Op deze foto staan 13 kinderen. Maria, het negende kind, is maar drie maanden oud geworden. Eduard, de vierde telg, verdronk toen hij zes jaar was.
Het copyright voor deze foto berust bij André Ronteltap. Een aantal onderstaande foto's komt ook uit zijn verzameling en een ander deel is overgenomen uit het album van Ursmar Ronteltap.
Met dank!
Ursmar Ronteltap is de jongste van het grootste gezin dat
ooit in de Venestraat woonde. Zij waren
met z’n vijftienen in dit streng katholieke gezin: de ouders Henk en Anna, zes dochters, zes zonen én Ursmar. Al is het nu al bijna een mensenleven lang geleden, het huis aan de Venestraat, nr. 23, staat Ursmar helder voor ogen. Hij woonde er acht jaar: van 1949 - 1957, van zijn tweede tot zijn tiende.
Ursmar is alweer een poosje met pensioen en nu hij de camper ingeruild heeft voor een middenklasser heeft hij tijd genoeg voor zijn Märklin-treinen. Op deze foto en op dit station vervult hij overigens een gastrol want zijn eigen emplacement is vooral een technisch hoogstandje en daaraan ontbreken huisjes en boompjes. Met die technische insteek drukt hij alsnog de sporen van zijn vader en broers die (bijna) allen vooral technisch geïnteresseerd waren én technisch waren geschoold en in technische beroepen werkzaam. Ursmar droomde er ooit van bouwkundige te worden. Zijn vriend Flip Holvast (van nr. 9a) is architect geworden, Ursmar werd chef-kok.
De pater familias, Henk Ronteltap (1903 - 1964) was carosseriebouwer. André
(1944), de op één (Ursmar) na jongste zoon, vertelt dat zijn vader werkte voor B.T. van Rijswijk, een bedrijf in
Voorburg dat een aantal chassis had verworven uit de failliete boedel van de befaamde
autofabriek Spijker. De herinnering aan dit bedrijf wordt in leven gehouden met
een prachtige geïllustreerde website (carrosseriebouwers B.T. van Rijswijk, Voorburg) Wij kijken naar het prachtige koetswerk in de wetenschap dat tot 1932 Henk
Ronteltap de hand heeft gehad in een aantal van deze prachtstukken.
In Voorburg zijn de eerste zes kinderen geboren, waarvan er
vijf zijn overleden: Agaath (1926 – 1972), Jo (1927 – 2006), Kees (1928 – 1997),
Nico (1930 – 1993) , Eduard (1931 – 1938). Lies (1932) woont momenteel in een verpleeghuis.
Of de oudsten ook metterdaad tot het gezin behoorden toen de
familie in de Venestraat woonde, lijkt me niet.
Jo is kloosterling geworden en had de naam zuster Ursmar aangenomen. Zij was de meter van haar jongste broer Ursmar. Jo is verzocht het klooster te verlaten wegens onverenigbare meningsverschillen. Aan een dergelijke verzoek kun je niet geen gevolg geven.
Kees heeft na zijn huwelijk met Rie bij zijn ouders ingewoond en had een deel van de eerste verdieping tot zijn beschikking. Hij was een zeer kundig technicus. Hij was meester stempelmaker, bij Philips, met zeer veel inzicht hoe bewerkingsmethoden beter en sneller konden. Kees'collega's namen hem niet in dank af dat zijn vindingen ertoe leidden dat de beschikbare tijd om een product te maken door Philips steeds verder werd verkort.
Jo is kloosterling geworden en had de naam zuster Ursmar aangenomen. Zij was de meter van haar jongste broer Ursmar. Jo is verzocht het klooster te verlaten wegens onverenigbare meningsverschillen. Aan een dergelijke verzoek kun je niet geen gevolg geven.
Kees heeft na zijn huwelijk met Rie bij zijn ouders ingewoond en had een deel van de eerste verdieping tot zijn beschikking. Hij was een zeer kundig technicus. Hij was meester stempelmaker, bij Philips, met zeer veel inzicht hoe bewerkingsmethoden beter en sneller konden. Kees'collega's namen hem niet in dank af dat zijn vindingen ertoe leidden dat de beschikbare tijd om een product te maken door Philips steeds verder werd verkort.
