Huize Eekhout: de heer Schaad aan het werk.
Met veel dank aan zijn dochter en kleindochter
J.H. Schaad, Venestraat 19 (en eerder Venestraat 8) is een enthousiast lid van de zeer actieve Koninklijke Natuurhistorische Vereniging, opgericht in 1901, de KNVV.
In 1913 wordt het meerdaagse Pinkstercongres in Zwolle gehouden en Schaad leidt het organisatiecomité.
Hij neemt ook twee artikelen voor zijn rekening in NATURA, het magazine van de vereniging, ter voorbereiding van het congres.
Dit is de eerste
J.
H. Schaad • Zwolle
Een
en ander over de ligging van Zwolle en haar
beteekenis
in de middeleeuwen.
De waterstaatkundige toestand van Salland in den tijd, dat Zwolle ontstond, verschilt
geheel en al met wat thans paradoxaal lijkt, het breede Zwarte
Water als voortzetting van eenige weteringen, waaronder er slechts één
is, die bij droge zomers voldoende water houdt.
Deze Sallandsche weteringen
stroomen eerst westwaarts, buigen plotseling scherp
noordwaarts, om tot één vereenigd en gekanaliseerd als Almelosche kanaal het
Zwarte Water te bereiken.
Aangenomen wordt, dat zij
in den benedenloop oude IJselbeddingen volgen, overgebleven geulen
van den eens zoo breeden IJsel. Op geringen afstand
van de meest oostelijke, de Nieuwe Wetering, vertoont het
terrein bij het station Laag-Zuthem een steilwand, de natuurlijke
grens van een rivierbed.
Ten westen van de stad ligt
een breede terreinstrook tot eenige . meters diepte uit klei,
waaronder veen, bestaande. In verband met wielen bij Oldeneel wijst
dit op een vroegere rivierafm, dïe ten W. van Zwolle naar het
Zwarte Water liep.
Ook ten oosten van de stad,
tusschen de hierna te noemen Oosterenk en de zandgrond
van de buurtschap Herfte, ligt een dikwijls drassig grasland,
overblijfsel van een verlaten rivier.
Van Baren construeerde een
vroegeren loop van de Vecht langs de Radewijkerbeek tot
bezuiden Eerde. Vandaar zuidwestwaarts langs "het zuiden van
Heino ligt over een groote uitgestrektheid beekklei, die zich langs de
Raalter Wetering voortzet. Langs dezen weg over een gedeelte van
de Nieuwe- en ten slotte van de Marswetering laat zich een tak van de
Vecht denken, die over het hierboven omschreven
drassige grasland en langs een bed, waarvan de Westerveldsche Aa een
overblijfsel is, in het Zwarte Water viel.
In de aldus, te
construeeren deltavlakte bleven deelen van het uit fijn zand bestaande
laagterras droog, o.a. de bouwlanden in de nabijheid der stad
aangeduid met de streeknamen: Oosterenk, Diezerenk, Lure en
Assendorp en het hoogste deel der oude stad: Sassenstraat, Groote Markt,
Voorstraai, Ossenmarkt, waar de
zandbodem tot het
straatniveau stijgt. Op deze vruchtbare zandgronden vestigden zich in de 4e en
5e eeuw onzer jaartelling Friezen, veehoudende landbouwers,
(schapenteelt). Groote deelen dier bouwakkers onmiddellijk om
de stad zijn in onze eeuw aan de stedelijke bebouwing ten
offer gevallen.
Verder afgelegene zijn,
toen bemaling den waterstand regelde, afgegraven en voor
ophooging van straten en bouwterrein naar Zwolle vervoerd.
Uit een botanisch oogpunt
is dit te betreuren. Een kwarteeuw geleden kon men aan den
rand der bebouwing, langs de akkers vaak een of andere
bijzonderheid ontdekken.
Na deze uiteenzetting volge
iets over het ontstaan der stad.
Na een kort intermezzo van
Saksische heerschappij, werden de Franken meester des lands;
zij dwongen in 809 de Friezen en Saksen het Christendom te
aanvaarden.
Al spoedig was ter plaatse van de tegenwoordige Groote Kerk of St. Michaëlskerk een
steenen kapel gebouwd. (1)
De landen kwamen als leen
onder het wereldlijk bestuur van den Bisschop van Utrecht in
1086.
Inmiddels had de bevolking
zich ook op den handel toegelegd, zij trokken zoowel naar
Zeeland en Vlaanderen als naar Duitschland.(2) Evenals de landelijke
bevolking had ook de Bisschop vaak twisten met de landedelen,
waarbij de bevolking hem steunde. (3) Als belooning verkreeg de
marke Zwolle van Bisschop Willebrand op 31 Augustus 1230
stadsrecht. (4) Een gedeelte van de marke werd van een omwalling
voorzien en zoo groot was de toevloed van bewoners, dat nog in
dezelfde eeuw de grens verlegd moest worden.
In den waterstaatkundigen
toestand begonnen toen groote veranderingen op te treden. Stormen
vergrootten het meer Flevo en sloegen gaten in de eertijds
bijna aangesloten duinenreeks. Door opstuwing ontstond voor de
landen waterbezwaar en gelijk overal elders in onze lage landen
kwam men tot aanleg van dijken.
