage van verf. Het bedrijf werd later uitgebreid in de binnenstad, maar nam uiteindelijk de wijk naar Wapenveld. 
Hein spreekt ook met bewondering voor een bevriende relatie van zijn ouders, die voedselcommissaris was, een zekere Warner? Jasper Warner was een bekende Zwollenaar, voorzitter van de Kamer van Koophandel, sportheld, maar stierf in 1942. Had zich in de Eerste Wereldoorlog ook al bezig gehouden met de distributie vanwege de schaarste en de onrust daaromtrent. Was zijn ook succesvolle zoon Jan Warner degene die Hein bedoelt?  De nadruk die Hein legt op het goede vaderlanderschap doet denken alsof er later aan zijn integriteit getwijfeld werd. Dat zijn van die typische problematieken van de jaren na de oorlog waarbij ook vader Langemeijer betrokken zal zijn geweest. 

Hier in de portiek van Venestraat 21 speelt Hein met de hond terwijl Nini toekijkt.
Hein en Nini speelden eigenlijk niet op straat. Maar hij weet nog dat het dienstmeisje zijn fiets die kennelijk in de portiek geparkeerd stond, voor hem op straat zette zodat hij door de buurt fietste, recreatief. Hij zat op de Nutsschool en fietste ook wel naar een een vriendje van school. Hij had geen vriendjes in de straat en zomaar meespelen was er voor de erg verlegen Hein niet bij. Het dichtstbijzijnde vriendje was Hans Burbach in de Van Nagellstraat. Bert Stas, buurjongen was niet zozeer een vriend. Hein doet een achterbuurjongen na uit de Terborchstraat, een jongen Sollewijn Gelpke, die regelmatig de aandacht trok van Bert Stas door uit zijn raam over de binnentuinen te roepen: "Bèrtjú!! Bèrtjú!! Kom je spelen!" Ja, waarom zou een geheugen deze roep maar liefst tachtig jaar hebben vastgehouden?
Nini oftewel Eugenie (1919), was twee-en-een half jaar ouder. Nini heeft ook gymnasium gedaan, maar is in het zicht van de haven gestrand. Zij zakte voor haar herexamen in 1940, en heeft het niet meer overgedaan. Wat zij precies voor de kost heeft gedaan tót haar huwelijk met de Rotterdamse chirurg Vervat, weet Hein niet meer. We kunnen het ook niet meer vragen, nu zij enkele maanden geleden een beroerte heeft
gehad en volgens Hein erg in de war is. Zij woonde in Apeldoorn en wordt nu verpleegd in Driebergen.

Nini en Vervat hebben één dochter gekregen, Henrike Jacomine (1944). Tragisch genoeg is zij op jonge leeftijd bij een auto-ongeluk waarbij zij tegen een boom reed, om het leven gekomen.
Dit is Nini. 
Na de pensionering van haar echtgenoot is Nini met hem in hun zomerhuis in Vierhouten gaan wonen. Hein heeft daar met zijn gezin regelmatig gelogeerd.
Vader Langemeijer was 67 toen hij stierf, in 1953. Hij leed aan angina pectoris en is achter het stuur van de Topolino onwel geworden en ter plekke gestorven, op de schouder van de jonge vrouw van Hein die naast hem zat.
Hein herinnert zich dat zijn vader heel langzaam liep. Vanuit de Wilhelminastraat waarheen de familie verhuisd was vanuit de Venestraat, liepen de heer en mevrouw Langemeijer naar de bioscoop in de Buitensociëteit. Maar Heins moeder gaf zijn vader óf een voorsprong en haalde hem dan in óf ging vast vooruit. Zij liepen nooit samen. Heins moeder heeft haar man maar liefst 31 jaar overleefd en stierf in 1984.
Waar was het kantoor van zijn vader? Volgens Hein aan de overkant van de Willemsvaart, aan de Willemskade en kennelijk verhuisde dat kantoor ook regelmatig want aan het Van Nahuysplein (14) en de Stationsweg (9) zat de H.I.D. van de Rijkswaterstaat Langemeijer ook.


Vader en moeder Langemeijer met de hond, de dochter van Nini, grootmoeder, Nini en daarachter links Hein en naast hem zijn zwager Vervat. 