Nico is overleden in de Verenigde Staten waarheen hij
geëmigreerd was nadat hij zijn kloosterbroeders vaarwel had gezegd. Hij trouwde
met een veel jongere vrouw en verdiende de kost in een technisch bedrijf.
De beeltenis van Eduard heeft altijd in een prominente plek
gehad aan de wand in huize Ronteltap. Hij verdronk op zesjarige leeftijd in een
vijver in Amstelveen. Maar Theresia, André en Ursmar herinneren zich niet dat
er ooit nog door hun ouders een woord over hem is gesproken noch over Marietje
die slechts drie maanden oud geworden is en van wie André de enig bestaande zwaar beschadigde foto heeft opgewerkt tot een aanvaardbaar beeld. Theresia heeft haar moeder veel later nog eens
horen zeggen dat zij toen twee dagen heeft gehuild maar toen besloot dat zij
verder moest.
Het gezin is in 1932 van Voorburg naar Heerlen
verhuisd. Vader Henk werd daar leraar lassen, vuur- en plaatwerken aan de ambachtsschool. Rechardus (1933),
Thomas (1934) en Marietje (1936 - 1936) zijn daar geboren. Thomas was ook werkzaam in een technisch
beroep en woont in Neede. Hij haalde de krant toen zijn tuin werd vernield door
een stelletje onverlaten.
Hoe het Rechardus is vergaan, is (mij) onbekend.
Hoe het Rechardus is vergaan, is (mij) onbekend.
Theresia (1938) is de enige die in de periode Hulst werd geboren.
Vóór haar trouwen met de onderwijskundige Scholten, die het tot directeur van
de Theodoor Heerkensstichting bracht (de Zwolse koepel van RK-onderwijs), was zij verpleegster.
Van de vier kinderen die in Amstelveen zijn geboren, is
Richard (1940 - 2001) de bekendste geworden. De necrologische tekst in Trouw neem ik over:
“Ruim twintig jaar lang zorgde VVD'er Richard Ronteltap voor
commotie in de Amsterdamse politiek. Het oud-raadslid en stadsdeelvoorzitter
was een markant politicus, die hield van het politieke spel en nooit van zijn
standpunt afweek.
De 60-jarige Richard Ronteltap werd
gisteren dood gevonden bij het Duitse Freiburg. Hij was op vorige week maandag
-3 december- in 'overspannen toestand' van huis gegaan. De oud-politicus werd
gevonden nadat het tv-programma 'Opsporing verzocht' een oproep deed. Hij had
al langere tijd psychische problemen en was onder behandeling van een
psychiater. Ronteltap begon in 1979 als gemeente-raadslid. De sociaal
geograaf hield zich vooral bezig met woningbouw.
In 1990 stapte hij over naar het stadsdeel Zuid, waar hij
nog eens tien jaar voorzitter was. Vaak zorgde de VVD'er voor ophef. Zo pleitte
hij jarenlang voor de sloop van het Olympisch Stadion in Amsterdam-Zuid, ten
gunste van nieuwe huizen. Maar zijn tegenstanders wonnen: het stadion werd in
oude glorie hersteld.
Ook de plannen voor de verbouwing van het Museumplein die
onder zijn voorzitterschap werden gemaakt, zorgden voor een storm van reacties.
De kritiek verstomde snel na ingebruikname van het plein aan
de voet van het Rijksmuseum, nu verrijkt met veel gras en een vijver. Vorig
jaar oktober trad Ronteltap af, na een knallende ruzie met de PvdA over het
parkeerbeleid in het stadsdeel.
Ronteltap heeft meegeschreven aan het landelijk
verkiezingsprogramma van zijn partij. Tot vlak voor zijn dood gaf hij cursussen
aan beginnende kamerleden.
