zondag 23 december 2012



VENESTRAAT 16
RUDELSHEIM, moeder en zoon


Bezig met de doopceel van Drenth, viel mij in dat ook mevrouw (weduwe) Rüdelsheim-Leezer sigarenhandelaarster was. Ik moet nog eens trachten na te gaan waar zij haar zaak had.
Met haar zoon woonde zij ná het vertrek van garnizoenscommandant Joosten op nummer 16 in de Venestraat. Dat was dus vóór de oorlog. 'Drenth' was in de jaren 50.  
Mevrouw Rüdelsheim inwonende zoon zal een flink deel van de kost verdiend hebben. Hij was hoofdcommies bij de Raad van de Arbeid en dat was in die dagen geen kattepis. Amibiteus en met een verreikende politieke belangstelling.
Deze inwonende zoon is in 1933 verhuisd naar de Oranje Nassaulaan. Nogal wat Venestraters verkasten naar de Veerallee naarmate zij een hogere tree van de maatschappelijke lader bereikten. 
En dat deed J.M. Rudelsheim zeker. Hij had zitting in het hoofdbestuur van de voorloper van de VVD, de Vrijzinnige Democratische Bond (van Oud), was lid van de gemeenteraad en werd daarnaast gekozen in Provinciale Staten van Overijssel. Na de oorlog werd hij lid van de Partij van de Arbeid, zoals vele Vrijzinnig Democraten bij de opheffing van hun bond. 
Tezelfdertijd werd hij gekandideerd voor de Tweede Kamerverkiezingen. Bij mijn weten heeft hij daarin geen zitting gehad. Het zou ook wel veel van het goede zijn geweest. Hij is in het harnas gestorven, onverwacht, terwijl hij in functie was als lid van het College van Gedeputeerde Staten van Overijssel, 63 jaar nog slechts.
Het Provinciehuis stond in de Diezerstraat en dat is nu de Openbare Bibliotheek. Omdat het altijd leuk is de eindjes aan elkaar te knopen vertel ik erbij dat ik als lid van het bestuur van de bibliotheek vergaderd heb in dezelfde vergaderkamer als Rudelsheim indertijd.
Een zeer actieve man, na een veelbewogen leven. Zijn joodse moeder, mevrouw Rudelsheim, is op 10 april 1940 overleden en heeft daardoor de verschrikking van de oorlog voor in het bijzonder de Joodse families niet hoeven meemaken. Haar zonen hebben de oorlog overleefd door onder te duiken, vanuit de Oranje Nassaulaan. J.M. was toen al getrouwd met G.W.G. Hamer. Zij schenkt zijn boeken na zijn overlijden aan het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis.
Het instituut maakt  afzonderlijk melding van de ontvangst van een manuscript van Rudelsheims hand: 'De reorganisatie van de sociale verzekering', typoscript, c. 1940.
Ik ga er tenminste van uit dat het een tekst is van zijn eigen hand. Hij werkte daar en waarom zou hij anders een tekst (van een ander) aan dit gerenommeerde instituut willen sturen.
Later, na de oorlog, heeft hij nog een paar maal de publiciteit gehaald met teksten onder zijn eigen naam als  Nieuwe oeververbindingen in Zwolle, uitgegeven door de Commissie Verkeer van de Zwolsche Gemeenschap, 1946, 9 pagina's, en Overijssel als toeristenland: beschouwingen, wensen, plannen, uitgegeven door de V.V.V. Overijssel, 1955, 32 pagina's. 

Hier als kandidaat voor de Vrijzinnig Democratische Bond (onder leiding van Oud in het midden) staat zijn portretje onderaan, tweede van links.

Hij stierf 20 maart 1958.

In de verslagen van de gemeenteraad en provinciale staten (in 1940 en 1941) staat de joodse Rudelsheim schrijnend gemeld als afwezig, hoezeer hij toen ook in leven was tegen de uitdrukkelijk wens van de Duitse bezetter. Ook de afwezige Troostwijk was van een joodse familie.
.

Rudelsheim was in het college van gedeputeerde Staten van Ocverijsel berlast met Financien, dat wil zeggen niet alleen de provinciale financën maar ook met het toezicht op de gemeente-financien. De gemeentelijke begrotingen en ook de begrotingen van de waterschappen waren toen nog onderworpen aan het toezicht van de provincie in casu gedeputeerde staten. Tegenwoordig doen de gemeenten het liefst of de provincie helemaal niet bestaat of alleen als subsidiënt, toen konden de gemeenten echt niet om de provincie heen, getuige ook deze (toegegeven: wel erg oubollige) anecdote uit het boek De lakens uitdelen in Overijssel. Over burgers en bestuurders (1987) waarin Rudelsheim zich laat gelden: