donderdag 27 juni 2013

Interview Henk Dekker
deel 1

Henk behoort tot een bijzonder rijtje, zeer gewaardeerde, illustere Zwolse dienstverleners. Henk was jarenlang de SRV-man van de Venestraat. Zijn vader ging hem voor als melkboer van de Venestraat en omliggende straten. Er werd toen nog ‘losse melk’ verkocht, hele en/of halve liters. De litermaat en het halvelitermaatje worden als aandenken bewaard, voor het grijpen in de huiskamer aan het Sint Jozefplein.

dit schilderij hangt bij Henk thuis, gemaakt door zijn zoon, de schilder Dekker

De oude heer Dekker is begonnen in .... Hij is overleden in 1974. Vader en zoon hebben 14 jaar samen de klanten bediend. De Dekkers hebben eigenlijk nooit een winkel gehad in de traditionele zin van het woord. Of toch wel? Waar? Hoelang?

Henk is opgegroeid aan de Molenkampseweg, dat prachtige laantje tussen de RK en de Algemene begraafplaats. Hun boerderij moest wijken voor de stadsuitbreiding en de ouders van Henk verhuisden naar de Berkumstraat. Na zijn trouwen komt hij te wonen in de Deventerstraat (nr. 4), de huidige Van Karnebeekstraat, in dat tussendoorstraatje van Norp naar het parkeerterrein waar vroeger de touwbaan was, later de kleuterschool van de Groen van Prinstererschool stond en na diens opheffing de internationale crêche YUVA en dan het beroerdste lot voor mooie plekjes in de stad: parkeerterrein.

Henk pakt er een klantenboekje bij van 1973, het oudste boekje dat overgeleverd is, nog van zijn vader, en waarin alle klanten een pagina hebben. Op zolder heeft Henk een hele partij van deze boekjes: ze gingen tenslotte maar een paar weken mee en dan waren ze vol.

Eerste pagina: de PTT aan de Burg. Van Royensingel, vervolgens Samsom, "meester" Kaptein (“dat was een rechter”), Norp. Dan de Van Karnebeekstraat in, te beginnen bij de familie Dekker (sic!), Van Riele (wie kent niet Ton, ook al zo’n prominente Zwollenaar, nu uitbater en vormgever van Grandcafé Public en omstreken want Public is tenslotte voor de inwendige mens ook de gastgever in Odeon en de Fundatie), Van Breemen (“die maakte doodskisten”), Lokhorst (“met de clematistuin”) , modezaak Veenstra (later omgetoverd tot de Natuurwinkel en nu zitten er artsen en apothekers in het tot een grimmig mistroostige  black box verbouwde pand; de coffeeshop even verderop is nota bene een stuk vrolijker én laagdrempeliger), mevrouw Bodewes en de heer Voerman met respectievelijk schoteldoeken en fototoestellen zitten ook al sinds mensenheugenis in de winkels waar zij nu nog zitten. Een winkel in telmachines en een verfwinkel zijn de voorlopers van de winkels in curiosa en de antiquarische klokkenspecialist. De dynamiek van de Van Karnebeekstraat. De oud-ijzerhandelaren Kan en Denneboom, waar nu het parkeerterrein voor ziekenhuispersoneel is. Elk adres heeft een glimlachende herinnering.

Trouwens Henk, schiet hem te binnen, brengt nog steeds wel eens iets weg voor Grandcafé Public, want zoon Alex van oud-college van den Belt, is bedrijfsleider bij Public en zo komt Henk zo nu en dan ook in Heino bij Het Nijenhuis, waar hij mijn dochter Eva dan weer tegenkomt.

Enfin, na die lange Van Karnebeekstraat, de Oosterlaan (met Van der Tol, de KNVB, kantoor Alferink , de garage op de hoek met Terborchstraat en het Busstation) en na nog wat omzwervingen over weer een stuk Van Royensingel en het Groot Weezenland, via de Zeven Aleetjes met de IJssel Centrale-kantine en –keuken, de Zuiderkerkstraat en de Hertenstraat: naar de Venestraat.
Henk weet nog steeds van al die adressen wat hun consumptiepatroon was, of er een hond woonde en of die ook beet of alleen maar blafte, hoeveel jengelende dan wel vrolijke kinderen er woonden, of ze goed van betalen waren, wat de heer des huizes deed voor de kost en nog wat intiemere karakteristieken.

Henk is al vanaf z’n zestiende actief in de Venestraat, vanaf 1960 zo’n beetje. En je kon nergens anders melk kopen dan bij de melkboer die aan de deur kwam; dus was iedereen in de straat klant.

In de Tuinstraat woonde een vrouw met een groot gezin en een man die zoop. Dus als die man’s avonds thuiskwam was de helft van het loon al naar de kroeg gebracht. Henks vader gaf haar elke maandag 2 gulden vijftig en zaterdags kreeg hij riks dan weer terug. “Hou die rijksdaalder nou maar”, zei Henks vader op een keer, “dan krijg ik hem wel weer eens terug als het uitkomt.” Enfin, er was dus wel een betalingsachterstand, maar dat hield m’n vader wel in de gaten. “‘t Is allemaal goed gekomen zogezeid.” Maar dat is eigenlijk niet het verhaal, want dat is dat die mevrouw B. zó  dankbaar was , dat ik élke week een gehaakt kleedje kreeg, een ronde, of een vierkante, of een langwerpige die je vroeger op de leuning van een stoel legde. Ik had er op een goed moment een doos vol van. Een poosje geleden vond ik die hele stapel en heb als verrassing voor m’n vriendin hier de hele kamer bezaaid met die kleedjes. Prachtig gezicht. Mijn vriendin dacht echt dat dit mijn manier was om het eens echt gezellig te maken in huis. Waar ze gebleven zijn? Ik heb er vast nog wel een paar hier en daar, maar verder heb ik ze voor het goede doel aan een rommelmarkt geschonken.