Toen Hein twee jaar was is de familie vanuit Terneuzen naar Indië gegaan om daar tot 1929 te blijven. Langemeijer deed eerst dienst in Semarang, Java, en later in Balikpapan, Borneo. Tijdens een voor Indië-gangers normaal maandenlang groot verlof brak de crisis uit. Althans dat maak ik ervan. Hein vertelde: "Brak de oorlog uit", maar ik zou niet weten welke oorlog in 1929/1930 verhinderde dat de familie terug naar Indië ging. Feit is dát zij niet zijn teruggegaan. Heins vader kreeg toen de keus tussen een overplaatsing naar Arnhem en Zwolle. Hij schatte zijn kansen op promotie het grootst in bij een keus voor Zwolle, waar hij eind 1930 het huis kocht van collega ir. J.P. Walland die waarschijnlijk in 1918 de eerste bewoner was van Venestraat 21. Walland werd H.I.D. in Zeeland.

In dit blog heb ik al  eerder over Langemeijer geschreven: Zijn verblijf in West-Indië en op Sint Maarten, waar Nini is geboren, heb ik daar beschreven. Ook zijn belangrijke rol bij de vestiging van een H.T.S. in Zwolle: 30-11-2012


Heins inwonende grootmoeder, in slaap gesukkeld in de tuin van Venestraat 21.

  





De tien-jarige Nini tenslotte, verzorgt hier de puzzle-rubriek, Soerabaijasch Handelsblad, 1929


dinsdag 18 maart 2014

AAN HET ROER IN HASSELT, ALLE HENS AAN DEK IN DE VENESTRAAT

Het verhaal van mevrouw Wegman-Bodewes, maar vandaag Hilly Bodewes.

Mevrouw Wegman-Bodewes is nogal gevallen, een blauw oog en een bijna zwarte arm getuigen van de smak. Zij wil ook eigenlijk niet op de foto want “zie er niet uit”.
’N klagerig type is mevrouw zeker niet. Ik bekijk alvast de foto’s die in groepjes door de kamer staan. De familie Wegman-Bodewes telt vier dochters, waarvan een tweeling, en een stel kleinkinderen; allen worden met gepaste trots fotografisch aan mij voorgesteld.
Ondanks de val en het nog niet zeer lang geleden verlies van haar man, luitenant-kolonel b.d. van de artillerie, oogt mevrouw die ik in het kader van dit relaas Hilly (1927) zal noemen, monter en vitaal. Het zal in de geest van de clan van de Bodewessen zijn, de wijd vertakte familie van scheepsbouwers waarvan de bakermat Martenshoek is, aan het oude Winschoterdiep.

De familie is in 1937 vanuit Hasselt naar de Venestraat gekomen: met vijf dochters en één zoon.
Vader Bodewes reed per auto naar Hasselt en weer terug. Een Ford. Het was de enige auto in de straat. Of misschien ook de Klinkerts. Enfin, toen de auto in de oorlog ingeleverd moest worden, ging vader met de bus naar de werf in Hasselt. En toen de bussen niet meer reden zijn we met z’n allen –aan het eind van de oorlog- weer tijdelijk terug naar Hasselt gegaan.

Eens in de veertien dagen reed vader Bodewes naar Martenshoek. Hij was aanvankelijk een soort filiaalhouder en moest eens in de veertien dagen per automobiel verantwoording afleggen aan de hoofddirectie in Martenshoek. Hilly herinnert zich dat haar vader regelmatig terugkwam met het verhaal dat hij onderweg weer iemand het kanaal in had zien rijden. Rijlessen en rijbewijzen moesten nog worden uitgevonden.
Vanuit de Venestraat is de familie later, in 1951, naar de Eekwal verhuisd en daar woont mevrouw Jeanet Bodewes-Kroese, schoonzusje van Hilly en de weduwe van Herman, nog steeds.
Weduwe, want Hilly's broer Herman (1928), die de scheepswerf in Hasselt van zijn en Hilly's vader had overgenomen, is jong overleden op z’n 70ste. Terugblikkend vertelt Hilly dat het niet van harte was dat Herman het roer op de werf overnam. Zijn hart lag ergens anders. Maar de familietraditie wilde het.

De nu bekende Nederlandse Thecla Bodewes, is Hermans dochter, zij nam de zaak na enige tijd over. Bij zijn leven heeft vader Herman zich daar aanvankelijk tegen verzet en stuurde haar naar Frankrijk. Maar Thecla had de scheepsbouw als vaste doel in haar hoofd en kwam na een jaar terug.
Sigrid Bodewes die ik ken van het kabinet van de Commissaris des Konings in het Provinciehuis, blijkt warempel ook een dochter van Herman, Thecla’s zusje.
Hilly kondigt een boek aan dat momenteel geschreven wordt over de 200-jarige geschiedenis van de scheepsbouw der Bodewessen in 2016, waarvan zij zelf een kleine eeuw van nabij heeft meebeleefd. 



