dinsdag 18 maart 2014

AAN HET ROER IN HASSELT, ALLE HENS AAN DEK IN DE VENESTRAAT

Het verhaal van mevrouw Wegman-Bodewes, maar vandaag Hilly Bodewes.

Mevrouw Wegman-Bodewes is nogal gevallen, een blauw oog en een bijna zwarte arm getuigen van de smak. Zij wil ook eigenlijk niet op de foto want “zie er niet uit”.
’N klagerig type is mevrouw zeker niet. Ik bekijk alvast de foto’s die in groepjes door de kamer staan. De familie Wegman-Bodewes telt vier dochters, waarvan een tweeling, en een stel kleinkinderen; allen worden met gepaste trots fotografisch aan mij voorgesteld.
Ondanks de val en het nog niet zeer lang geleden verlies van haar man, luitenant-kolonel b.d. van de artillerie, oogt mevrouw die ik in het kader van dit relaas Hilly (1927) zal noemen, monter en vitaal. Het zal in de geest van de clan van de Bodewessen zijn, de wijd vertakte familie van scheepsbouwers waarvan de bakermat Martenshoek is, aan het oude Winschoterdiep.

De familie is in 1937 vanuit Hasselt naar de Venestraat gekomen: met vijf dochters en één zoon.
Vader Bodewes reed per auto naar Hasselt en weer terug. Een Ford. Het was de enige auto in de straat. Of misschien ook de Klinkerts. Enfin, toen de auto in de oorlog ingeleverd moest worden, ging vader met de bus naar de werf in Hasselt. En toen de bussen niet meer reden zijn we met z’n allen –aan het eind van de oorlog- weer tijdelijk terug naar Hasselt gegaan.

Eens in de veertien dagen reed vader Bodewes naar Martenshoek. Hij was aanvankelijk een soort filiaalhouder en moest eens in de veertien dagen per automobiel verantwoording afleggen aan de hoofddirectie in Martenshoek. Hilly herinnert zich dat haar vader regelmatig terugkwam met het verhaal dat hij onderweg weer iemand het kanaal in had zien rijden. Rijlessen en rijbewijzen moesten nog worden uitgevonden.
Vanuit de Venestraat is de familie later, in 1951, naar de Eekwal verhuisd en daar woont mevrouw Jeanet Bodewes-Kroese, schoonzusje van Hilly en de weduwe van Herman, nog steeds.
Weduwe, want Hilly's broer Herman (1928), die de scheepswerf in Hasselt van zijn en Hilly's vader had overgenomen, is jong overleden op z’n 70ste. Terugblikkend vertelt Hilly dat het niet van harte was dat Herman het roer op de werf overnam. Zijn hart lag ergens anders. Maar de familietraditie wilde het.

De nu bekende Nederlandse Thecla Bodewes, is Hermans dochter, zij nam de zaak na enige tijd over. Bij zijn leven heeft vader Herman zich daar aanvankelijk tegen verzet en stuurde haar naar Frankrijk. Maar Thecla had de scheepsbouw als vaste doel in haar hoofd en kwam na een jaar terug.
Sigrid Bodewes die ik ken van het kabinet van de Commissaris des Konings in het Provinciehuis, blijkt warempel ook een dochter van Herman, Thecla’s zusje.
Hilly kondigt een boek aan dat momenteel geschreven wordt over de 200-jarige geschiedenis van de scheepsbouw der Bodewessen in 2016, waarvan zij zelf een kleine eeuw van nabij heeft meebeleefd. 



Oudste zus Agaath (1925) heeft het ook niet gemakkelijk gehad. Zij verloor haar zoon die amper zijn vliegeniersopleiding in Eelde afgerond, dodelijk verongelukte, mogelijk door toedoen van wilde capriolen van zijn meevliegende schoonvader die gezagvoerder was bij de KLM en ook de dood vond.
Vóór haar trouwen was Agaath apothekersassistente, in Het Witte Kruis in de Diezerstraat, een oogverblindend Jugendstil-pand.
Hilly heeft haar gymnasiumdiploma gehaald aan de Veerallee, maar is niet gaan studeren.  Tandartsassistente is zij een aantal jaren vóór haar trouwen geweest. Daartussen werd Hilly –bizar- gestuurd naar de huishoudschool - met het pontje over naar de Emmastraat-  omdat haar vader in het geheel geen fiducie had in de huishoudelijke kwaliteiten van zijn dochter 'want je kunt nog geen aardappel koken'. “Ik heb er heel veel geleerd!”.  Juffrouw Wormgoor heeft Hilly het huishouden geleerd en zij is er oprecht dankbaar voor, maar verder was die school ver onder haar waardigheid. Dat je daar ook een soort management-applicatie kon doen, vergoedde iets. Een vriendin uit die tijd en van die school is bijvoorbeeld directrice van een bejaardenoord geworden.
Hilly noemt zichzelf een ‘echt vaderskind’,  stapel op haar vader. Een zeer royale man,  zonder uitgesproken liefhebberijen maar met veel aandacht voor zijn werk en zijn gezin, en actief in de Rooms-Katholieke kerk. Aan de sinterklaascadeautjes merkten de kinderen of het goed ging in de scheepsbouw of dat er magere jaren waren aangebroken.