Eligia (1939 - 1975) en Marie-Louise (1942 - 1985), geboren in Amstelveen, zijn jong gestorven. Eligia was 35 en Marie-Louise 42.
André (1944) is de laatste uit de Amstelveense periode. Na de Ambachtsschool
en de U.T.S. had hij naar de H.T.S. gewild. Door het overlijden van zijn vader is dat plan niet doorgegaan. Hij volgde een technische loopbaan bij Philips aan de Ceintuurbaan hier in Zwolle.
Als kind was André al in de weer met met latjes en lijm om vliegtuigjes te construeren waarvan hij de luchtwaardigheid testte door ze van het balkon te lanceren. Nee, piloot in de burgerluchtvaart heeft hij nooit willen worden, maar de vliegtuigconstructies en uiteindelijk ook het zelf vliegen is hem blijven boeien. Hij heeft een mooie eigen website waarop zijn modelvliegtuig hobby alsook zijn schermvliegkunst te zien is: http://www.andre-ronteltap.magix.net/
Als kind was André al in de weer met met latjes en lijm om vliegtuigjes te construeren waarvan hij de luchtwaardigheid testte door ze van het balkon te lanceren. Nee, piloot in de burgerluchtvaart heeft hij nooit willen worden, maar de vliegtuigconstructies en uiteindelijk ook het zelf vliegen is hem blijven boeien. Hij heeft een mooie eigen website waarop zijn modelvliegtuig hobby alsook zijn schermvliegkunst te zien is: http://www.andre-ronteltap.magix.net/
Het nakomertje uit de Van Karnebeekstraat, nr. 87a boven
clichéfabriek De Bruyn, Ursmar, wilde graag zo spoedig en letterlijk mogelijk eigen
boontjes doppen. Zijn passie was de keuken en vóór zijn twintigste zwaaide hij
al het langste koksmes in pension- restaurant later hotel Dennenheuvel in Epe. Hoewel
hij onderkent soms verwend te zijn en de rolschaatsen kreeg die voor de oudere
kinderen nooit weggelegd waren geweest, heeft hij bepaald onprettige
jeugdherinneringen.
Het kindertal van vijftien was volgens Ursmar veel te groot voor zijn ouders. Hij wijt deze overdaad aan het tirannieke rooms katholieke geloof dat zijn ouders aanhingen. Het zou hem ook niet verbazen als al zijn broers, als zij daar eens voor zouden gaan zitten, ervaringen hebben met de vleselijke lusten van de dienaren van de kerk, in meer of mindere mate. Spreekwoordelijk werd hem toegevoegd dat hij 'het beste bidden kon' van allemaal. Want na elk kindje werd weer gebeden dat het toch de laatste mocht zijn. Pas met zijn geboorte, zijn moeder was toen 44, is het gebed verhoord.
Een veelbetekende herinnering haalt André op. Met Wim Holvast was hij op zekere dag stekelbaarsjes gaan vangen in de weilanden aan de andere kant van de hoge spoorbrug. Tot zijn moeder hem mistte en alarm sloeg. Er werd iemand op uit gestuurd om hem te zoeken. Die kwam terug met de onheilspellende mededeling dat André noch Wim te vinden waren, maar dat er wel een en ander in de sloot dreef. De onnozelaar veroorzaakte zodoende een enorme opwinding in de hele straat. Maar daar verschenen nietsvermoedend de beide vrienden met elk een pot vol stekelbaarzen en een schepnet over de schouder. De moeder van Wim sloot onder tranen haar verloren zoon in de armen. Hoe anders was de ontvangst in huize Ronteltap. André kreeg geweldig op zijn falie en de baarzen gingen linea recta in de afvoerput. Ongetwijfeld waren beide moeders even opgelucht.
Ursmar voelt wrok voor het ontbreken van een stimulans, het tekort aan genegenheid en aandacht. Voor een gezin is vijftien veel en veel te veel.
Maar ook praktisch, André heeft twee gespreide armen nodig om de hoeveelheden aardappels aan te duiden die iedere dag geschild moesten worden, door de dienstdoende corveeër. Wie denkt dat zo'n groot gezin vooral heel gezellig is, oogst bij de Ronteltaps onbegrip.