Oudste zus Agaath (1925) heeft het ook niet gemakkelijk gehad. Zij verloor haar zoon die amper zijn vliegeniersopleiding in Eelde afgerond, dodelijk verongelukte, mogelijk door toedoen van wilde capriolen van zijn meevliegende schoonvader die gezagvoerder was bij de KLM en ook de dood vond.
Vóór haar trouwen was Agaath apothekersassistente, in Het Witte Kruis in de Diezerstraat, een oogverblindend Jugendstil-pand.
Hilly heeft haar gymnasiumdiploma gehaald aan de Veerallee, maar is niet gaan studeren.  Tandartsassistente is zij een aantal jaren vóór haar trouwen geweest. Daartussen werd Hilly –bizar- gestuurd naar de huishoudschool - met het pontje over naar de Emmastraat-  omdat haar vader in het geheel geen fiducie had in de huishoudelijke kwaliteiten van zijn dochter 'want je kunt nog geen aardappel koken'. “Ik heb er heel veel geleerd!”.  Juffrouw Wormgoor heeft Hilly het huishouden geleerd en zij is er oprecht dankbaar voor, maar verder was die school ver onder haar waardigheid. Dat je daar ook een soort management-applicatie kon doen, vergoedde iets. Een vriendin uit die tijd en van die school is bijvoorbeeld directrice van een bejaardenoord geworden.
Hilly noemt zichzelf een ‘echt vaderskind’,  stapel op haar vader. Een zeer royale man,  zonder uitgesproken liefhebberijen maar met veel aandacht voor zijn werk en zijn gezin, en actief in de Rooms-Katholieke kerk. Aan de sinterklaascadeautjes merkten de kinderen of het goed ging in de scheepsbouw of dat er magere jaren waren aangebroken.


Vader met z'n onafscheidelijke sigaretje en Hilly en Herman, die vader nadoen met hun handen tussen hun knieën, vier jaar voor de verhuizing naar Zwolle

In de Buitensociëteit heeft Hilly haar man leren kennen en na haar trouwen woonden zij in Assen schuin tegenover de artilleriekazerne.
Herman was de derde en is in zijn vaders voetsporen getreden en zwaaide tot zijn dood de scepter op de werf in Hasselt.  
De bezoeken over en weer van de familie Bodewes en de familie Smit (van de Opel-garage aan de Ceintuurbaan) leidde ertoe dat Bep Smit ‘onze Herman’ probeerde in te palmen, maar zijn grote liefde was Jeanet Kroese. Hij is ook met haar getrouwd, waarbij de barrière met het gereformeerdendom overwonnen moest worden, met de kracht van de liefde. Hilly laat in het midden of haar vader deze liaison heeft geaccepteerd. Haar moeder in elk geval wel.
Het vierde kind in de rij is Toos, die met Ben Röben is getrouwd. Dat is voor veel Zwollenaren bekende kost, want de uit Groningen afkomstige, ook stevig roomse Röbens hadden niet alleen een textielfabriek aan de Oosterlaan, overgenomen van de Zwolse textielfabrikant Bódewes (geen familie van de Bodéwessen uit de Venestraat), maar ook een grote winkel voor damesmode in de Diezerstraat. 
Die fabriek aan de Oosterlaan is tragisch genoeg ten prooi gevallen aan zielloze nieuwbouw voor Bartiméus die zich bekommert om blinden en slechtzienden.
Toos trof ook het gemelijke lot om naar de huishoudschool gestuurd te worden nadat zij de MULO had gedaan. Haar levenswerk was de zorg voor haar oudste kind, Wimke, die een ernstige verstandelijke handicap had. 
Jo-Wil heeft een opleiding gedaan in de sfeer van kinderverzorging, en woont in Nieuw-Zeeland. De jongste was Tobien. Zij werd onderwijzeres, tót haar trouwen.

Tobien met Hilly's dochter Saskia

Hilly is het meest benieuwd wat er van Elsje Hibbel is geworden en van Marietje Schaad.
Elsje is de eerste die Hilly te binnen schiet. Die had een vriend en dat was een bekende, goede voetballer, Piet Vogelzang, was. Dat vond ik wel interessant. Daar is zij ook mee getrouwd. Piet is later voetbaltrainer geworden, onder andere bij P.E.C.
Dan de familie Schaad, zowel Hans als zijn jongere zus Marietje Schaad, die bij Hilly op het gymnasium zat. Maria Aleida (1926) studeerde ook geneeskunde en trouwde met ene Verbrugge en zij werd huidarts in Enkhuizen.
Hewin Langemeijer, de buurjongen had een oogje op de oudste zus van Hilly, Agaath, een kunstzinnig meisje. Maar eigenlijk was Hilly weer een beetje verliefd op hém: was een héle leuke vent, hoor. Zij beschrijft de consternatie als Hewin Agaath van school komt halen.
Heins zusje Nini Langemeijer had zangles en zong altijd, ook toonladders en dan deed Hilly’s broer Herman dat heel goed maar plagerig na. Zij weet dat ook Nini Langemeijer  medicijnen gestudeerd heeft en ook met een arts getrouwd is. Haar heeft het wrede lot getroffen een dochtertje te verliezen.
Hewin Langemeijer heeft in Delft gestudeerd en in Zuid-Amerika gewerkt, graaft Hilly in haar geheugen. In 1951 is hij afgestudeerd als mijningenieur, zie ik in een oude krant, en hij heeft gepubliceerd in het  geologisch vaktijdschrift Grondboor en Hamer.
Hij klinkt oud en broos aan de telefoon vanuit zijn woonplaats Zutphen als ik bel om ook met hem te mogen spreken..
Hilly grinnikt bij de herinnering dat de heer Langemeijer  ruzie kreeg met de bisschop. Hilly’s vader schudde zijn hoofd toen die vernam dat de heer Langemeijer verstrekkende rigoreuze consequenties had verbonden aan de bonje: hij verliet de kerk. Maar de heer Langemeijer stond overigens te boek als een heel aardige, beschaafde man en zeker geen querulant.
Na Langemeijer die naar de Veerallee verhuist, wordt de opvolger van Langemeijer als hoofd-iungenieur directeur van Rijkswaterstaat de heer Kleinjan met vrouw en kinderen de nieuwe buren. Met een dochter zit Hilly op het gymnasium.
De buren aan de andere kant waren onder andere de meisjes van het Emma Meisjeshuis. Die zongen aldoor psalmen! En daardoor kent Hilly ook nog steeds heel wat van die psalmen. Als ik ‘Nederland zingt’ op de televisie tegenkom, kan ik zo meezingen. Dokter Stas moet eens te meer van dat gezang genoten hebben want die woonde daaronder. Stas was al een stuk ouder, veronderstelt Hilly. Hij heeft zich minstens één keer nogal opgewonden, namelijk toen de hond van de Bodewessen het poesje van dokter Stas te grazen nam, met fatale afloop. Om dat dit drama zich in de tuin van de Bodewessen afspeelde en de hond derhalve op zijn eigen territor was en het poesje vreemdging, wilde vader Bodewes niet horen van dokter Stas’ boze verwijten over het agressieve optreden van de hond.
Koekjes bij Van der Lippe en veel pindakaas bij de dames Boxman, net om de hoek in de Hertenstraat. Pindakaas was toen net in de mode en de familie Bodewes joeg er per dag een hele pot door.
De familie Klinkert, van de verffabriek. Hij was een heel aardige man, maar zij was een Duitse. Met die familie hadden we eigenlijk geen contact. Hij was een aardige man, maar zij een stuk stroever en dat werkte belemmerend.. Vader Bodewes was en bleef bovendien sterk geörienteerd op Hasselt waar de scheepswerf was waar hij aan het roer stond. Hier in Zwolle waren Hilly’s ouders vooral bevriend met de hotelfamilie Wientjes, praktisch om de hoek, de familie Reijnen (de mannen kenden elkaar van de kostschool)  en de Smitten van de Opel-garage. 
De dames Van der Moolen waren ook toen al eerbiedwaardige dametjes.
Mevrouw Pas lijkt de verbindende schakel met het verhaal van Hans Hugen. Hilly herinnert zich de schok van het plotse overlijden van  de heer Pas, september 1943. Dat bericht bracht de oudste dochter met de paniek in haar ogen. Suze Pas, bruidsmeisje bij het huwelijk van de Hugens, is net iets ouder dan Hilly. Had mevrouw pas ook een dochter Agnes die trouwde en naar Brabant vertrok? Hans Hugen vermeldt niet zo een dochter niet. De dood van een zoontje in de familie Pas evenmin. Maar in zoverre kan het dan wel weer kloppen dat op de steen van het familiegraf van de familie H.B. Pas een dochtertje Geeske wordt vermeld die twee-en-een-half  jaar geworden is (1935-1938).
 Vader Bodewes liet zijn pakken maken door de vader van Hans Hugen in de Walstraat. Ja, dat was een vooraanstaande kleermaker.
'Adam heeft pukkeltjes op z’n buik', was een spotlied dat de kinderen Bodewes zongen aan het adres van een zekere Adam die in de buurt woonde. Vooral als hij langsliep. Maar wel vanaf de veilige schommel op zolder.  Jammer, nadere details kan Hilly niet meer bovenbrerngen over deze Adam. Wel dat hij getrouwd was en een vrouw had.
Brengt ons op het openlucht zwembad. Nou, daar had de familie een abonnement en was daar zeer regelmatig te vinden. Hele dagen zaten ze in het zwembad. Heerlijk. Alle kinderen haalden daar hun diplomas. Zoals voor zoveel Zwollenaren was het Engelse werk de logische bestemming voor de zondagse fietstocht.
Van de oorlog herinnert Hilly zich niet veel. Niet van canadezen die in de straat bivakkeerden en niet van de weggevoerde Joden. Eén vage herinnering: een meisje met een grote gele ster op uit de Oosterlaan nam een soort afscheid van de kinderen waarmee zij speelde met de aankondiging dat zij “vanmiddag op reis gingen”. Hanna Anholt? Maar die was toen nog geen zes. Wel net zo oud als Hilly's jongste zus Jo-Wil.
Hilly Bodewes beleefde de tijd in de Venestraat als een mooie, speelse  tijd ondanks dat het daar middenin vijf jaar oorlog was. dat moet een groot compliment aan haar ouders zijn die zelfs een gevoelig en intelligent kind als Hilly konden beschermen tegen angst en honger.