Vader met z'n onafscheidelijke sigaretje en Hilly en Herman, die vader nadoen met hun handen tussen hun knieën, vier jaar voor de verhuizing naar Zwolle

In de Buitensociëteit heeft Hilly haar man leren kennen en na haar trouwen woonden zij in Assen schuin tegenover de artilleriekazerne.
Herman was de derde en is in zijn vaders voetsporen getreden en zwaaide tot zijn dood de scepter op de werf in Hasselt.  
De bezoeken over en weer van de familie Bodewes en de familie Smit (van de Opel-garage aan de Ceintuurbaan) leidde ertoe dat Bep Smit ‘onze Herman’ probeerde in te palmen, maar zijn grote liefde was Jeanet Kroese. Hij is ook met haar getrouwd, waarbij de barrière met het gereformeerdendom overwonnen moest worden, met de kracht van de liefde. Hilly laat in het midden of haar vader deze liaison heeft geaccepteerd. Haar moeder in elk geval wel.
Het vierde kind in de rij is Toos, die met Ben Röben is getrouwd. Dat is voor veel Zwollenaren bekende kost, want de uit Groningen afkomstige, ook stevig roomse Röbens hadden niet alleen een textielfabriek aan de Oosterlaan, overgenomen van de Zwolse textielfabrikant Bódewes (geen familie van de Bodéwessen uit de Venestraat), maar ook een grote winkel voor damesmode in de Diezerstraat. 
Die fabriek aan de Oosterlaan is tragisch genoeg ten prooi gevallen aan zielloze nieuwbouw voor Bartiméus die zich bekommert om blinden en slechtzienden.
Toos trof ook het gemelijke lot om naar de huishoudschool gestuurd te worden nadat zij de MULO had gedaan. Haar levenswerk was de zorg voor haar oudste kind, Wimke, die een ernstige verstandelijke handicap had. 
Jo-Wil heeft een opleiding gedaan in de sfeer van kinderverzorging, en woont in Nieuw-Zeeland. De jongste was Tobien. Zij werd onderwijzeres, tót haar trouwen.

