Grotendeels heeft Piet daarin de krijgsverrichtingen bijgehouden: de nederlagen van Hitler en de overwinningen van de Amerikanen, de Russen, de troepen van het Gemenebest.
Op het HCO zijn er vergrote fotokopieën van gemaakt, maar ook dan is het moeilijk leesbaar.
Piet heeft er een toelichting bij getypt. Het zijn de fascinerende angsten en de daden die getuigen van grote moed die deze documenten tot de meest bijzondere maken die ik tegenkwam zoekend naar de geschiedenis van de Venestraat en haar bewoners.
De aantekeningen in de agenda waren er op berekend, dat ze
eventueel in vijandelijke handen zouden kunnen vallen, zodat er niets in stond
waardoor wijzelf of anderen in moeilijkheden zouden kunnen komen. Om mezelf in
te dekken schreef ik 29-9-1944 dat ik 15 jaar was, in werkelijkheid was ik 17
jaar en had ik me moeten melden. Uit mijn Bijbel had ik ook de bladzijde
weggescheurd waarop stond ''van je ouders voor je 17de verjaardag" met de
datum erbij.
ln deze aantekeningen staat dus niet:
- waarom vader en ik geen oproepen kregen (onze kaarten
waren uit het bevolkingsregister verwijderd door een kennis van vader)
- dat we onderduikers hadden (niet alle tegelijk):
• Boy
Hempenius (zoon van kennis van ons uit de Westerstraat; bij onraad verstopte
Boy zich op de vliering achter een stapel kartonnen dozen )
• Herman van
dan Berg (broer vriend van mij uit de Kerkstraat)
• een man
uit Santpoort (ontsnapt bij een transport; is later naar
Santpoort terug gaan lopen; pas na
de oorlog vernomen dat hij daar veilig aankwam)
• een man
uit uit Rotterdam (was ontsnapt uit een trein op weg naar Duitsland; verstopte
zich eerst in een Deckungsloch, een gat langs de Oosterlaan, en liep toen de
Venestraat in en kwam bij ons terecht; liep later naar Rotterdam terug, maar
werd weer opgepakt en op transport gesteld naar Duitsland, is op de Veluwe uit
de trein gesprongen en kwam om).
- hoe vader ontsnapte bij huiszoekingen en razzia's (hij verschool
zich een keer bij de overbuurman; een andere keer klom hij over de schutting in
de tuin en ging naar de achterburen en toen de Duitsers daar ook kwamen ging
hij achterom naar het huis ernaast waar ze net waren geweest; wij zagen hem
vanuit ons huis gaan, de Duitser in ons huis gelukkig niet)
- hoe vader zich redde toen hij onderweg (om voedsel te
halen) aangehouden werd (nam ergens bij de Ganzepannebrug zijn gebit uit de
monden zei met een mummelmondje “fünfundfünzig Jahr”, waarop de Duitser zei
“viel zu alt” en hem liet gaan (hij was toen 45 à 46 jaar)
- hoe de trein beschoten werd waar vader in zat (ik meen
ergens bij Steenwijk; iedereen moest de trein uit en in een greppel naast de
spoorbaan gaan liggen totdat de vliegtuigen verdwenen waren)
- dat vader later geld ophaalde voor spoorwegstakers (NSF)
(heeft hij na de oorlog nog een wandbord en een gedenkboek voor gekregen)
- dat vader een aanstelling kreeg als “ordepolitie”, hetgeen
inhield dat hij met een schildje met het opschrift “Ordepolitie” op de mouw
naar het politiebureau in de Lombartstraat moest om op plaatsen waar een bom
viel het publiek op een afstandje te houden wegens instortings-gevaar en om
diefstal te voorkomen (wanneer hij aangehouden werd waren de Duitsers altijd
zeer geïmponeerd door de functie van “Ordnungspolizei”; wat dat precies was
wisten zij natuurlijk niet; op grond van deze functie heeft hij nog heel lang
zijn fiets mogen behouden)
- dat Jan Stoker de verloofde van ons buurmeisje Geertje
Dijkstra die meedeed aan overvallen van distributiekantoren e.d., zich in ons
schuurtje verstopte, en dat wij via hem ook geweren in huis hebben gehad (die
geweren lagen in het kolenhok in het souterrain; veiligheidshalve wisten de
kinderen dat niet; wij hoorden dat pas later) - dat in veel huizen Duitsers
zaten o.a. bij ons in de Venestraat op nummer 2
waar een Joodse familie (met zoontjes Max en Leo, van onze leeftijd
hadden) gewoond
- dat onze buurjongen Coen Dijkstra, even oud als ik, werd opgepakt
(hij is in een concentratiekamp in Duitsland omgekomen)
- waar wij ons koperwerk (dat ingeleverd had moeten worden)
verstopt hadden (in het ‘keldergat’, een ruimte onder de huiskamervloeren,
bereikbaar via twee kleine deurtjes in het souterrain)
- hoe wij in angst hebben gezeten toen vader opgepakt werd
omdat hij bij het Kerkbrugje voorbijgangers waarschuwde voor een razzia en er
een NSB’er voorbij kwam (vader gaf, met de Duitser naast zich, zijn fiets mee
met Kippers, zijn huissleutels aan de dames Bonthont op de Vispoortenplas,
zodat wij het wisten; omdat we ook huiszoeking vreesden, werden alle papieren
verstopt waaruit bleek dat er nog een zoon in de gevaarlijke leeftijd thuis
was, hingen om diezelfde reden portretten weg, enz.)
