Hier is Roelie ademloos aan het woord.
Herinneringen
aan de Venestraat vanaf 1954.
Wij,
het gezin Hartman, vader, moeder en vijf kinderen, zijn in december 1954 in de
Venestraat komen wonen.
Mijn
vader was binnenschipper. Ik was het oudste kind en was om onderwijs te
genieten in Vreeswijk op het schippersinternaat geweest. Mijn broer die vier jaar
jonger was, was daar ook één jaar geweest en mijn zusjes zouden weldra volgen. Geen
ideale situatie, en daarom besloten mijn ouders dat het beter zou zijn om met
het gezin aan de wal te gaan wonen.
Mijn
vader werkte toen eerst bij de Zuiderzeewerken en later bij de Deltawerken. Dit
betekende dat hij ’s maandagochtend vroeg vertrok en vrijdagavond weer thuis kwam.
Het
was nog niet ideaal, maar wij kinderen konden nu bij onze moeder, die door de
week het gezin in haar eentje moest runnen, thuisblijven en in Zwolle naar school gaan.
Mevrouw Van Munster, een tante van mijn vader, die op nr. 11 woonde bezat niet alleen
het pand 11/ 11a, maar 5/5a was ook haar eigendom. Mijn ouders zochten
woonruimte en het huis op 5a kwam vrij en met toestemming van de gemeente, konden
we dit bovenhuis van haar huren.
De
rustige Venestraat met toen in mijn ogen hoofdzakelijk oudere bewoners, zal
wel even de wenkbrauwen hebben gefronst toen daar ineens dat gezin met vijf jonge
kinderen kwam wonen.
Voor
ons was het ook wennen. Op ons schip hadden we weinig speelruimte gehad en nu
was daar ineens een huis en een straat, en gelukkig waren er ook kinderen om
mee te spelen.
Nu
terugkijkend kan ik nog medelijden hebben met de familie Hibbel die onder ons
woonde. We deden erg ons best om rustig te zijn, maar vijf levendige kinders
boven je hoofd!
Op
een zondagavond, mijn ouders waren naar de kerk, speelden wij met een bal (!)
die op een gegeven moment van de trap af naar beneden stuiterde. Meneer Hibbel belde
aan en riep door brievenbus of het nu eens afgelopen kon zijn met dat
kabaal? Volgens mij was dat wel het
heftigste treffen. Wij deelden de buitentrap en als meneer en mevrouw Hibbel
laat thuis dachten te komen, dan brandde de buitenlamp. Nu weet ik dat zij dan
een avondje gingen bridgen. Wanneer de familie Hibbel hier was komen wonen weet
ik niet maar in een doos met ansichtkaarten van mevrouw van Munster die in mijn
bezit is, zit een vakantiegroet van hen uit Scheveningen uit het jaar 1934.
Maria |
Voor ik over ons zelf vertel, wil ik eerst vertellen over het echtpaar van Munster dat op nr 11 woonde. Meneer van Munster was een oom van mijn vader. Jacobus van Munster was ook binnenschipper geweest. Hij had onder anderen een sleepaak de Maria gehad, die gebouwd was op de werf van van Aller in Hasselt. Later werd dit de werf van Bodewes.
Na een huwelijk van ruim twintig jaar
overleed zijn eerste vrouw. Negen jaar later in 1928 trouwde hij met Harmina
Johanna Giethoorn (tante Jo). Eerst woonden ze aan de Thorbeckegracht. Later zijn ze in de Venestraat gaan
wonen.
Venestraat 11 van achteren |
In de 30-er jaren gingen ze al op
vakantie naar Duitsland! Of de foto hiernaast in Duitsland is genomen betwijfel
ik. Soms gingen ze ook een dagje uit fietsen met buurman Stoter en zijn vrouw. Dit
kan dus heel goed de Leemkuule in Hattem zijn!
Als Jacobus op zondag 3 december 1944 samen met zijn
vrouw na een kerkdienst in de Plantagekerk naar huis loopt, wordt hij op de
Sassenpoortenbrug onwel en sterft.
Tante Jo had
vóór zij met oom Jacob trouwde een kruidenierswinkel aan de Hoogstraat.
Zij
was een wijze, ontwikkelde, zelfstandige vrouw. Zij las de krant met potlood en
schaar naast zich, getuige een doos met krantenknipsels van haar die eveneens
in mijn bezit is.