De landdag van Salland
hield zich op de Claringe, d.i. zitting in. 1308 op den Spoolderberg
bij Zwolle met het dijkwezen bezig en nog hetzelfde jaar gaf
Bisschop Guy den dijkbrief voor den Sallandschen dijk. Het neerleggen
van rivierzand voor de monding der beschreven
nevenrivieren — gelijk ook thans nog voor
die van de Vecht — had de
verbinding met de rivier al ten deele verbroken; de dijkaanleg
sneed die geheel af en zoo ontstond de toestand van thans.
Zwolle lag zeer gunstig op
den handelsweg van Bentheim met het westen. Nabij
Zwolle-lagen 2 van nature geschapen overgangen van den IJsel. De hooge
ruggen bij Oldeneel tegenover Hattem, vanwaar in Z.W.
richting de Hessenweg naar Elburg voerde, en bij Zalk. (5)
Zuidelijker dan Zwolle was de tocht moeilijker,
door de vele rivierarmen
die doorwaad moesten worden, terwijl over den IJsel een
onbewoonde zandige vlakte werd bereikt, ook weer doorsneden door
waterloopen. Noordelijker stuitte men op veenen en moerassen.
De stad bleef zich
uitbreiden; in 1384- werd de marke Dieze ten N. van de Aa gelegen,
bij de stadsvrijheid gevoegd, waardoor naar die zijde de grens
verlegd kon worden. Hiertoe werd de Kleine Aa gegraven. De
thans aangebroken 15e eeuw zou de bloeiperiode der stad
worden, gekenmerkt'door het oprichten van
groote gebouwen. (6) Door aankoop in 1443 kreeg de stad een eigen veer, het Katerveer,
over de rivier.
Het geestelijk leven
maakte, een groote ontwikkeling mede. (7) De welvaart nam toe. De
drosten van Salland, Vollenhove en IJselmuiden hadden vaak hun
woning in de stad. (8)
Nog eenmaal zou de stad
voor haar toenemende bevolking genoodzaakt zijn haar ommuring te
verleggen. Toen werd de gracht gegraven die thans'
Thorbeckegracht heet, maar de handel verlegde zich, de oorlog
met Spanje begon, met de bloei was het gedaan.
De uitleg van 1577 tot 1606
geschiedde uit een oogpunt van landsverdediging en met
hulp van de Generaliteit. De stad kreeg toen de zware aarden wallen
met bastions volgens de bevestigingswijze van Maurits' veldheer
Coéhoorn en van den vorm, die in de stadsgrachten bewaard is
gebleven. Hiermede is dan de Nieuwe
Geschiedenis aangebroken.
Aangestipt zij nog, dat 31
Maart 1528 de band met den bisschop van Utrecht verbroken werd
en Toutenburg als leenman van Karel V erkend, dat op
het einde der 18e eeuw Zwolle tot open plaats werd verklaard,
zoodat de vestingwerken geslecht konden worden, en ten
slotte, dat in 1819 door de Willemsvaart een rechtstreeksche
verbinding met den IJsel tot stand kwam.
AANTEEKENINGEN.
(1) Bekend is,- dat bij
brief van 7 Dec. 1040 van bisschop Bernulf, de inkomsten er van werden toegewezen
aari het Kapittel van de St. Lebuïnus van Deventer.
(2) In 1150 trof men hen aan
op het Zwin; in 1220 beklaagden zij zich over de hooge tollen door de-
Gelderschen te Lobith geheven.
(3) In 1223 slag bij Herculo
tegen de heeren van Voorst en van Buckhorst; 1227 slag' in de venen bij
Ane tegen Rudolf van. Coevorden, waarbij bisschop Otto III sneuvelt. Materieele hulp bij het
opbouwen van het kasteel de Hardenborgh, als steunpunt tegen invallen der
Drenthen.
(4) In 1930 feestelijk
herdacht. Gedenksteen in de Sassenpoort. Het carillon " in den toren.
(5)1 Deze waren onderscheidenlijk eigendom.van den baron van
Oldenneel en die van den Buckhorst.
(6) 1406—1464 St.
Michaelskerk en toren ter plaatse van de kapel van dien naam; 1448—1450 het Stadhuis
met toren en wijnhuis; 1463—1543 L. Vrouwekerk ter plaatse, waar
reeds in 1395 een kapel was verrezen.
(7) De school van Cele,
waaraan het stedelijk Gymnasium Celeanum, zijn naam ontleent. 1465 vestiging van de "nye broeders van de predickereorden buten Stihtespoerte bynnen stat vryhede"
anders gezegd de Dominicanen of Predikheeren.
(8) Het gebouw op de
Melkmarkt, waarin het museum van de Ver. tot beoef. van Overijselsch Regt en
Geschiedenis, was eertijds de woning van den drost Engelbert van Ensse.
Voor dit artikel is geput
uit:
A. A". BEEKMAN..
Nederland als polderland.
W. R. ELBERTS. Historische
wandelingen in en om Zwolle..
E. SOL. De stad Zwolle.
F. A. HOEFER. Verslagen en
Mededeelingen der Ver. tot beoefening van Overijselsch Regt en Geschiedenis