Tobien met Hilly's dochter Saskia

Hilly is het meest benieuwd wat er van Elsje Hibbel is geworden en van Marietje Schaad.
Elsje is de eerste die Hilly te binnen schiet. Die had een vriend en dat was een bekende, goede voetballer, Piet Vogelzang, was. Dat vond ik wel interessant. Daar is zij ook mee getrouwd. Piet is later voetbaltrainer geworden, onder andere bij P.E.C.
Dan de familie Schaad, zowel Hans als zijn jongere zus Marietje Schaad, die bij Hilly op het gymnasium zat. Maria Aleida (1926) studeerde ook geneeskunde en trouwde met ene Verbrugge en zij werd huidarts in Enkhuizen.
Hewin Langemeijer, de buurjongen had een oogje op de oudste zus van Hilly, Agaath, een kunstzinnig meisje. Maar eigenlijk was Hilly weer een beetje verliefd op hém: was een héle leuke vent, hoor. Zij beschrijft de consternatie als Hewin Agaath van school komt halen.
Heins zusje Nini Langemeijer had zangles en zong altijd, ook toonladders en dan deed Hilly’s broer Herman dat heel goed maar plagerig na. Zij weet dat ook Nini Langemeijer  medicijnen gestudeerd heeft en ook met een arts getrouwd is. Haar heeft het wrede lot getroffen een dochtertje te verliezen.
Hewin Langemeijer heeft in Delft gestudeerd en in Zuid-Amerika gewerkt, graaft Hilly in haar geheugen. In 1951 is hij afgestudeerd als mijningenieur, zie ik in een oude krant, en hij heeft gepubliceerd in het  geologisch vaktijdschrift Grondboor en Hamer.
Hij klinkt oud en broos aan de telefoon vanuit zijn woonplaats Zutphen als ik bel om ook met hem te mogen spreken..
Hilly grinnikt bij de herinnering dat de heer Langemeijer  ruzie kreeg met de bisschop. Hilly’s vader schudde zijn hoofd toen die vernam dat de heer Langemeijer verstrekkende rigoreuze consequenties had verbonden aan de bonje: hij verliet de kerk. Maar de heer Langemeijer stond overigens te boek als een heel aardige, beschaafde man en zeker geen querulant.
Na Langemeijer die naar de Veerallee verhuist, wordt de opvolger van Langemeijer als hoofd-iungenieur directeur van Rijkswaterstaat de heer Kleinjan met vrouw en kinderen de nieuwe buren. Met een dochter zit Hilly op het gymnasium.
De buren aan de andere kant waren onder andere de meisjes van het Emma Meisjeshuis. Die zongen aldoor psalmen! En daardoor kent Hilly ook nog steeds heel wat van die psalmen. Als ik ‘Nederland zingt’ op de televisie tegenkom, kan ik zo meezingen. Dokter Stas moet eens te meer van dat gezang genoten hebben want die woonde daaronder. Stas was al een stuk ouder, veronderstelt Hilly. Hij heeft zich minstens één keer nogal opgewonden, namelijk toen de hond van de Bodewessen het poesje van dokter Stas te grazen nam, met fatale afloop. Om dat dit drama zich in de tuin van de Bodewessen afspeelde en de hond derhalve op zijn eigen territor was en het poesje vreemdging, wilde vader Bodewes niet horen van dokter Stas’ boze verwijten over het agressieve optreden van de hond.
Koekjes bij Van der Lippe en veel pindakaas bij de dames Boxman, net om de hoek in de Hertenstraat. Pindakaas was toen net in de mode en de familie Bodewes joeg er per dag een hele pot door.
De familie Klinkert, van de verffabriek. Hij was een heel aardige man, maar zij was een Duitse. Met die familie hadden we eigenlijk geen contact. Hij was een aardige man, maar zij een stuk stroever en dat werkte belemmerend.. Vader Bodewes was en bleef bovendien sterk geörienteerd op Hasselt waar de scheepswerf was waar hij aan het roer stond. Hier in Zwolle waren Hilly’s ouders vooral bevriend met de hotelfamilie Wientjes, praktisch om de hoek, de familie Reijnen (de mannen kenden elkaar van de kostschool)  en de Smitten van de Opel-garage. 
De dames Van der Moolen waren ook toen al eerbiedwaardige dametjes.
Mevrouw Pas lijkt de verbindende schakel met het verhaal van Hans Hugen. Hilly herinnert zich de schok van het plotse overlijden van  de heer Pas, september 1943. Dat bericht bracht de oudste dochter met de paniek in haar ogen. Suze Pas, bruidsmeisje bij het huwelijk van de Hugens, is net iets ouder dan Hilly. Had mevrouw pas ook een dochter Agnes die trouwde en naar Brabant vertrok? Hans Hugen vermeldt niet zo een dochter niet. De dood van een zoontje in de familie Pas evenmin. Maar in zoverre kan het dan wel weer kloppen dat op de steen van het familiegraf van de familie H.B. Pas een dochtertje Geeske wordt vermeld die twee-en-een-half  jaar geworden is (1935-1938).
 Vader Bodewes liet zijn pakken maken door de vader van Hans Hugen in de Walstraat. Ja, dat was een vooraanstaande kleermaker.
'Adam heeft pukkeltjes op z’n buik', was een spotlied dat de kinderen Bodewes zongen aan het adres van een zekere Adam die in de buurt woonde. Vooral als hij langsliep. Maar wel vanaf de veilige schommel op zolder.  Jammer, nadere details kan Hilly niet meer bovenbrerngen over deze Adam. Wel dat hij getrouwd was en een vrouw had.
Brengt ons op het openlucht zwembad. Nou, daar had de familie een abonnement en was daar zeer regelmatig te vinden. Hele dagen zaten ze in het zwembad. Heerlijk. Alle kinderen haalden daar hun diplomas. Zoals voor zoveel Zwollenaren was het Engelse werk de logische bestemming voor de zondagse fietstocht.
Van de oorlog herinnert Hilly zich niet veel. Niet van canadezen die in de straat bivakkeerden en niet van de weggevoerde Joden. Eén vage herinnering: een meisje met een grote gele ster op uit de Oosterlaan nam een soort afscheid van de kinderen waarmee zij speelde met de aankondiging dat zij “vanmiddag op reis gingen”. Hanna Anholt? Maar die was toen nog geen zes. Wel net zo oud als Hilly's jongste zus Jo-Wil.
Hilly Bodewes beleefde de tijd in de Venestraat als een mooie, speelse  tijd ondanks dat het daar middenin vijf jaar oorlog was. dat moet een groot compliment aan haar ouders zijn die zelfs een gevoelig en intelligent kind als Hilly konden beschermen tegen angst en honger.