Voor
ons was zij een goede hulp bij het inburgeren in Zwolle en in de Venestraat.
Als je zondags in de kerk naast haar mocht zitten vertelde ze, voordat de
dienst begon, wie er om ons heen zaten en wie familie was van wie! Na kerktijd
ging ze vaak met ons mee koffiedrinken. Voor de kleintjes nam ze dan altijd het
kinderhoekje uit “Trouw” mee. Zelf
zouden we die krant pas later gaan lezen. Eerst moesten we de “Zwolse Courant” lezen, zodat we wegwijs
werden in het Zwolse.
Hatrtmannetjes in de tuin van de familie Bos, met kleinkinderen Bos |
Zij
was een deftige tante met een ouderwets interieur. Boven de schoorsteenmantel
hing een kamerhoge spiegel. Waar je ook zat je in haar kamer, je kon je zelf
niet ontwijken, tenzij je net als tante Jo zelf met je rug naar de spiegel zat.
Als we bij haar op bezoek waren probeerden we ons netjes te gedragen. Op een
keer dronk ik koffie bij haar, het was de tijd dat er nog geen melk cups waren,
“Lust je wel een velletje op de koffie?” vroeg ze aan mij. En beleefd als ik
dacht te zijn antwoordde ik: “jawel”. Ik
had beter eerlijk kunnen zijn, want tante Jo bewaarde de velletjes van de
gekookte melk apart en ik werd getrakteerd op een flinke schep vel. Grrrrr!
In
1957 werd zij ziek, ze wist dat ze niet beter kon worden en aanvaardde haar
ziekzijn.
Zolang
ze nog thuis kon blijven hield ik haar nogal eens gezelschap. Aan die uurtjes
met haar doorgebracht denk ik nog vaak terug. Toen ze te ziek werd, ging ze
naar mijn oma en tante die op het Assendorperplein woonden en daar werd ze door
mijn tante verzorgd.
In
januari 1958 overleed zij, vier dagen nadat ons jongste zusje geboren was.
In
december 1954 waren wij in de Venestraat gekomen. Het huis was erg donker,
alles was nog in bruinen geschilderd. De firma Schutte zorgde voor een
metamorfose. Alle deuren, het trappenhuis, alles werd licht geschilderd en behangen.
We hadden drie slaapkamers, een kamer-en-suite, keuken en boven de trap nog een
klein kamertje, dat we in navolging van tante Jo het kabinetje noemden. Een
elegante benaming voor wat meestal een verzamelplaats was van jassen, speelgoed
en dergelijke. Veel later is hier een doucheruimte van gemaakt.
mevrouw Hartman |
Ik ging naar de David Wijnbeek Mulo en mijn broer en zusjes gingen naar de Groen van Prinstererschool van meester Veurink in de Schoutenstraat, later aan de Zeven Alleetjes.
Mijn
vader vertrok ’s maandagsmorgens vroeg, eerst naar Harderwijk en later zelfs
helemaal naar Hellevoetsluis. Op zondagavond moesten wij om beurten zijn
treinkaartje vast gaan kopen, zodat hij de volgende morgen niet in de rij
hoefde te staan. Op vrijdagavond kwam hij weer thuis. ’s Winters als het vroor
kon er niet aan de aanleg van de dijken worden gewerkt en was hij soms langere
tijd thuis.
De
tweede winter dat we aan de wal woonden vroor het lange tijd en lag er veel
sneeuw. Mijn vader veegde onze stoep en die van tante Jo en ach ook die van de
familie Stoter. Aan de overkant woonden mevrouw Thiebout en de dames Wolff en Guilliams,
die stoepen deed hij er dan ook nog maar bij. De dames waren blij en mijn vader
kreeg van elk een fijne sigaar.
Al
gauw maakten we ook kennis met de familie Bos en dat zou een hechte vriendschap
worden.
Meneer
en mevrouw Bos leerden ons het majongspel. Met Pasen gingen we naar Groninger
gewoonte, de familie Bos waren echte Grönigers,
noten schieten. Dat moet voor onze benedenburen ook niet zo leuk zijn geweest.
Walnoten
werden op een lange rij gelegd en dan moest je met een ijzeren kogel zoveel
mogelijk noten van de rij schieten. En dan de verhalen die meneer Bos kon
vertellen!