Ursmar en André hadden allebei vriendjes in de straat en speelden ook eindeloos op straat. André kan je nog feilloos alle sluiproutes uittekenen door de tuinen van de Terborchstraat, de Venestraat en de Oosterlaan om aan oom agent te ontkomen. Het was in die tijd een kinderrijke buurt en de Hogenkamps (Oosterlaan) Frans Willigenburg en Wim Holvast waren dikke vrienden van André. Ursmar trok veel op met Gerrit van Maanen en Flip Holvast.
Het kindertal van vijftien was volgens Ursmar veel te groot voor zijn ouders. Hij wijt deze overdaad aan het tirannieke rooms katholieke geloof dat zijn ouders aanhingen. Het zou hem ook niet verbazen als al zijn broers, als zij daar eens voor zouden gaan zitten, ervaringen hebben met de vleselijke lusten van de dienaren van de kerk, in meer of mindere mate. Spreekwoordelijk werd hem toegevoegd dat hij 'het beste bidden kon' van allemaal. Want na elk kindje werd weer gebeden dat het toch de laatste mocht zijn. Pas met zijn geboorte, zijn moeder was toen 44, is het gebed verhoord.
Een veelbetekende herinnering haalt André op. Met Wim Holvast was hij op zekere dag stekelbaarsjes gaan vangen in de weilanden aan de andere kant van de hoge spoorbrug. Tot zijn moeder hem mistte en alarm sloeg. Er werd iemand op uit gestuurd om hem te zoeken. Die kwam terug met de onheilspellende mededeling dat André noch Wim te vinden waren, maar dat er wel een en ander in de sloot dreef. De onnozelaar veroorzaakte zodoende een enorme opwinding in de hele straat. Maar daar verschenen nietsvermoedend de beide vrienden met elk een pot vol stekelbaarzen en een schepnet over de schouder. De moeder van Wim sloot onder tranen haar verloren zoon in de armen. Hoe anders was de ontvangst in huize Ronteltap. André kreeg geweldig op zijn falie en de baarzen gingen linea recta in de afvoerput. Ongetwijfeld waren beide moeders even opgelucht.
Ursmar voelt wrok voor het ontbreken van een stimulans, het tekort aan genegenheid en aandacht. Voor een gezin is vijftien veel en veel te veel.
Keeper in dit elftal is Frans Willigenburg |
Ursmar en André hadden allebei vriendjes in de straat en speelden ook eindeloos op straat. André kan je nog feilloos alle sluiproutes uittekenen door de tuinen van de Terborchstraat, de Venestraat en de Oosterlaan om aan oom agent te ontkomen. Het was in die tijd een kinderrijke buurt en de Hogenkamps (Oosterlaan) Frans Willigenburg en Wim Holvast waren dikke vrienden van André. Ursmar trok veel op met Gerrit van Maanen en Flip Holvast.
Henk Ronteltap was leraar lassen, vuur- en plaatwerken ('smeden') aan de Ambachtsschool op de
hoek van de Mimosastraat en de Hortensiastraat. In dat gebouw was de Machistenschool
ook geïntegreerd en bovendien stonden er barakken tegenover de school waar de
U.T.S. inzat en ook aan de leerlingen van die school gaf Ronteltap les. De U.T.S.
is later naar nieuwbouw aan de Blaloweg verplaatst.
Ronteltap had de bijnaam De Beul. De eerste verklaring die ik daarvoor te horen kreeg was uitermate cynisch en terecht kwam André daartegen in het geweer. Ronteltap zou die bijnaam te danken hebben aan een onbegrijpelijke wreedheid, namelijk een onwillige leerling mores te hebben willen leren door hem te dwingen een heet stuk ijzer aan te pakken.
Nu was Ronteltap beslist hardhandig en hij zag er zeker ook niet tegenop om ongeconcentreerde leerlingen die werktuigen en gereedschappen op domme manier hanteerden met een hengst op andere gedachten te brengen. Maar zijn bijnaam had toch iets van ontzag voor zijn geweldige postuur en zijn kracht. De zware hamers die hij hanteerde imponeerden zijn leerlingen.