- hoe hij zich ontdeed van zijn belastende papieren tijdens
zijn verhoor door de Grüne Polizei (o.a. aanbevelingsbrief van ds Vreugdenhil
i.v.m. het geld ophalen voor het N.S.F.; hij wendde plotselinge zeer hoge nood
voor en versnipperede alles in de W.C.)
- hoezeer vader zelf in angst zat in de gevangenis in de
Menno van Coehoornsingel (voetstappen in de gang – van tijd tot tijd werd er
iemand uitgehaald om gefusilleerd te worden; hij werd na enkele dagen
veroordeeld tot het betalen van een zeer hoge boete, waarop hij flink heeft
afgedongen (“arme Mann”); de boete moest merkwaardigerwijs betaald worden aan
het Duitse Rode Kruis, in het huis waar eerst de gemeente-ontvanger zat
tegenover de Nieuwe Haven Brug; daar kreeg hij een kwitantie voor; bij
thuiskomst was hij helemaal schor van de spanning)
- hoe vader zijn valse vrijstellings-‘droogstempel’ in zijn
identiteitsbewijs door de Duitsers heeft laten vernieuwen (bij zijn verhoor
door de Gestapo / Grüne Polizei vond men het ‘droogstempel’ onduidelijk; dat
klopte ook wel, want die was vals; maar hij zei: nou maak hem dan maar
duidelijker, en men zette er toen een goede naast.
Ook heb ik niet vermeld wat we min of meer gewoon vonden:
- patentolielichtjes (= koolzaadolie in een glaasje met een
drijvertje)
- voedsel uit de gaarkeuken in De Dageraad aan de Molenweg
- melk en meel, opgehaald bij boeren in de omgeving (melk
dagelijks van vlak over de Hoge Brug, maar ook wel van de familie Kattewinkel
in Harculo)
- allesbrander in plaats van een kachel in de kamer ( poging
daarop bietensuiker te maken is mislukt; het duurde lang, gaf alleen maar stank
en een vies zwart prutje)
- een dikke boomstam met geleende trekzaag in stukken
gezaagd en vervolgens verhakt tot kachelhout (hij werd gebracht op een boerenkar,
werd languit in de Venestraat gelegd, is met vereende krachten door het huis
heen naar de tuin gebracht (bij het verzagen daar heeft onderduiker Herman van
den Berg nog geholpen; het hakken gebeurde toen het heel koud was ook wel in de
kamer; i.v.m. wateroverlast is een aantal van deze boomschijven in het
souterrain gelegd, zodat je daarop stap voor stap van het keldertrapje bij het
trapje naar de straat kon komen)
-. dat er tweemaal afbraakhout te verkrijgen was achter in
de Wipstrik (mijn twee jaar jongere broer en ik hebben dat gehaald met de
hondekar van Bolleman, de groenteman in de Deventerstraat, nu Van Karnebeek-
straat; op de terugweg hebben we ons nog een tijd bij de Herfterweg moeten
verschuilen voor een controlepost)
- fietsen zonder banden (een keer verstopt in een leegstaand
bed op de zolderverdieping; deze werd gevonden bij een huiszoeking, maar daar
kwam men toen niet voor, men zocht mensen)
- algehele verduistering m.b.v. zwarte gordijntjes voor elk
raam, zelfs van het toilet (we hebben nog eens een bekeuring gehad omdat er een
kiertje licht door kwam; vader heeft het voor laten komen en kreeg, doordat hij
het gekritiseerde zwarte trekgordijntje toonde, nog een flinke vermindering van
de boete)
- soms emmers met water hier en daar in huis, i.v.m. de
brandbommen, vooral de laatste dagen, vlak voor de bevrijding
- plakband tegen de ruiten tegen (grote) glasscherven bij
een bom-inslag (brede banen kruislings over de hele ruit; later zijn enkele
ruiten uit de ramen aan de straatkant weggehaald en vervangen door triplex,
uit voorzorg of omdat ze bij een naburig bombardement stuk waren gegaan, dat
weet ik niet meer; pas na de oorlog zijn we er weer ingezet.