Het
was een man die erg aanwezig was en daarom kan ik goed begrijpen dat mevrouw
Bos wel eens zei, als ze rustig brieven aan haar kinderen wilde schrijven, Piet
in Amsterdam en Nico in Eindhoven; “Ebo, ga jij maar even een kop koffie
drinken bij de familie Hartman.”
Toen mijn vader voor een longoperatie in het R.K ziekenhuis lag, het was mei, kwam meneer Bos hem elke dag een bakje aardbeien en de krant brengen. Vader lag in een aanbouw van het ziekenhuis, en langs het weggetje naar wasserij ”Dellen-Wuyts” kon hij bij het kamerraam komen waarachter mijn vader lag.
Andere
bewoners van de Venestraat die ik mij herinner: tegenover ons de kapsalon van
Rie
de Wilde, de familie van Es, de familie Dokter, daarnaast kwam later de familie
Hoekzema en zo was de overkant van de straat verjongd. Naast ons beneden op nr
7 woonde de familie de Jong. Meneer de Jong was pianostemmer en had een
werkplaats in het souterrain waar hij
samen met zijn zoon Jaap werkte. Kwam er
wel eens een bal tegen het deurtje van het souterrain dan was je nog niet
jarig! Meneer de Jong kon dan erg lelijk tegen je doen. Jaap had later een muziekhandel
aan de Assendorperstraat.
de heer Hartman |
Mevrouw
de Jong vertelde ons dat ze er tegen op had gezien toen ze gehoord had dat wij,
een schippersgezin met 5 kinderen, schuin boven haar zouden komen wonen. Ten
onrechte zei ze, we werden goede buren! Dat werd mij opnieuw duidelijk toen ik de
condoleancebrief die haar zoon Arie na het overlijden van mijn vader in 1979
aan mijn moeder schreef, nu nog weer eens doorlas. Hij schreef: “ Mijn vader
liet het misschien niet blijken, maar hij was erg vertrouwd met uw man en u.
Hij waardeerde de bezoeken meer dan u kunt vermoeden.”
Boven
de familie Lindeboom op nr 13, woonde op
13a de familie Hersevoort. Hij was ook een oud schipper en zat samen met mijn
vader in het bestuur van de Schippersbond NPCSB.
Op
nr 20 kwam de familie de Rie wonen. Zij hadden een zoon Frans, en een dochter.
Frans zat denk ik op de machinistenschool en ging daarna naar zee. Van één van
zijn reizen bracht hij een sjaal, de rots van Gibraltar, voor me mee. Eigenlijk
was de sjaal voor mijn vriendin bedoeld, maar die was tijdens zijn afwezigheid
verhuisd naar het verre Groningerland.
Wanneer
de vlag op de apostolische Kerk stond, dan was de Apostel op bezoek.
Ik
herinner me dat, als wij zomers de balkondeuren open hadden, we genoten van hun
zingen.
Eén
van mijn zussen herinnert zich hoe ze, met andere kinderen, in het portiek van
de kerk met poppen speelde. Ze speelden vader en moedertje en kerkje. Van de verzuiling
hadden zij geen weet, want Hervormd, Gereformeerd of Katholiek het maakte niet
uit, alle poppen werden gedoopt. Met veel plezier denkt zij terug aan de kinderen
waarmee ze op straat speelde en de spelletjes die ze deden; busje trappen(de
put in het midden van de straat was de pot), en het krijtspel ik verklaar je de
oorlog, en kaatsballen tegen de blinde muur. Er waren meisjes, wie??, die met 4
of 5 ballen konden ballen.
de stoep voor het huis van de familie van Es wordt gerboend |
Als de
VAD-bussen door onze straat van de garage in de Hertenstraat naar het
busstation reden, dan rinkelden de kopjes op de tafel.
Aan de
achterkant hadden we het uitzicht op de opslagplaats van Buttinger sanitair.,
overdag was het er altijd druk met af- en aanvoer van materiaal en ’s avonds
was het de vrijplaats van de vele katten uit de buurt.
Op een
zomeravond zat ik met mijn jongste zusje op het balkon, ze begon net een beetje
te praten en zei, wijzend naar de katten die op het platte dak liepen. “Poes!!
Ik vroeg , “Wat zegt het poesje?” En al gauw zaten we met z’n tweetjes te
miauwen totdat er beneden ons een deur werd open gegooid, gevolgd door een
emmer water. Meneer de Jong trots op zijn dahlia’s dacht: “Die verhipte katten,
ik zal ze!”