vrijdag 14 maart 2014

HANS HUGEN van nr. 10 zoon van een kleermaker en een wijkverpleegkundige

De Venestraat in het verhaal van de familie Hugen op nummer 10.

Midden in de oorlog wordt Hans geboren, augustus 1943. Hans Hugen de oudste zoon van de familie Hugen. Hans had één ouder zusje, Thea, en een jongere broer Koos. De drie kinderen zijn in de Venestraat geboren, waar vader en moeder Hugen zijn gaan wonen bij hun trouwen, in 1941. Zij zijn laat getrouwd en kregen hun kinderen toen zij zelf begin veertig waren. 

























De heer Hugen was een zeer gewaardeerd kleermaker, die niet alleen andermans ontwerpen realiseerde maar liever ook zelf ontwierp. Samen met zijn broer had hij een atelier in de Walstraat, nummer 60, waar grootvader Hugen ook reeds kleermaker was. De Gebroeders Hugen hadden hun opleiding genoten in Parijs en Londen en daarvan werd in hun briefhoofd melding gemaakt.
Toen de Hugens naar de Walstraat 26 verhuisden, woonde daar ook grootmoeder Hugen en de broer-compagnon Hugen.
Die verhuizing was ingegeven door de zorg over Hans' gezondheid. Op Venestraat nummer 10 stond er vrijwel steeds water in de kelder. Er was namelijk achter het souterrain, waar de keuken was en gegeten werd, nog een kelder waarvoor je een paar treden af moest. Daardoor heerste er in het huis een permanente vochtigheid waardoor Hans veel last had van benauwd.  Een half jaar lang moest hij in de gezonde lucht van Egmond aan Zee, naar een kinderkolonie: aansterken bij Sint Joseph. Bij de nonnen. Hij zat in derde klas en is dat half jaar niet één keer thuis geweest. Zijn ouders zijn hem "zo nu en dan eens" komen opzoeken. Nee, dat was geen pretje, verschrikkelijk was het: die heimwee. En toen hij terugkwam was de grootste teleurstelling dat hij naar de tweede klas werd teruggezet en bovendien kwam de astmatische aandoening ook weer terug. En toen op deze manier duidelijk werd dat hij last had van de vochtigheid in dat huis, is de familie verhuisd naar de Walstraat. Eerst naar nummer 60 en later naar het royalere pand op nummer 26.