Frits van Schubert, Venestraat 2, die de school bezocht en les kreeg van Ronteltap bevestigt dat De Beul indruk maakte met zijn gestalte en zijn kracht. En ja, ook hij heeft ooit een dreun van deze leraar gehad.
Ronteltap had een Harley Davidson, bijgenaamd de Blauwe Engel. men zou kunnen zeggen een beul van een motor. Toen hij de motor wilde verkopen om er een auto voor in de plaats te kopen, mocht geen van zijn zoons de motor overnemen, eenvoudig omdat zijzelf daarvoor te licht en de motor te zwaar was.
Een goede leraar, vertelt Frits, maar niet een type om mee te discussiëren. En dat bracht Ronteltap wel eens in een moeilijker parket. Dan deed zich een incident voor. André geeft er een voorbeeld van. Op een door de school georganiseerde open dag is het leslokaal vol nieuwsgierige bezoekers, vooral leerlingen die hun ouders willen laten zien wat zij leren. Om stoer te doen geeft één van die leerlingen de pneumatische hamer een dot gas. Dat levert direct gevaar. Ronteltap, hoewel een tikje doof, hoort dat soort geluiden direct en pakt de onvoorzichtige leerling in zijn nekvel en wil hem buiten het lokaal zetten. Maar dan protesteren de ouders en komen op hoge poten op hem af. "Bent u de ouders van dat jong?". En toen zij dat bevestigden heeft Ronteltap hen het klaslokaal, met medeneming van de zoon, doen verlaten.
.
Een verhaal dat moeilijk te verifiëren is vertelt Ursmar. Ursmar is panisch voor open vuur. Niet gek, zou je denken, voor de zoon van een smid. Gekker voor iemand die als chef-kok voor hete vuren staat.Maar de verklaring is volgens Ursmar dat hij als zuigeling uit een brandend huis is gered. Dat herinnert hij zich helemaal niet, maar die onredelijke paniek kent hij heel goed. Later heeft zijn zus Lies hem verteld dat zij het was die hem uit het brandende huis heeft gehaald. Het behoort niet tot de canonieke verhalen van de familie, want André had het nog niet eerder gehoord.
Was deze brandschade soms de aanleiding om te verhuizen naar de Venestraat? Is niet bekend. Ursmar vertelt dat de Vereniging Kinderzorg het pand in de Venestraat al wel gekocht had maar het niet kon exploiteren en het daarom tijdelijk verhuurde, aan de familie Ronteltap. Daarmee zat de familie dan wel op de schopstoel want toen de Vereniging het pand na zeven jaar (1949 - 1957) alsnog opeiste, moest de familie verhuizen. Het kindertal was toen al behoorlijk uitgedund en een flat in de Antonie Heinsiusstraat volstond nu.
Een bijzondere familie. André heeft twee geweldige fotoboeken gemaakt waarin ook de Venestraat-periode prominent in beeld komt. Uit een beroemd lied van Boudewijn de Groot is de zin overgeleverd dat in de familiegeschiedenis "de plaatjes" blijven circuleren "die zo vals getuigen van een blijde jeugd". Waar of niet waar, en dat geldt natuurlijk voor alle familiealbums. Zoveel lijkt zeker, voor zachtzinnigheid en zoetsappigheid was hier geen plaats. Je moest voor jezelf opkomen en je had het wat dat betreft lang niet altijd gemakkelijk. Dat er vrijwel niet te onderhandelen was met één van de of beide ouders, is ook invoelbaar. Een treffend voorbeeld van de compromisloze maar noodzakelijke duidelijkheid in de huiselijke orde was het absolute verbod voor de jongens om boven op de meidenafdeling te komen.
Het zal geen bijzonder voorrecht zijn geweest om als kind in zo een groot gezin op te groeien, maar voor een buitenstaander is het hoe dan ook fascinerend hoe de vader en moeder het ervan af hebben gebracht.