Het
straatbeeld was nog overzichtelijk, bijna geen auto’s, geen fietsen op de
stoep, alleen
‘s morgens
en ‘s middags mensen die zich door onze straat van en naar het station spoedden.
Onze fietsen
mochten we bij tante Jo in het souterrain zetten en later achter het hekje voor
ons huis en in het souterrain bij de familie Hibbel. Dat kwam op een keer wel
erg goed uit. De familie Hibbel was uit logeren en na een enorme plensbui stond
het hele souterrain blank. Gelukkig hadden wij toen hun sleutel en konden
zoveel mogelijk de ravage opruimen.
Later toen
mijn ouders in het benedenhuis woonden, heeft er nog een paar keer grondwater in
het souterrain gestaan. Na de aanleg van de nieuwe aansluiting van het
Zwartewater op de IJssel was dit ongemak verleden tijd.
Roelie |
Hiltermann
en (zondagse) groentesoep, voor mij horen die twee bij elkaar.
De bakker van ’t Spijker, de groenteman
Bolleman, de slager Bomhof, allemaal kwamen ze aan huis om hun waren te
leveren. Boodschappen deden we bij de dames Boxman en zaterdags kochten we “wat
groots voor bij de koffie” bij van der Lippe.
Toen
wij, de kinderen, de deur uit waren zijn mijn ouders verhuisd naar de
Hertenstraat. Zij kochten het huis van zuster van de Kolk, de verloskundige die
mijn moeder had bijgestaan bij geboorte van mij en van mijn broer. Ik vond mevrouw
van de Kolk een stoere vrouw in haar groene jagersjas. Ik stond een keer samen
met haar bij de dames Boxman in de winkel en zij bestelde een ons, “sterfopdestraatworst”
( cervelaatworst).
Ik
denk dat dat haar nog stoerder maakte in mijn ogen.
In
ons huis in de Venestraat, dat mijn vader na het overlijden van mevrouw van
Munster gekocht had, woonden voortaan studenten. Mijn vader was een strenge
huisbaas die toezicht hield op het naleven van de huisregels, die alleen
meisjesstudenten huisvestte en het liefst de jongens buiten de deur hield. De
tijden veranderden en mijn vader veranderde mee, gelukkig!
Als
ik nu met de trein in Zwolle aankom is mijn eerste gang altijd naar de
Venestraat en kijk ik omhoog naar het huis met die mooie grote vlaggenstok aan
de gevel.
Roelie
Potman-Hartman
Gevraagd naar wat er van haar en har zussen terecht is gekomen, schrijft Roelie terug:
"Voor ik trouwde heb ik ruim vier jaar bij apotheek Woutersen, later Hannink, naast de Sassenpoort gewerkt.
Mijn broer en mijn zussen zijn allemaal de kant van de zorg opgegaan en zijn ook uit Zwolle vertrokken. Ondanks dat ik al bijna 50 jaar in Ede woon voel ik mij nog Zwollenaar (waar ik geboren ben en later van mijn 13e- tot mijn 22e heb gewoond), en vind ik het plezierig om langs de oude vertrouwde plekjes te wandelen.
Wel leuk om te vertellen; één van mijn zussen (zij is ook degene die jouw blog ontdekte) woont in Leeuwarden en is getrouwd met een oud-catechisant van je vader. (P.Riemersma, mijn vader dus, was predikant in Leeuwarden van 1958 - 1964).
Gevraagd naar wat er van haar en har zussen terecht is gekomen, schrijft Roelie terug:
"Voor ik trouwde heb ik ruim vier jaar bij apotheek Woutersen, later Hannink, naast de Sassenpoort gewerkt.
Mijn broer en mijn zussen zijn allemaal de kant van de zorg opgegaan en zijn ook uit Zwolle vertrokken. Ondanks dat ik al bijna 50 jaar in Ede woon voel ik mij nog Zwollenaar (waar ik geboren ben en later van mijn 13e- tot mijn 22e heb gewoond), en vind ik het plezierig om langs de oude vertrouwde plekjes te wandelen.
Wel leuk om te vertellen; één van mijn zussen (zij is ook degene die jouw blog ontdekte) woont in Leeuwarden en is getrouwd met een oud-catechisant van je vader. (P.Riemersma, mijn vader dus, was predikant in Leeuwarden van 1958 - 1964).