Henk noemde net al Van den Tol, aan de Oosterlaan. Welnu, dat was me daar toch een puinhoop. Want die verleende uiteraard tegen schamele betaling logies aan de minderbedeelden, met name oude onbehuisde, aan lager wal geraakte mannetjes. Het waren er een stuk of acht. Het was dus eigenlijk een pension. In zekere zin was het een voorloper van het daklozenproject rond de WZRV van Joop van Ommen maar dan zonder diens organisatietalent en zeker zonder diens inzet om iedereen bij zijn project te betrekken. Een puinhoop dus en de betalingsachterstand was onoverzienbaar opgelopen. Er is meer misgegaan, want ineens was het over en Van den Tol vertrokken. De pensionhouder kocht bij Henk bier en brood en verkocht dat dan door aan de gasten. Die formule was niet vol te houden, kennelijk. Bovendien kreeg Kees van den Tol een ongeluk, geraakte in het ziekenhuis en dat was het moment waarop de mannetjes uit het clandestiene pensionnetje gezet werden.
Maar nu komt het mooie. Jaren later komt er een echtpaar naar me toe, als ik met de winkel op het Groot Wezenland sta en die brengen de groeten van Kees van den Tol over. “Nou”, brom ik, “ik krijg nog geld van hem”. “Ja dat weet hij”, zegt het echtpaar, “maar je krijgt het terug, elke maand 25 gulden”.
Van den Tol was dus na die ziekenhuisopname gaan zwerven en in de versukkeling geraakt. Maar nu opgevangen door het Leger des Heils wilde hij z’n leven beteren. Vandaar. En het is hem gelukt. Er is wel eens iets tussengekomen, maar dan pakte hij de afbetaling weer op. En het rare is dat Henk deze Kees, die ooit tussen Venestraat en Buismanstraat in één van die almaar verder in verval rakende grote panden die nu vrijwel allemaal kamerbewoners huisvesten, ook al kamertjes verhuurde, nooit gezien heeft of iets van hem gehoord heeft tijdens de afbetalingsregeling, behalve dan een hele nette excuusbrief toen er even de klad in de afbetaling kwam door (opnieuw) een ziekenhuisopname.
Mij zegt dit verhaal vooral iets over Henk, die geduldig wachten kan tot het tij keert. Zijn klanten zijn meer voor hem dan pionnen in zijn verdienmodel.  En het is fijn als dat geduld en die compassie dan min of meer beloond wordt.

We zijn in de Venestraat. De familie Schutte met hun schildersbedrijf zat lang op nummer 1, maar verhuisde en op nummer 1 kwam de politieagent Schouten wonen. Henk hoort van mij dat Kalfsbeek op 3 (“staat wel in m’n boekje maar een naam die mij niets zegt”) een vrouwelijke arts is die zich in september/oktober 1970 in Zwolle vestigt,  die wellicht zelf niet thuis was als Henk aan de deur kwam.
Dan de familie Hartman, die later naar de Hertenstraat verhuisd zijn. “Die man” kan Henk niet voor de geest halen, maar “die vrouw” wel. Hoe ze de kost verdienden? Ze waren wel kerks.
Daarnaast woonde een pianostemmer, De Jong. In dat huis kwam later een bordeel. “Maar”, zegt Henk “het zag er daar heel netjes uit”. Op een dag was Henks dochter van toen veertien, vijftien in de wagen om te helpen. Toen kwam de hoerenmadame tegen Henk zeggen, dat dit jonge meisje “uit voorzorg” beter geen voet over de drempel van haar huis-van-plezier kon zetten. Henk heeft deze attentie beslist op prijs gesteld.
Boven de pianostemmer woonde een jong gezin, Schrik. Aanvankelijk woonde die om de hoek, Oosterlaan 7a. Henk meent te weten dat de familie Pool die daar ook in de Oosterlaan woonde, familie was. Het officiële beroep van de heer Schrik was ‘correspondent’, een journalistiek beroep van iemand die reportages maakt en daarover stukjes schrijft voor een persdienst of een krant. Is hij dezelfde als Henk Schrik de scheidsrechter?
Daarnaast twee vrijgezellen-zusters, Otter, die in de verpleging zaten, volgens Henk (Dekker), en bij nadere beschouwing waren dat wijkverpleegkundigen.
Dan (Van) Wijngaarden, een bekende Zwollenaar, ober-kelner.
De bekende Zwolse fotograaf Oordijk heeft hier ook nog enkele jaren gewoond, vóór hij naar de Klooienberglaan  verkaste. Hij leeft niet meer, maar op dat adres is nog wel steeds persfotograaf Oordijk gevestigd. Wie weet zijn er via die weg nog foto’s over de Venestraat op het spoor te komen. (Inmiddels heeft mevrouw laten weten dat zij geen Venestraat-foto’s heeft.)
Op 13a woonde twee hele oude mensjes, Lindeboom. Helemaal boven, al die trappen ....