Daar zullen de kinderen elk hun eigen antwoord op geven, ieder naar zijn eigen beleving.
Ronteltap had de bijnaam De Beul. De eerste verklaring die ik daarvoor te horen kreeg was uitermate cynisch en terecht kwam André daartegen in het geweer. Ronteltap zou die bijnaam te danken hebben aan een onbegrijpelijke wreedheid, namelijk een onwillige leerling mores te hebben willen leren door hem te dwingen een heet stuk ijzer aan te pakken.
Nu was Ronteltap beslist hardhandig en hij zag er zeker ook niet tegenop om ongeconcentreerde leerlingen die werktuigen en gereedschappen op domme manier hanteerden met een hengst op andere gedachten te brengen. Maar zijn bijnaam had toch iets van ontzag voor zijn geweldige postuur en zijn kracht. De zware hamers die hij hanteerde imponeerden zijn leerlingen.
Frits van Schubert, Venestraat 2, die de school bezocht en les kreeg van Ronteltap bevestigt dat De Beul indruk maakte met zijn gestalte en zijn kracht. En ja, ook hij heeft ooit een dreun van deze leraar gehad.
Ronteltap had een Harley Davidson, bijgenaamd de Blauwe Engel. men zou kunnen zeggen een beul van een motor. Toen hij de motor wilde verkopen om er een auto voor in de plaats te kopen, mocht geen van zijn zoons de motor overnemen, eenvoudig omdat zijzelf daarvoor te licht en de motor te zwaar was.
In de achtertuin van Venestraat 23 |
.
Een verhaal dat moeilijk te verifiëren is vertelt Ursmar. Ursmar is panisch voor open vuur. Niet gek, zou je denken, voor de zoon van een smid. Gekker voor iemand die als chef-kok voor hete vuren staat.Maar de verklaring is volgens Ursmar dat hij als zuigeling uit een brandend huis is gered. Dat herinnert hij zich helemaal niet, maar die onredelijke paniek kent hij heel goed. Later heeft zijn zus Lies hem verteld dat zij het was die hem uit het brandende huis heeft gehaald. Het behoort niet tot de canonieke verhalen van de familie, want André had het nog niet eerder gehoord.
Was deze brandschade soms de aanleiding om te verhuizen naar de Venestraat? Is niet bekend. Ursmar vertelt dat de Vereniging Kinderzorg het pand in de Venestraat al wel gekocht had maar het niet kon exploiteren en het daarom tijdelijk verhuurde, aan de familie Ronteltap. Daarmee zat de familie dan wel op de schopstoel want toen de Vereniging het pand na zeven jaar (1949 - 1957) alsnog opeiste, moest de familie verhuizen. Het kindertal was toen al behoorlijk uitgedund en een flat in de Antonie Heinsiusstraat volstond nu.
Een bijzondere familie. André heeft twee geweldige fotoboeken gemaakt waarin ook de Venestraat-periode prominent in beeld komt. Uit een beroemd lied van Boudewijn de Groot is de zin overgeleverd dat in de familiegeschiedenis "de plaatjes" blijven circuleren "die zo vals getuigen van een blijde jeugd". Waar of niet waar, en dat geldt natuurlijk voor alle familiealbums. Zoveel lijkt zeker, voor zachtzinnigheid en zoetsappigheid was hier geen plaats. Je moest voor jezelf opkomen en je had het wat dat betreft lang niet altijd gemakkelijk. Dat er vrijwel niet te onderhandelen was met één van de of beide ouders, is ook invoelbaar. Een treffend voorbeeld van de compromisloze maar noodzakelijke duidelijkheid in de huiselijke orde was het absolute verbod voor de jongens om boven op de meidenafdeling te komen.
Het zal geen bijzonder voorrecht zijn geweest om als kind in zo een groot gezin op te groeien, maar voor een buitenstaander is het hoe dan ook fascinerend hoe de vader en moeder het ervan af hebben gebracht.
Daar zullen de kinderen elk hun eigen antwoord op geven, ieder naar zijn eigen beleving.