Thea, Hans en moeder Hugen in de Venestraat

Op alle foto’s van de heer Hugen in het familiealbum van Hans springt direct zijn klasse in het oog. Hij was niet alleen een knappe man, met een prettige rustige oogopslag, maar zijn ‘aankleding’ maakte als het ware reclame voor de kwalitatief hoogwaardige zaak.
Ook de foto van de beide broers op ski’s in Zwitserland, begin jaren dertig, waarheen zij waren gereden op een Harley Davidson illustreert hun succes.
Mevrouw Hugen was ook een bekende Zwollenaar en werd gewaardeerd als zuster Boensma, wijkverpleegkundige en tevens vroedvrouw. Overigens is die na haar trouwen een winkel in lingerie en foundation begonnen, in de Luttekestraat, nummer 9: Maison Renomme, van 1957 tot 1965. Daar zit nu modemagazijn Eva. Hans heeft daar nog met zijn familie gewoond, komende uit de Walstraat en vóór hij op z’n 21 op kamers ging omdat zijn moeder, weduwe geworden, naar Haarlem verhuisde.
Op de trouwfoto van Hans' ouders zijn de heer en mevrouw Pas te zien, met hun dochter Suze als bruidsmeisje te zien. De familie Pas woonde op nummer 12a, met nog twee dochters. Marijke was de middelste en bracht de kleine Hans naar de kleuterschool en later  de Aloysiusschool. Willeke was de jongste. De vriendschap van deze twee families zal  van vóór de Venestraat dateren. 




De heer Hugen is 67 geworden, geboren in 1898. Hans was dus 21 toen hij kwam te overlijden, in 1965.
Hans’ moeder was 96 toen zij stierf, in het Zonnehuis in Zwolle, maar Hans kan het geen ‘gezegende’ leeftijd noemen omdat zij een jaar of vijf aan Alzheimer heeft geleden en hem tenslotte niet meer herkende.

Toen in 1957 de verhuizing naar de Luttekestraat in volle gang was, leuk detail, heeft hij gelogeerd in het huis waar wij nu zitten te praten, bij de heer Dijkstra en tante Roelfje, Venestraat 14. Hans heeft nog een duidelijk beeld hoe het er hier toen uitzag: vóór de praathoek met stoelen in de rondte, de schuifdeuren, in het midden de eetkamer en dan achter, aan de tuinkant, ook weer met deuren, de serre. Via een houten trap kwam je dan in de tuin, met links twee schuurtjes en daarachter of daarnaast een prachtig kippenhok.
En de goede betrekkingen met de Dijkstra’s bleken nog eens toen de heer Dijkstra naar de huwelijksreceptie van Hans in 1968 kwam.  

Jochie van vijf
Tot de mooie jeugdherinneringen behoort het kijken op het station naar de machtige stoomlocomotieven. Hij kreeg een dubbeltje voor een perronkaartje en kon dan eindeloos blijven kijken op het station naar vrolijke mensen en machtige machines. Stoom was niet vies, zegt Hans, maar zat er dan geen roet in de lucht; er werden toch kolen gestookt om de ketel op stoom te houden? Maar je hoorde de bewoners van de Venestraat in elk geval niet klagen over rook, stoom of roet van het station. De activiteiten van het station waren toch onvermijdelijk.
Trouwens de fabriek van Klinkert heeft ook geen sporen nagelaten in de memorie van Hans, en dus ook niet van luchtverontreinigende hinder van de bedrijfsactiviteiten.
Het was een soort magisch moment als in de voorbereiding van de jaarlijkse veertiendaagse vakantie naar Schoorl de fietsen naar het station gebracht werden door Hans met zijn vader, om te worden verstuurd. Op een groot karton stonden afzender en bestemming. De familie Hugen had het duidelijk goed.
Ja, er werd uitbundig gespeeld op straat. Maar het vijfjarige jochie was verlegen en durfde zich niet spontaan in te voegen. Tot er een meisje kwam vragen of hij met haar wilde spelen toen hij op de treden van zijn portiek zat toe te kijken. Tja, wie zou dat geweest kunnen zijn. En met een mooie glimlach bekent Hans dat hij er nog steeds blij van wordt als hij aan haar en haar uitnodiging denkt. En ja, hij is gaan met haar gaan spelen.

De buurt
Boven woonde de Deimannen, toen nog in de fase van de oude mevrouw Deiman met haar kostgangers had. Het gezin met jonge kinderen heeft Hans niet meegemaakt. Hoewel, - hij ziet de heer Deiman voor zich in het uniform van een PTT postbesteller. Dan brengt hij tante Thiebout, buurvrouw op nummer 8, ter sprake en ook die heeft nog steeds een bijzonder warm plekje. Zij werd kennelijk vertederd door de kleine Thea, want zij vroeg de peuter binnen om een kopje thee te drinken.  
Frans Willigenburg, van de overkant, was een paar jaar jonger, maar van zijn ouders heeft Hans nog wel een beeld. Ook weer heel aardige mensen. De heer Willigenburg was aanvankelijk vertegenwoordiger en later examinator rijexamens. Een gekende figuur in de straat was ook Ronteltap, leraar smid aan de ambachtsschool. Met een zoon zat Hans op de Aloysiusschool, maar bevriend waren zij niet zo. Groenteboer Bolleman, die dagelijks enkele klanten in de straat bediende, had een hondenkar. Heel zielig, vonden de meeste kinderen in de straat die trekhond.
De familie Vahrmeijer trekt in 1953 in het dan door de Hugens verlaten pand. Hoe weet Hans nu nog dat die Vahrmeijer een verfgroothandel aan de Koestraat heeft? Nu, eenvoudig omdat hij de heer Vahrmeijer halverwege de jaren zestig  weer tegenkomt in de Prins Hendrikstraat. Deze woont samen met mevrouw Boele en verhuurt kamers verhuurt, aan Hans.
De selectiviteit van een toch goed geheugen als dat van Hans is des te opmerkelijker als je bedenkt wat er niet is opgeslagen: de buren aan de andere kant, Van de Waart, (“was dat niet een lange man?”), de banketbakker van der Lippe en kapsalon Rie de Wilde (“ja vaag”).

Thea
Hans vraagt zich regelmatig af wat er van Thea zou zijn geworden en hoe zij er in de loop van de tijd uitgezien zou hebben als zij niet in haar peutertijd gestorven zou zijn aan een hersentumor; zij was nog slechts 2½. Wat een mooi kind was het als je zo naar haar foto kijkt. 
Op 9 februari 1945  moeten vader en moeder in allerijl naar het ziekenhuis vanwege de doodzieke Thea. Zij wordt geopereerd. Haar schedel wordt gelicht om de tumor te verwijderen, maar de operatie mislukt en zij sterft. In de verwarring blijft Hans in de box voor het raam alleen achter. Er is iets aan de hand op het Stationsplein. De Duitsers, het was februari 1945? Een vliegtuigaanval? Paniek? Wat deed het ertoe? Toch hoort dat bij deze ‘herinnering’, het verhaal zoals zijn moeder het hem later heeft verteld. Iemand van de Oosterlaan heeft de kleine Hans uit huis, uit de box gehaald en meegenomen. De man van dat gezin deed iets in gokautomaten. Punt. 
Maar als het gaat om iemand die in gokautomaten deed, was dat dan niet de heer Sleeuw, uit de Venestraat?  Die hadden een half jaar eerder een kind gekregen, Henk, en waren de naaste buren in die tijd, op nr. 12. De familie Pas woonde daarboven. De heer Sleeuw was waarschijnlijk een zzp’er en adverteerde als de Automaten Centrale en verbouwde grammofoons om er een platenwisselaar aan te koppelen. Tien tegen één dat hij ook als monteur die gokautomaten te lijf ging. Zou betekenen dat het niet iemand van de Oosterlaan was, maar de buurman uit de Venestraat, wel zo logisch. Er gaat niet meer dan een petieterig lichtje branden (“jah”), maar het lijkt Hans al met al wel zo waarschijnlijk. Thea is altijd Hans' kleine zusje gebleven.
Trouwens, de Sleeuwen hebben er niet lang gewoond, namen een hotel over in Coevorden en doopten dat Sleeuwerick. Zij maakten plaats voor Van de Waart, een opzichter somehow.

Oorlog
Hans heeft nooit geweten dat er Joden in de straat woonden en is ontsteld als hij hoort dat er 14 Joodse medebewoners nooit meer teruggekomen zijn, vermoord. En zijn vader was echt wel anti-Duits en lag onder vloer als er een razzia of zo dreigde om arbeidskrachten op te pakken voor de Arbeitseinsatz. Toch wordt hij opgepakt, op straat, en dan gaat mevrouw Hugen met een Ausweis waarop zijn geboortedatum is vervalst, naar de Duitsers om haar man vrij te krijgen. En dat is gelukt. 
Toch heeft Hans nooit een woord gehoord over de verdwijning van de Joden uit de Venestraat. Wat zegt deze zwijgzaamheid? Verdringing van de pijnlijke onmacht, vermengd met de blijdschap als de oorlog voorbij is, wellicht. 

Op een goed moment, Hans’vader was 67, en de familie woonde in de Luttekestraat, lieten de Hugens een bungelow bouwen in Ommen. Maar vader Hugen stierf plotseling en moeder Hugen wilde de bungelow niet meer en heeft de onafgebouwde bungelow verkocht, het huis en de winkel in de Luttekestraat verkocht en is naar Haarlem verhuisd. Hans is toen op kamers gaan wonen. Niet in de Venestraat.
Meer dan 30 jaar was Hans  P en O-functionaris belast met de salarisadministratie bij de regio IJssel-Vecht, woont nog steeds in Zwolle en geniet van het leven.
.




   



















  

maandag 10 maart 2014

BROEKMAN-HIBBEL BRIDGE DRIVE

Zondag 9 maart.



Het is al tegen zessen als de voorzitter van de Stichting Stolpersteine Zwolle, Jaap Hagendoorn, het woord krijgt van Gijs de Koning Gans, één van de drie organisatoren van de Broekman Hibbel Bridge Drive.
De strijd van 22 paren is dan gestreden. Aan Hagendoorn de eer de Broekman-Hibbel bokalen uit te reiken aan de winnaars.



De naamgevers van deze bekers waren eind jaren dertig, begin jaren veertig succesvolle bridgers uit de Venestraat, elkaars overburen. Mevrouw Hibbel en mevrouw Broekman vormde een paar en de heer Broekman vormde met de heer Hibbel eveneens een koppel. Beide paren onderscheidden zich onder andere bij de AVRO-bridgedrives die in Hotel Gijtenbeek, hier praktisch om de hoek, gehouden werden.
Maar de familie Broekman was Joods en werd slachtoffer van de Holocaust. Hoe sportuitslagen in een courant stilzwijgend het noodlot en de schrijnende leegte die dan overblijft, kunnen uitdrukken wordt flagrant duidelijk in het volgende krantenbericht waarin de heer en mevrouw Hibbel, nu samen een paar vormend,  als prijswinnaars vermeld worden. Dan zijn hun partners Broekman al vermoord, weten wij nu.


Annie en Henk Batterink wonnen de ene beker 

In de Venestraat zullen voor de Broekmans en de andere Holocaustslachtoffers veertien Stolpersteine worden gelegd te hunner gedachtenis. Het Denksportcentrum Zwolle, centraal in de Venestraat, heeft deze bridgedrive georganiseerd om geld in te zamelen voor het leggen van de Stolpersteine.
Jan ten Berge, ook Venestraat, heeft aan deze gebeurtenis een extra dimensie toegevoegd met een keur aan samen met Wim Brink eigengemaakte snacks en hapjes. Buiten lokte de eerste lentedag maar binnen heerste de aantrekkelijke sfeer van een gezellige competitie.


Anita van Dalen en Gerda Meijer wonnen de andere beker

Alle betrokkenen waren het erover eens dat het een geslaagde evenement was waarvan het doel en de opbrengst door Jaap Hagendoorn bij de prijsuitreiking nog eens uitdrukkelijk  werd toegelicht. De kern van het Stolpersteine project is de gedachte dat de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog  met de grote getallen van 6 miljoen vermoorde medeburgers en ook met het Zwolse aantal van 450 een abstract verhaal blijft dat zoveel concreter wordt als ieder van hen met zijn eigen naam op ons pad komt, als struikelsteen in het trottoir voor het huis van waaruit hij is weggevoerd om vermoord te worden.
Dat de door Anita van Dalen (met haar partner) gewonnen beker in de straat blijft, is een uiterst bevredigend resultaat.
De doelstelling om langs deze weg twee Stolpersteine te kunnen betalen, is gehaald.
Anita,  Gijs en Fred (den Hoed) samen de beheerders van het Denksportcentrum en de organisatoren van van deze bridgedrive, hardstikke bedankt! En dat geldt zeker ook de Hap-en-Snack-ploeg!